GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. glVKKEH. N°. 167. Leiden, 31 Mei 1923. Zooals wij Uwe Vergadering in ons overzicht van hetgeen in Leiden van gemeentewege op het gebied van verruiming van werkgelegenheid reeds is gedaan en nog wordt gedaan, mededeelden (Ingek. Stukken no. 130 van dit jaar), was weldra een voorstel van ons College te ver wachten, strekkende tot rioleering en ophooging van een terrein benoorden den Maresingel. De daarvoor noodige plannen zijn thans gereed. Het bedoelde terrein beslaat de perceelen Sectie N nis 134 en 136, groot 2 H.A., beide eigendom der gemeente, en grenst, wat het noordelijk deel betreft, ten westen aan de bebou wing van „Ons Belang" en „de Goede Woning", waarvan de grondslag in 1920, eveneens in het belang van werkver schaffing, werd opgehoogd en gerioleerd. De toegang tot het terrein wordt gevormd door het mede aan de gemeente toebehoorende perceel Sectie K no. 2775, waarover de toekomstige 15 M. breede straat zal worden geleid. Aanleg over de volle breedte is voorloopig nog niet mogelijk, omdat daarvoor zoowel aan de Noord als aan de Zuidzijde van het perceel Sectie K no. 2777 eenige huizen in den weg staan. De eigenaar dier perceelen is inmiddels bereid de hem toebehoorende sloothelft met aan grenzende bermstrook op blad C in bruin aangeduid, zonder kosten zijnerzijds aan de gemeente af te staan, onder voor waarde, dat de gemeente voor een behoorlijke afscheiding zorg draagt. Aldus kan de toegang tot het achterliggende terrein reeds over een breedte van ±12 M. worden aan gelegd. Verder zal het werk gepaard gaan met het dempen van twee polderslooten en van een boezemsloot, waarvoor de vergunning van den Grooten en Kleinen Stadspolder, resp. van het Hoogheemraadschap van Rijnland zal worden gevraagd. De kosten van deze demping, rioleering, ophooging en bijbehoorende werken worden globaal geraamd op 95000.Het is de bedoeling het werk volgens openbare aanbesteding te doen uitvoeren, met de gebruikelijke bepa ling, dat de werklieden voor 80 zullen worden aangewe zen en ter beschikking gesteld door of namens de Arbeidsbeurs. Wij geven U alsnu in overweging te besluiten: a. een bedrag van 95000.te onzer beschikking te stellen voor de uitvoering van bovenomschreven werkzaam heden, door vaststelling van den hierbij overgelegden sup- pletoiren begrootingsstaat dienst 1923; b. in eigendom en onderhoud zonder betaling van koop som, bij de gemeente over tè nemen, de op blad C in bruin aangeduide sloothelft en bermstrook, deel uitmakende van het perceel Sectie K no. 2777, ter grootte van 100 M2. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N*. 168. Leiden, 11 Juni 1923. Onder overlegging van de stukken der sollicitanten naar de vaceerende betrekking van Gemeente-Ontvanger, hebben wij de eer U mede te deelen, dat ingevolge art. 106 der Gemeentewet door ons de navolgende aanbeveling is opge maakt 1°. J. A. A. VAN DE GARDE, ontvanger der gemeente Lochem; 2°. H. FILIPPO W.Fzn, ontvanger der gemeente Harlingen. Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging tot de benoeming van een Gemeente-Ontvanger over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden N°. 169. Leiden, 15 Juni 1923. Omtrent nevensgaand adres van den Leidschen Bestuurders- bond in zake wijziging van de steunregeling door de Com missie voor Steunverleening alhier in dien zin, dat: a. voortaan ook aan ongehuwde bij ouders inwonende werkloozen ondersteuning kan worden verstrekt; b. worde bepaald, dat van de inkomsten van leden van het gezin een nader te bepalen bedrag in het geheel niet en het andere deel voor in mindering der ondersteuning wordt gebracht e. de ondersteuning aan dubbel uitgetrokken werkloozen en daarmede gelijk te stellen groepen per week blijft bepaald op 13.50 voor gehuwden, plus 1.50 per kind, is door ons College het gevoelen ingewonnen van de Com missie voor Steunverleening, terwijl tevens inlichtingen zijn gevraagd aan den Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw. De Commissie voor Steunverleening adviseert, blijkens haar ter inzage liggend schrijven, in meerderheid afwijzend te beschikken op punt a, niet in te gaan op het sub b ge vraagde, doch billijkheidshalve