120
MAANDAG 25 JUNI 1923.
De commissie gaat dan ook onderwijl voort met het inzamelen
van geld voor dit doel en dank zij de aanhankelijkheid van
de burgerij aan het Oranjehuis zal het resultaat van die
inzameling wel zoodanig zijn, dat de door de gemeente te
verleenen bijdrage niet volledig noodig zal zijn.
De heer Elkerbout wil doen opmerken, dat het bedrag
van 2000.niet te hoog is, nu er feitelijk twee feesten te
vieren zijn: vooreerst de vijfjarige herdenking van den mis
lukten aanval van den heer Troelstra op de Regeering, en
verder het 25-jarig jubileum van de Koningin.
Spreker moet er zich van harte voor verklaren, dat men
de van God gestelde macht eerbiedigt en die mede huldigt
door dankbaarheid tegenover haar voorgeslacht, door deze
feestviering te doen slagen.
De Voorzitter zal niet veel in het midden brengen, omdat
wij hier te doen hebben met een principieel verschil, zoodat
er toch geen sprake is van het elkander overtuigen.
Het is natuurlijk te begrijpen; dat de heeren sociaal
democraten en communisten tegen deze feestviering zijn en
daarvoor ook geen geld willen toestaan.
Spreker wil nog een enkel woord zeggen ter ondersteuning
van het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Burgemeester en Wethouders staan op het standpunt van
den heer Meijnen namelijk, dat het Nederlandsche volk zeer
veel te danken heeft aan het Huis van Oranje en ook aan
onze tegenwoordige Koningin. Met recht kan men spreken
van een gezegende regeering van onze Koningin gedurende
25 jaren. Om die reden is er voor de burgerij, naar het
oordeel van het College, alle reden om op dien herdenkingsdag
haar dank aan en haar aanhankelijkheid jegens onze Koningin
te toonen door feest te vieren. Ook in andere landen worden
dergelijke jubilea van het gezag, in welken vorm dan ook,
herdacht en gevierd. Dat dat feest zou worden gevierd op
de wijze als de heer van Eek zich voorstelt, namelijk zoo,
dat het de meeste menschen niet zou kunnen schelen wat
er te doen is spreker hoorde zelfs een der leden het
woord »lol" noemen moet spreker met kracht en klem
bestrijden. Bij dergelijke feesten zijn er natuurlijk altijd
menschen, die er zoo tegenover staan, maar spreker meent
te mogen zeggen, dat zonder twijfel in breede kringen van
ons volk de behoefte bestaat om door deze feestviering zijn
aanhankelijkheid tegenover het Huis van Oranje te toonen
en ook de liefde en dankbaarheid jegens onze Koningin.
Spreker gelooft in de verste verte niet, dat de meerderheid
der bevolking tegenover de feesten op 31 Augustus staat op
de wijze, zooals de heer van Eek die van zijn standpunt
schetste.
Wat nu betreft het particulier initiatief in deze, spreker
meent te mogen zeggen, dat dat zich voldoende heeft getoond,
want er is een tamelijk hoog bedrag namelijk van ƒ4000.—
bijeengebracht. Het doet spreker genoegen, dat het feest te
Leiden, in vergelijking met hetgeen in andere plaatsen daar
voor wordt besteed, betrekkelijk weinig geld zal kosten. Van
de gemeente wordt slechts gevraagd voor 2000.deel te
netnen in het waarborgfonds, zoodat er kans bestaat dat er
van dat geld nog iets terugkomt. Bij de houding, welke men
aanneemt tegenover onze Koningin en het Huis van Oranje
in het algemeen, gaat het over een principieel verschil, voort
spruitende uit onze uiteenloopende opvattingen omtrent den
meest gewenschten regeeringsvorm. Wij kunnen daarover
lang en breed spreken, maar wij komen toch niet tot elkander.
Daarom komt het spreker wenschelijk voor over dit voorstel
niet langer te debatteeren, maar nu dadelijk tot stemming over
te gaan.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het praeadvies van Burgemeester en Wethouders wordtin
stemming gebracht en met 21 tegen 7 stemmen aangenomen.
Vóór stemmende heeren Bisschop, Heemskerk, Oostdam,
Jan de Lange, Eerdmans, W7ilbrink, Meijnen, Pera, Mulder,
Sanders, Mevr. van Itallievan Embden, de heeren Sijtsma,
Huurman, Kuivenhoven, Schoneveld, Wilmer, Splinter, de
Lange, van Hamel, Eikerbout en de Voorzitter.
Tegen stemmen: de heeren van Eek, Kooistra, Dubbeldeman,
Mevr. DubbeldemanTrago, de heeren van Stralen, Groene-
veld en Knuttel.
De Voorzitter schorst hierop de vergadering tot des avonds
te 8 uur.
