118 MAANDAG 25 JUNI 1923. bevorderlijk is aan de zedelijkheid. Deze steeg is nu eigenlijk onbegaanbaar door de aanwezigheid van die twee meubelen. Als men een urinoir aanbrengt tusschen de boomenrij op den Apothekersdijk, vlak aan den waterkant, dan zal het minder schade aan de omgeving berokkenen dan in die smalle steeg. Men moge zeggen, dat de steeg goed onderhouden wordt, spreker meent, dat het om te walgen is dezen weg te passeeren. De heer van Eck geeft toe, dat, waar men ook de urinoirs aanbrengt, er klachten zullen komen, maar in dit geval worden de huizen in die steeg onbewoonbaar door de aan wezigheid van die inrichtingen en daartoe mag een gemeente bestuur niet medewerken. Het is hier de ongeschiktste plaats om die urinoirs te plaatsen. De beraadslaging wordt gesloten. Met 22 tegen 6 stemmen wordt het praeadvies van Burge meester en Wethouders, strekkende om het verzoek van P. C. Susan c.s. tot afsluiting van de Kennewegsteeg niet in te willigen, verworpen. Tegen stemmende heeren van Eck, Bisschop, Heemskerk, Kooistra, Oostdam, Dubbeldeman, mevrouw Dubbeldeman Trago, de heeren Jan de Lange, Eerdmans, Wilbrink, Meijnen, mevrouw van Itallie—van Embden, de heeren Sijtsma, van Stralen, Huurman, Kuivenhoven, Schoneveld, Wilmer, de Lange, Groeneveld, Eikerbout en Knuttel. Vóór stemmende heeren Pera, Mulder, Sanders, Splinter, van Hamel en de Voorzitter. De Voorzitter deelt mede, dat ingevolge deze beslissing Burgemeester en Wethouders in een volgende vergadering een voorstel, om de Kennewegsteeg aan den openbaren dienst te onttrekken, aan de orde zullen stellen. XXVJ. Voorstel: a. tot het aangaan van een huurovereenkomst met de provincie Zuid-Holland, betreffende het terrein gelegen nabij de Wilhelminabrug aan den Hoogen Rijndijk; b. tot aanvaarding in onderhuur van de voorste helft van het sub a bedoeld terrein; c. tot beschikbaarstelling van gelden in verband met het in orde maken van dat terrein als algemeen speelveld. (Zie Ing. St. No. 197.) De beraadslaging wordt geopend. Mevrouw van Itallievan Embden wil gaarne haar groote genoegdoening en vreugde te kennen geven over het feit, dat men er toe overgegaan is aan de Leidsche jeugd een kinderspeelterrein te geven, en zij spreekt de hoop uit, dat het niet het laatste zal zijn, ook ter eere van de gemeente Leiden. Het Gemeentebestuur is ineens zeer royaal en laat er iedereen op toe voor het ongereglementeerde spel en zonder eenig toezicht. Nu is spreker optimistisch genoeg om te denken, dat dat goed zal gaan, maar, waar Burgemeester en Wethouders zeggen, dat zij omtrent de verdere inrichting van het terrein en wat daarmede verband houdt zoo noodig later een nader voorstel zullen doen, zou spreekster, alvorens dat nadere voorstel komt, eenige wenken willen geven zij zal daarvoor deze vergadering niet ophouden om te beletten, dat het ongelimiteerde, het vrije, dat er thans in gelegen is, tot het chaotische zal overslaan, en om de jeugd eenigermate vast te houden. De heer Eerdmans wijst er in navolging van Mevrouw van Itallie op, dat dit speelterrein een vrij terrein zal zijn. Nu heeft het zijn aandacht getrokken, dat in het huurcontract, dat tusschen Gedeputeerde Staten en de gemeente zal worden aangegaan, bepaald is, dat alle mogelijke schade, welke door gebruikers van het terrein aan derden zal worden toegebracht, door de gemeente moet worden hersteld. Indien dit terrein zonder toezicht blijft en de jeugd niet binnen de perken wordt gehouden, is het niet onmogelijk, dat aan den achterkant van de huizen aan den Rijndijk schade wordt toegebracht als bijvoorbeeld de kinderen over die schuttingen klimmen of er ballen overheen gooien en daaruit voor de gemeente kosten voortvloeien, te meer omdat bedoeld artikel streng is gefor muleerd. De heer Mulder noemt het eigenaardig, dat Mevrouw van Itallie begint met het Dagelijksch Bestuur een pluimpje te geven, maar dat zij aan den anderen kant de eerste is, die zegt, dat het niet