128 MAANDAG 25 JUNI 1923. beweren, dat iemand met een inkomen van f 13.50 te Leiden gemakkelijker kan rondkomen dan te Amsterdam. Ten slotte zegt spreker, dat de heer Oostdam hem door zijn houding heeft teleurgesteld. Spreker had gehoopt, dat de heer Oostdam, die in de Steuncommissie zijn stem heeft gegeven aan het daar genomen besluit, in den Raad niet een andere houding zou aannemen. Het lijkt er op, dat de heer Oostdam iemand is, die op een gegeven oogenblik een goeden dunk van zich zelf wil geven, maar van standpunt verandert, als het er op aankomt de zaken tot werkelijkheid te brengen. De bedoeling van de Steuncommissie is geenszins geweest alleen te adviseeren aan Burgemeester en Wethouders om het oordeel van den Minister te vragen, integendeel, de com missie heeft eigener beweging in andere plaatsen een onder zoek ingesteld en in de verkregen resultaten aanleiding ge vonden haar gunstig advies aan het College te geven. De heer Oostdam wist, dat in andere plaatsen een regeling bestaat, als spreker wenscht; als hij voor die zaak iets ge voelt, dan gaat het toch niet aan om nu maar gewoonweg te zeggen: de Minister wil het niet en daarom doe ik er niet aan mede. Dat is een te gemakkelijke opvatting. Spreker hoopt echter, dat in den Raad een meerderheid zich zal verklaren voor zijn voorstellen. Wat dan door de Regeering gedaan zal worden, kan de Raad met gerustheid afwachten. De heer Wilmer is op grond van de schriftelijke en mon delinge mededeelingen van Burgemeester en Wethouders tot de overtuiging gekomen, dat de Raad door aanvaarding van de voorstellen van den heer van Stralen voor de werkloozen niet een tastbaar succes zal bereiken, doch hen alleen zal verblijden met zekeren schijn. Daarom zal spreker dan ook zijn stem niet aan die voorstellen geven. Naar aanleiding van wat de Wethouder heeft gezegd over de Steuncommissie, waarvan spreker indertijd voorstander is geweest, het verheugt spreker, dat de Wethouder in het open baar gewezen heeft op de fouten, welke de betrokken orga- nisatie's begaan hebben en dit moge voor die organisatie'» een aanleiding zijn om hare houding te herzien. Het verwondert spreker, dat de mededeeling van den Wethouder bij de voor standers van de Steuncommissie niet meer waardeering heeft ontmoet. Juist dergelijke openlijke mededeeling kan strekken om het werk der organisatie's te verbeteren en de Steun commissie te maken tot hetgeen de voorstanders ervan ver wacht hebben. Spreker waardeert het zeer, dat de waarnemende Wet houder zich met zooveel toewijding in deze zaak heeft inge werkt, dat hij getoond heeft volkomen op de hoogte te zijn. Men moge niet op hetzelfde standpunt staan, waardeering verdient het, dat hij uitsluitend in het belang van de ge meenschap, tijdens zijn tijdelijk wethoudersschap, dat dezen avond eindigt, echter, naar spreker hoopt niet voor goed, zich zoodanig in de zaak heeft ingewerkt. Ongecorrigeerd De heer Oostdam heeft zich erover verbaasd, dat den heer Sanders hier verweten wordt, buiten de orde te zijn. Er gaat schier geen Raadsvergadering voorbij, waarin niet een of ander Raadslid probeert buiten de orde te gaan en dan wil dat lid nooit erkennen buiten de orde te zijn; maar nu de heer Sanders een en ander mededeelt, dat tot recht begrip van de zaak moet worden gezegd, wordt hem zulks kwallik genomen. Hij waarschuwde, dat bij de contróle vanwege de vakvereenigingen iets niet in orde is. Nu zegt de heer Heems kerk wel, dat het niet zoo erg is, maar spreker meent, dat de Wethouder daarmede toch in het belang van de vakver eenigingen zelve heeft gehandeld. Hij heeft die waarschuwing tijdig doen hooren en daardoor aan de vakvereenigingen een prikkel gegeven om te voorkomen, dat een of andere krasse maatregel moet worden genomen. Wat betreft de teekening, door den heer van Stralen ver toond, spreker vindt dat ding wel aardig. Volgens den teeke naar heeft spreker in de Steuncommissie zijn vroolijke gezicht laten zien en in den Raad, dus in het openbaar, zijn sombere. Ware het om een gunstigen indruk naar buiten te doen geweest, dan had spreker beter gedaan omgekeerd te han delen, maar alle politieke overwegingen zijn hem vreemd; voor hem gaat het alleen om het belang van de zaak. Aan verdere praatjes heeft hij glad maling. De heer Knuttel stelt, waar van verschillende kanten tegen de vakorganisatie's wordt losgebarsten, de vraag, waaraan men het recht ontleent om van de besturen dier organisatie's te eischen, dat zij zich geheel ten dienste der Crisis-Commissie stellen. Het is alsof die menschen niets anders hebben te doen dan te rapporteeren, alsof zij zich daarin van jongs aan hebben