den aftrek wegens gezins inkomsten van terug te brengen op en eveneens uit een oogpunt van billijkheid den maximum-steun aan dubbel- uitgetrokkenen per week te bepalen op 13.50 voor gehuwden, benevens ƒ1.50 per kind, in plaats van resp. ƒ12.en 1.35, zooals thans het geval is. De Minister, wien wij een afschrift van het verzoek van den Leidschen Bestuurdersbond deden toekomen, staat, zoo als men in zijne mede ter visie liggende missive lezen kan, geheel afwijzend tegenover het in het adres gevraagde. Steunverleening aan bij ouders inwonende ongehuwden acht hij in strijd èn met eene goede armenzorg èn met eene goede steunverleening. Raadsbesluiten tot een dergelijke steunverleening werden dan ook reeds eerder door hem ter schorsing voorgedragen en bij niet-intrekking door de Kroon vernietigd. Tot wijziging van de bepaling betreffende den aftrek van gezinsinkomsten, als door adressant gewenscht, kan de Mi nister al evenmin besluiten, terwijl hij ook geen voldoende vrijheid kan vinden het tarief voor de werkloozen, niet behoorende tot de groep uitgetrokkenen, te verhoogen. Ons praeadvies over het gevraagde drietal wijzigingen in de steunregeling, welke door de Commissie voor Steunver leening wordt toegepast, kan, in verband met het boven staande, betrekkelijk kort zijn. Vooraf echter een opmerking van meer algemeenen aard. De indiening van het adres van den Leidschen Bestuur dersbond heeft ons namelijk eenigszins verbaasd. Toen toch in Uwe Vergadering van 6 November 1922 werd aange drongen op de instelling van eene gemeentelijke steun- commissie, werd door Uw medelid, den heer van Stralen, tevens secretaris van den requesteerenden bond, met nadruk ver klaard, dat de vakcentrales ondersteuning door eene speciale commissie, in plaats van door het Burgerlijk Armbestuur, alleen wenschten, om eenige medezeggenschap te hebben, opdat de ondersteuning plaats had met in achtneming van de gestelde normen. Tegen de toepassing van de gestelde regelen gingen in hoofdzaak de bezwaren der organisaties, gelijk meniezen kan in de redevoeringen van den heer van Stralen, voor komende op blz. 460, 2e kolom en 450, 2e kolom, 3e alinea der Handelingen van 1922. Welnu, overeenkomstig den wensch der organisaties heeft thans de steunverleening plaats door eene speciale commissie, waarin ook de vakcentrales zeggenschap hebben, terwijl door de commissie steun wordt verleend met inachtneming van de normen, door den Minister vastgesteld. Aan het verlangen der organisaties wordt dus ten volle voldaan en het is ons daarom niet recht duidelijk, waarom de Leidsche Bestuur dersbond, in plaats van zijn tevredenheid te betuigen met den bestaanden toestand, Uwe Vergadering wederom lastig valt met een adres in zake de steunverleening. Wij komen thans tot het drietal wijzigingen in de steun regeling, in het adres genoemd. Van inwilliging van het verzoek, om in den vervolge ook ongehuwde bij ouders inwonende werkloozen door de Com missie voor Steunverleening ondersteuning te doen verleenen kan, daargelaten de al dan niet wenschelijkheid, in de ge geven omstandigheden geen sprake zijn. Een dergelijk besluit toch zou oogenblikkelijk door den Minister worden geschorst en bij niet-intrekking aan de Kroon ter vernietiging worden voorgedragen. Afwijking van de door den Minister vastgestelde bepa ling betreffende den aftrek van gezinsinkomsten en van het tarief voor de dubbel uitgetrokkenen, moeten wij U evenzeer ten sterkste ontraden. De Minister toch is hiertoe blijkens zijne missive niet genegen en zou, indien door U in den geest van het adres mocht worden besloten, dadelijk de Rijksbijdrage in de kosten van ondersteuning van uit getrokken sigarenmakers, metaalbewerkers en typografen intrekken en a priori ook in de toekomst geen bijdragen meer toezeggen ten opzichte van uitgetrokkenen in andere bedrijven, waarin naar het oordeel van den Minister hier ter stede eene algemeene werkloosheid tengevolge van de crisis is komen te heerschen. De zonderlinge en voor de betrokkenen hoogst onbillijke toestand zou dan ontstaan, dat ten opzichte van de sigaren makers, de bankwerkers, de typografen en de werknemers

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 1