goed gaat, omdat er geen toezicht is. Mevrouw van Itallie—van Embden. Zoo heb ik het niet gezegd. De heer Mulder herinnerter aan, dat toen indertijd de heer de Lange aan Mevrouw van Itallie vroeg of het haar bedoeling was zulk een speelterrein te hebben zonder toezicht, zij volmondig antwoorddeja, dat is mijn bedoeling. Spreker geeft toe, dat eenig toezicht meer gewenscht is, omdat de gemeente dan ontkomt aan eventueele schade, maar hij be grijpt niet, dat, als men voor de jonge menschen die oefe ningen wenscht, niet eenige menschen zich er voorspannen, een vereeniging vormen en dan die zaak ter hand nemen, aldus redeneerendede gemeente stelt zoo'n groot speelveld ter beschikking, laten wij de gemeente en ook de jongelui helpen, en daar eenige gereglementeerde spelen invoeren. Spreker zou dat van harte toejuichen, maar laat het weder niet aan de gemeente geld kosten. De gemeente maakt nu toch al voor dit doel groote onkosten. Mevrouw van Itallievan Embden herinnert eraan, dat zij indertijd op de vraag, of zij het aandurfde dat er op het speelveld geen toezicht zou zijn, bevestigend geantwoord heeft. Vooreerst, omdat het veld reeds door de jeugd in beslag genomen was, zonder dat er groote baldadigheden gebeurden of ongelukken waren voorgekomen. En verder heeft spreekster zich er bij nedergelegd, dat er geen toezicht zou zijn, omdat men het anders te duur gevonden zou hebben en er van de zaak niets gekomen zou zijn. Spreekster heeft indertijd geen toezicht gevraagd en vraagt dat ook nu nog niet. Wat betreft het denkbeeld van den Wethouder, dat zich vrijwillig spelleiders voor dit terrein aanbieden, spreekster is reeds in overleg met enkele vereenigingen getreden om op die manier iets te bereiken, lntusschen zal de gemeente moeten helpen met het zetten van waarschuwingsborden, enz. enz. De Voorzitter zou dit punt gaarne elimineeren; dat is nu niet aan de orde. Wat betreft de door den heer Eerdmans genoemde bepaling merkt spreker op, dat dit een bepaling is tusschen de provincie en de gemeente, daaraan kunnen derden geen rechten ontleenen. Het is dus alleen de vraag, of de provincie die bepaling ligoureus zal toepassen of niet, ten opzichte waarvan spreker echter geen vrees koestert. De heer Eerdmans wijst op artikel 4,waarin staat, dat, wanneer door gebruikers van dit veld schade wordt toegebracht aan derden, de gemeente dat onmiddellijk zal betalen. De Voorzitter zegt, dat, als de gemeente het niet doet, alleen de provincie haar daartoe zou kunnen dwingen, want die bepaling staat in het contract tusschen de provincie en de gemeente. De heer Eerdmans. Dus dan zou die derde naar de provincie kunnen gaan De Voorzitter. Ja. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXVII. Praeadvies op het verzoek van A. G. Boonekamp, om toekenning van een subsidie in de kosten van exploitatie van een autobusdienst Zoetermeer-Stompwijk-Leiden. (Zie Ing. St. No. 191.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. XXVIII. Praeadvies op het verzoek van het Comité tot herdenking van het Regeeringsjubileum van H. M. de Koningin, om van gemeentewege deel te nemen in een garantiefonds, ten behoeve van de feestviering op 31 Augustus a.s. (Zie Ing. St. No. 180.) De beraadslaging wordt geopend. De heer van Eck moet, al is het bedrag, dat Burgemeester en Wethouders voor deze feestviering beschikbaar willen stellen, niet groot, zich toch namens zijn fractie tegen inwil liging van dit verzoek verklaren. Hij zal dat niet doen op bezuinigingsgronden en evenmin op grond van het feit, dat de wijze van feestviering bij dergelijke gelegenheden tamelijk inhoudsloos is en dat de meeste menschen aan een dergelijk feest deelnemen om eens feest te vieren en om een verzetje te hebben, terwijl het hen eigenlijk niet kan schelen waarom het feest gevierd wordt. In dat opzicht bestaat er een zeer groot verschil tusschen de Oranjefeesten en bijvoorbeeld de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 10