122 MAANDAG 25 JUNI 1923. er verschil worden gemaakt tusschen kinderen, die klompen dragen en met droge voeten op school komen, en kinderen, die met slechte schoenen op school komen Dat lijkt spreker onmogelijk en hij adviseert daarom den Raad het praeadvies van Burgemeester en Wethouders aan te nemen. Bij eventueele inwilliging van het verzoek worden de kosten globaal geraamd op 3200.per jaar. Spreker kan dat niet controleeren, maar wel weet hij, dat, als men 75 cent per paar voor pantoffels wil besteden men krijgt ze dan met vilten zolen of tapijtpantoffels men wel om de paar weken nieuwe kan aanschaffen. Beneden den prijs van ƒ2.of/2.25 krijgt men geen goede pantoffels. Neemt men een beter soort, dan krijgt men ook dit voordeel, dat pantoffels, waar het eene kind uitgroeit, weer voor een ander dienst kan doen. Dat moge niet hygiënisch genoemd worden, spreker is niet bang, dat door een dergelijken maatregel, welke ook in gestichten wordt toegepast, de kinderen ernstige kwalen zullen opdoen. Als men het doet, moet men het goed doen en, waar het voor den prijs van 75 cent per paar niet goed te doen is, is het beter andere wegen in te slaan om te zorgen, dat de kinderen met droge voeten op school zitten. De Voorzitter zegt de eerste opmerking, welke mevrouw Dubbeldeman heeft gemaakt, namelijk dat wat in andere plaatsen wel kan in Leiden »weer niet kan", niet goed te begrijpen, want het is hem niet bekend, dat in de meeste andere plaatsen schoolpantoffels worden verstrekt, integendeel, uit een door hem ingesteld onderzoek is gebleken, dat in slechts zeer weinige plaatsen die maatregel wordt toegepast. Dit ver wijt gaat dus niet op. Verder begrijpt spreker niet hoe de heer Knuttel kan zeggen, dat hij het Burgemeester en Wethouders kwalijk neemt, dat de adviezen van de schoolhoofden zijn afgedrukt. Die adviezen zijn niet afgedrukt; zij hebben alleen voor de Raadsleden ter visie gelegen. Niemand kan het toch 't College euvel duiden, dat het over een onderwerp als dit advies inwint bij de schoolhoofden, die de zaak toch het best kunnen beoordeelen. Wat het betoog van den heer Sijtsma betreft merkt spreker op, dat deze zaak niet kan ondergebracht worden bij de school- kinderkleeding, want dan zou men in strijd komen met het desbetreffend Koninklijk besluit, waarin bepaald wordt dat alleen schoolkindervoeding en -kleeding mag verstrekt worden aan kinderen, die uit hoofde van gebrek daaraan de school niet of niet getrouw bezoeken of van wie dat te verwachten is. Nu kan men toch onmogelijk zeggen, dat zonder die pan toffels het schoolbezoek niet of minder geregeld plaats zal hebben. De kinderen, die op klompen loopen, komen even trouw ter school als die, welke schoenen dragen. Dus dien weg moeten wij zeker niet op, wij zouden daardoor in strijd komen met de wettelijke bepalingen. Spreker is het verder eens met degenen, die opgemerkt hebben, dat de verzorging van de kinderen in de eerste plaats de taak van de ouders is. De ouders zullen moeten zorgen, dat de kinderen behoorlijk schoeisel aan hebben en die taak moet niet worden overgenomen door de gemeenschap, en spreker kan dan ook allerminst onderschrijven hetgeen mevrouw Dubbeldeman op dit stuk heeft gezegd. Naar spreker meent zou men het verstrekken van pantoffels alleen kunnen ver dedigen op medische gronden, en oorspronkelijk heeft hij daarvoor ook wel iets gevoeld. Hij was oorspronkelijk van oordeel, dat, wanneer op school een orde-maatregel geldt, die nadeelig voor de gezondheid kan zijn, de gemeente verplicht is daaraan tegemoet te komen. Maar hij heeft dit standpunt laten varen nu uit het advies der schoolartsen gebleken is, dat het op kousen zitten in de klas geen schadelijke gevolgen heeft. Mevrouw Dubbeldeman verklaart nu wel het daarmede niet eens te zijn, maar zij zal spreker niet kwalijk nemen, dat hij wat dit betreft meer gewicht hecht aan de opinie van de schoolartsen dan aan de opinie van mevrouw Dubbeldeman, die toch op dit gebied een leek is. De vele practische bezwaren tegen de verstrekking van schoolpantoffels aangevoerd, worden door mevrouw Dubbelde man veel te licht geteld. Zij zegt bijvoorbeeldals er kinderen komen, die geen goede schoenen hebben, dan moeten zij ook maar schoolpantoffels hebben. Spreker vraagt echter: wie maakt dat uit? Er moet toch iemand zijn, die uitmaakt, of die schoenen al dan niet goed zijn. Men kan gemakkelijk zien, of een kind op klompen op school komt, maar niet zoo gemak kelijk is het om uit te maken of het schoeisel behoorlijk in orde is. Men zegt, dat