geoefend en alsof zij daarvoor worden betaald. Aan den anderen kant kan spreker de zedelijke veront waardiging, waarvan hier blijk wordt gegeven, omdat die rapporten niet geheel kloppen met de feiten, niet deelen. Het geldt hier een kwestie van practische overweging. Meenen besturen van vakvereenigingen de belangen van hun leden te schaden, indien zij al die dingen niet precies opgeven, dan zullen zij dat, voor zoover het in hun vermogen is, wel doen; maar spreker kan niet toegeven, dat, waar den werk loozen zoo zeer het vel over de ooren wordt gehaald, op die besturen de zedelijke verplichting zou rusten, elk dingetje, dat zij weten, aan te brengen. Het is een kwestie van tactiek en hier blijkt weer hoe men, door in die commissie's zitting te nemen, zich in een dubbelzinnige positie kan brengen. De heer Sanders wijst er, naar aanleiding van hetgeen door den heer Knuttel is gezegd over het feit, dat de vakorganisatie's dienst moeten doen als tusschenpersonen, op, dat dit een van de principe's is geweest bij het in het leven roepen van de Steuncommissie. In een van de artikelen van het reglement voor de steunverleening staat dan ook omschreven wat de besturen van de vakorganisatie's moeten doen. Er is namelijk in artikel 13 het volgende bepaald: «Door het bestuur der betrokken vakvereeniging wordt ten aanzien van elk lid, dat naar zijn oordeel voor ondersteuning in aanmerking kan komen, bij de Commissie een rapport ingediend, houdende alle gegevens, welke voor de beoordeeling of en in welke mate ondersteuning noodzakelijk is, worden vereischt. De rapporten worden door genoemd bestuur voor accoord geteekend. Veranderingen in de omstandigheden van den gesteunde moeten voorzoover deze van invloed kunnen zijn op de vast stelling van het steunbedrag door het bestuur der betrokken vakvereeniging aan de Commissie worden medegedeeld." Hieruit blijkt, dat de opvatting van den heer Knuttel niet juist is. In antwoord aan den heer Heemskerk herhaalt spreker zijn mededeeling van zooeven, dat de afwijking, ten aanzien van den aftrek van gezinsinkomsten te Haarlem bestaande, aan de aandacht der Regeering is ontsnapt, zoodat, naar spreker veronderstelt, de Regeering daarin wel zal ingrijpen. De heer van Stralen had verwacht, dat Burgemeester en Wethouders het request van den Bestuurdersbond aan den Minister gestuurd zouden hebben met het verzoek om daarop gunstig te beslissen. Spreker kan zich moeilijk voorstellen, dat alsdan het oordeel van den Minister anders zou geweest zijn dan het nu geweest is. De heer van Stralen wil nog even terugkomen op de uitlating van den heer Wilmer, dat aanvaarding van het door spreker voorgestelde slechts bij de werkloozen illusie's zou opwekken. Spreker kan zich indenken, dat de heer Wilmer dit bezwaar zou kunnen laten gelden ten opzichte van het eerste voorstel, maar het geldt niet voor het voorstel betreffende de vermindering van den aftrek der gezins inkomsten van 2/s tot de helft, en het voorstel betreffende handhaving van de uitkeering aan de dubbel uitgetrokkenen op 13,50. Daartegen blijkt de Minister geen overwegend bezwaar te hebben en er bestaat dus vrij groote kans, dat deze twee zaken werkelijkheid worden, als de Raad daartoe besluit. De Voorzitter wil er nog op wijzen.dat, wanneer de voor stellen van den heer van Stralen sub a en b worden aangenomen, het gevolg zal zijn dat ingetrokken zal worden de Rijksbijdrage in de kosten van ondersteuning aan uitgetrokken sigaren makers, enz. Wil men dat niet, dan zal in ieder geval aan de sigarenmakers, enz., een uitkeering gegeven moeten worden van 12.terwijl de anderen f 13.50 zouden krijgen, zoodat men dan een zeer ongelijke rechtsbedeeling zou krijgen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van den heer van Stralen wordt gesplitst in stemming gebracht. Het eerste gedeelte, strekkende om te bepalen, dat de aftrek van gezinsinkomsten der ondersteunde werkloozen, thans be paald op f, wordt gebracht op i, wordt met 14 tegen 13 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren van Eek, Bisschop, Heemskerk, Kooistra, Dubbeldeman, mevrouw DubbeldemanTrago, de heer Jan de Lange, mevrouw van ltallievan Embden, de heeren Sijtsma, van Stralen, Kuivenhoven, Schoneveld, Groene- veld en Knuttel. Tegen stemmen: de heeren Oostdam, Eerdmans, Wilbrink, Meijnen, Pera, Mulder, Sanders, Huurman, Wilmer, Splinter, van Hamel, Stijnman en de Voorzitter. (De heer Huurman was inmiddels ter vergadering gekomen.) Het tweede gedeelte van het voorstel, strekkende om de ondersteuning van dubbel uitgetrokken werkloozen en daarmede

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 20