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering
des avonds te 8 uur.
Thans zijn afwezig: de Burgemeester, de heeren Bots, de
Lange, Piekaar en Eikerbout.
Aan de orde is:
XXIX. Voorstel:
a. tot wijziging van het raadsbesluit van 26 Maart j.l.,
houdende vaststelling van het Reglement voor de Gemeente
lijke Bank van Leening te Leiden;
b. tot opnieuw vaststelling van de gewijzigde verordening.
(Zie Ing. St. No. 181.)
a. De beraadslaging wordt geopend.
De heer Wilmer wil een opmerking maken, welke zoowel
dit agenda-nummer als het volgende betreft.
Volgens den wensch van Gedeputeerde Stater, zal in het
vervolg de Bank van Leening rente moeten betalen over het
kapitaal, dat zij van de gemeente heeft. Het is duidelijk, dat
die rente betaald zal moeten worden over de 36000.
waarmede het Bankkapitaal zal worden uitgebreid, maar het
is verre van zeker en duidelijk, dat het ook zal moeten ge
schieden over de f 64000.welke de Bank vroeger, zooals
Burgemeester en Wethouders meenen, van de gemeente als
kapitaal heeft gehad. Burgemeester en Wethouders zeggen,
dat het niet zeker is, waar vandaan dit kapitaal afkomstig is,
maar als men de geschiedenis van de Bank nagaat, dan blijkt
dat dit kapitaal niet is geleend geld van de gemeente, maar
eigendom van de Bank; het is het overschot van in veel
vroegere jaren gemaakte winst.
Men zal vragen, wat het eigenlijk ter zake doet; of de Bank
over die 64000.rente betaalt of niet, het komt ten slotte
toch in éénzelfde kas. Er zit meer in de quaestie, dan opper
vlakkig lijkt. Wanneer de Bank van die ƒ64000.rente moet
betalen, dan wordt het tekort van de Bank grooter, en dien
tengevolge zal de aandrang om de Bank af te schaffen sterker
worden, of men zal aandringen op verhooging van rente en
administratieloon voor de beleeningen.
Spreker zou dus den Wethouder willen vragen, of in deze
vergadering niet eenvoudig besloten zou kunnen worden, dat
de Bank rente betaalt alleen over het werkelijk door de
gemeente aan haar verstrekt kapitaal.
Het staat vast, dat daaronder behoort dat bedrag van
ƒ36000.en nu kunnen Burgemeester en Wethouders nagaan
of en, zoo ja, in hoeverre ook een deel van die f 64000.er
onder moet worden gerekend. Wellicht ware te bepalen, zonder
dat een bedrag werd genoemd, dat rente moet worden betaald
over het kapitaal, dat door de gemeente aan de Bank wordt
verstrekt. Ongecorrigeerd
De heer Sanders zegt, dat de vraag van den heer Wilmer
minder eenvoudig lijkt dan zij is, omdat in de verordening
reeds vastgelegd is, dat het kapitaal der Bank bestaat uit de
aan de gemeente Leiden toebehoorende fondsen ten bedrage
van f 64000.welke thans bij de Bank in omloop zijn. Nu
eischt men volgens de nieuwe begrootings- en rekenings
voorschriften, dat over de door de gemeente verstrekte gelden
aan de verschillende bedrijven rente in rekening zal worden
gebracht. Een dergelijke wijziging kan niet worden aangebracht
zonder dat Gedeputeerde Staten daarover instantelijk zijn
ingelicht. Deze verordening zal op 1 Juli in werking moeten
treden met het oog op het verstrekken van voorschotten op
pensioenen en schuldbekentenissen en, waar de heer Wilmer
deze kwestie zelf een dubieuse kwestie heeft genoemd, geeft
spreker den heer Wilmer in overweging haar nog even te
laten rusten en haar aanhangig te maken, zoodra deze ver
ordening door Gedeputeerde Staten zal zijn goedgekeurd.
De heer Wilmer dankt den Wethouder voor diens ant
woord. Hij geeft toe, dat het gewenscht is, dat deze ver
ordening op 1 Juli in werking zal kunnen treden, en het
eenige doel, waarmede hij deze kwestie heeft aangeróerd, is
om zich de handen vrij te maken, teneinde zoo spoedig mo
gelijk er weer op te kunnen terugkomen. Spreker zal den
volgenden keer een verzoek of een voorstel indienen om een
beslissing te nemen in dien zin, dat van die 64060.geen
rente aan de gemeente verschuldigd zal zijn. Ongecorrigeerd
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke
stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en
Wethouders sub a besloten.
b. Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen 1 tot en met 40 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen,
waarna de geheele verordening eveneens zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming opnieuw wordt vastgesteld.