dat gemakkelijk genoeg te zien is, maar dat is toch niet juist, wie moet uitmaken of de kinderen kapotte of niet kapotte schoenen aan hebben? Het bezwaar van het opbergen enz. is wel niet heel zwaar wichtig, maar het behoort toch wel tot de practische bezwaren, welke gewicht in de schaal leggen. Ten slotte heeft spreker nog een reden gehad om dezen weg niet op te gaan. In een van de adviezen der schoolhoofden wordt namelijk medegedeeld, dat men een proef wil nemen met het toelaten van de kinderen met klompen aan in de klasse. Dat lijkt spreker een betere maatregel te zijn, want daardoor zou het bezwaar geheel zijn weggenomen. Spreker meent dus den Raad te moeten adviseeren, het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te nemen. Mevrouw DubbeldemanTrago zegt, dat zoowel de Voor zitter als de heer Wilbrink haar ten onrechte 5 Juni de be wering in de schoenen hebben geschoven, dat de gemeenschap beter in staat is de kinderen te verzorgen dan de ouders. Ook naar haar meening kunnen de ouders dat het beste doen, mits zij er geldelijk toe in staat zijn; maar zij heeft voor die ouders, welke over onvoldoende geldmiddelen beschikken, de zorg van de gemeenschap gevraagd. De Voorzitter: Wie maakt uit of de ouders daartoe in staat zijn? Mevrouw DubbeldemanTrago antwoordt, dat iemand met gezonde hersenen en een paar oogen in zijn hoofd dat wel kan uitmaken. De Voorzitter heeft aangevoerd, dat er voor de ouders wel andere wegen zijn om zoo noodig schoenen voor hun kinderen te krijgen. Spreekster hoopt, dat de Voorzitter die wegen dan ook zal aangeven, want hij is de eenige, die ze blijkbaar kent. De Voorzitter hecht geen waarde aan de meening van spreekster, omdat zij een leek is, wel aan die van den school arts, maar spreekster vraagt of. de Directeur van den gemeen telijken geneeskundigen dienst in het oog van den Voorzitter dan ook leek is. Aan den heer Sijtsma antwoordt spreekster, dat het programma van diens partij eischt schoolkindervoeding en -kleeding. De Voorzitter zegt, dat, wanneer het de bedoeling van mevrouw Dubbeldeman is de schoolpantoffels alleen te geven aan de kinderen, wier ouders het niet kunnen betalen, zij haar doel op deze wijze niet zal bereiken. Dan zou deze zaak moeten worden behandeld zooals de schoolkindervoeding en -kleeding, waarvoor een commissie bestaat, die dat onder zoekt; in ieder geval kan men niet aan de schoolhoofden overlaten te beslissen of de ouders al dan niet in staat zijn die kosten zeiven te dragen. Er zou voor het stellen van. den algemeenen regel, dat de kinderen, die op klompen op school komen, pantoffels krijgen, iets te zeggen zijn, indien het loopen op kousen hygiënisch slecht was, maar dan nog zijn er philanthropische vereenigingen genoeg, tot welke de ouders, die in behoeftige omstandigheden verkeeren, zich kunnen wenden. En wat betreft het advies van den Directeur van den Geneeskundigen Dienst, hoezeer spreker diens advies op prijs stelt, moet hij toch in deze meer waarde hechten aan het advies der schoolartsen, die geregeld de scholen bezoeken, en dus op dit gebied bij uitstek deskundig zijn. De beraadslaging wordt gesloten. Het praeadvies van Burgemeester en Wethouders wordt in stemming gebracht en met 19 tegen 7 stemmen aangenomen. Vóór stemmende heeren Bisschop, Heemskerk, Oostdam, Jan de Lange, Eerdmans, Wilbrink, Meijnen, Pera, Mulder, Sanders, mevrouw van Rallievan Ernbden, de heeren Sijtsma, Kuivenhoven, Schoneveld, Wilmer, Splinter, van Hamel, Stijn- man en de Voorzitter. Tegen stemmende heeren van Eek, Kooistra, Dubbeldeman, mevrouw DubbeldemanTrago, de heeren van Stralen, Groene- veld en Knuttel. XXXII. Praeadvies op het verzoek van den Leidschen Bestuur- dersbond, in zake het verleenen van ondersteuning aan onge huwde bij ouders inwonende werkloozen, de vermindering van den aftrek voor gezinsinkomsten en de ondersteuning van dubbel uitgetrokken werkloozen en daaronder gelijk te stellen groepen. (Zie Ing. St. No. 169.) De Voorzitter. Hierbij komt tevens in behandeling het voorstel van den heer van Stralen, luidende: »Ondergeteekende stelt den Raad voor te bepalen: a. dat de aftrek van gezinsinkomsten der ondersteunde werkloozen, thans bepaald op wordt gebracht op b. de ondersteuning van dubbel uitgetrokken werkloozen en daarmede gelijk te stellen groepen niet te verminderen, maar te handhaven op 13.50 plus f 1.50 per kind. en stelt verder voor het volgende besluit te nemen »De Raad, kennis genomen hebbende van het antwoord van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 14