MAANDAG 30 APRIL 1923.
89
De heer Knuttel wil in de eerste plaats opkomen tegen
de uitlating van den heer van Eek, dat men tegen het ver
stand in het hart in de politiek moet laten spreken. Dat wil
spreker niet en het levenswerk van Karl Marx heeft ook
aangetoond, dat zoo iets niet bestaat.
Het praeadvies van Burgemeester en Wethouders acht
spreker een zeer merkwaardig stuk, bijna even merkwaardig
als de uitlating van den heer Sijtsma. Burgemeester en Wet
houders sommen op een aantal werken, welker uitvoering
toch noodig zou zijn, en die worden dan gerangschikt onder
het hoofdwerkverschaffing.
Dat zijn ze ook, zegt de heer Sijtsma. Deze heeft er zelfs
aan toegevoegd, dat elk werk onder werkverschaffing valt.
Men zou dus een kapitalistischen ondernemer »werkver-
schaffer" moeten noemen.
Werkgever" is al een gek woord, maar dit woord wordt
nog gekker. In ieder geval hebben bijna al de werken, door
Burgemeester en Wethouders genoemd, niets met werkver
schaffing te maken, want men gaat toch niet, alleen voor
werkverschaffing, bruggen vernieuwen, het gymnasium met
een lokaal uitbreiden, een centrale rioleering aanleggen, een
politiebureau bouwen bij het desbetreffende voorstel heeft
men indertijd geheel andere argumenten gebezigd enz.
enz.! Neen, er zijn een massa publieke werken, die niet
meer kunnen worden uitgesteld, en dat is een gevolg van
de omstandigheid, dat zij in de jaren, toen bouw- en grond
werken zeer duur waren, zijn opgehoopt. Thans komt de
stroom los en dat is een aangenaam vooruitzicht voor zeer
veel werkloozen.
De heer Sijtsma. Wat is dan werkverschaffing?
De heer Knuttel antwoordt, dat dit is het doen verrichten
van werken, welke wel op zich zelf nuttig zijn, maar niet
onmiddellijk aan de orde zouden zijn gekomen, tot op zekere
hoogte luxe-dingen.
Spreker hoort daar den gemeentelijken woningbouw noemen,
maar die was uit anderen hoofde zoo dringend noodzakelijk,
dat men dien niet uit een oogpunt van werkverschaffing kan
beschouwen, al erkent spreker, dat het college het initiatief
ertoe niet zou hebben genomen, indien het 't oog niet had
gehad op de werkverschaffing. Dit is dus een grensgeval.
Waarmede komen Burgemeester en Wethouders nu? Tot
niets anders dan om iets kapot te maken. Zij stellen voor de
Mare te dempen, waardoor een deel van het schoone uit de
stad zal verdwijnen, terwijl er, indien de demping ook ten
zuiden van de Ilartebrug zal plaats hebben, daar een pleintje
zal ontstaan, dat, zooals Burgemeester en Wethouders zeggen,
zeer geschikt zal zijn voor urinoirs, aanplakborden, reclame
zuilen enzoovoort. Daarvoor zal dan een van de schoonste
stadsgedeelten moeten verdwijnen. Spreker noemt dit ver
knoeiing van werkverschaffing. Hij begrijpt niet, dat in dit
verband geen praeadvies is uitgebracht over zijn bij ver
nieuwing gedaan voorstel tot het aanleggen van een bosch
park, een werk, voor de werkverschaffing van de grootste
beteekenis, dat Leiden rijker zal maken aan iets van blijvende
waarde en de gemeente meer bewoonbaar zal doen worden.
Spreker zal een concreet voorstel bij Burgemeester en Wet
houders indienen met aanwijzing van een bepaalde plaats,
maar teneinde de grondeigenaren niet wakker te schudden,
zal hij er in het openbaar nog niet over spreken.
Ook kan de werkverschaffing gebezigd worden om op rationeele
wijze op de stadsuitbreiding vooruit te loopen, want deze
heeft thans op gebrekkige wijze plaats. Men vindt overal
doodloopende straten en doode wijken; de singels zijn lang
zamerhand volgebouwd en een nieuwe buitenweg is er niet
voor in de plaats gekomen. Ook zou noodzakelijk zijn de
doortrekking van de Burggravenlaan naar de Koninginnelaan
en het maken van een ceintuurbaan, waarvan de buitenkant
dan niet bebouwd zou mogen worden, voordat de binnenkant
bebouwd was. Daaraan zou een aantal menschen uitstekend
werk kunnen verrichten.
We hebben nu een rij doodloopende wegen, die uitge
storven zijn, waar men slechts van één kant kan komen.
Dat is geen stadsuitbreiding.
Dit laatste kan men niet zoo uit den grond stampen, maar
met de uitvoering van een bosch- en parkplan is het anders
gesteld. Daarvoor moet men beginnen met den grond te
ontginnen; daar is voorloopig zooveel te doen, dat niet
praejudicieert op den verderen aanleg; men kan onmiddellijk
beginnen met de ophooging, met den aanleg van een hoofd
toegangsweg, en dergelijke dingen meer.
Dit is juist weder een verwijt, dat er in deze dingen geen
vooruitzien is. De werkloosheid is niet in eens uit de lucht
komen vallen en het is ook te voorzien geweest, dat het geen
verschijnsel van korten duur zou zijn. Men is dus in de ge
legenheid geweest voorbereidende plannen tot bestrijding van
de werkloosheid te ontwerpen.
Men heeft een groot alarm aangeheven over de Rijks- en
de gemeentefinanciëner moest op alle mogelijke nuttige
werken bezuinigd worden. In het algemeen is dat geschied op
funeste wijze, niet alleen omdat de meeste bezuinigingen zich zelf
wreken, maar ook omdat het geen verstandige economische
politiek is om veel geld in den vorm van ondersteuning aan
werkloozen uit te keeren in plaats van die mooie gelegenheid
gebruik te maken om allerlei groote werken uit te voeren,
waartoe men anders niet zou overgaan. Zoo heeft men van
Rijkswege de uitvoering van de Zuiderzeewerken en den af
bouw van het nieuwe ziekenhuis alhier zoo goed als stopgezet.
Het is aan den eenen kant niet zoo onzinnirig als hét lijkt;
als men te veel productieve werken ging uitvoeren, dan zou
men de loonen niet naar beneden kunnen drukken. Er zit
wel eenig verstand achter, maar het verkeerde verstand.
Overigens valt de economische toestand van Rijk en ge
meenten ontzaglijk mede. Dit blijkt vooreerst uit de maande-
lijksche staten van de opbrengst der Rijksmiddelen, en wat
de gemeenten betreft, men ziet dat overal de belasting met
10 a 20 procent verlaagd wordt. Het wordt dus tijd, dat
men zich door dat financieele argument niet langer in een
hoek laat drukken.
Spreker kan zich aansluiten bij den aandrang van den
heer van Eek, om ook een gemeentelijke industrie in het
leven te roepen. Inderdaad kunnen niet alle menschen aan
grond- en metselwerk geholpen worden. Volgens het rapport
van de schoolkindervoeding worden aan de kinderen alleen
klompen verstrekt; wanneer men aan die kinderen in plaats
daarvan schoenen verstrekte, dan zou er voor een aantal
schoenmakers werk gevonden worden, en als men aan die
kinderen winterkleeding verschafte, dan zouden ook een aantal
kleermakers aan werk geholpen worden. Wanneer men verder
de verramponeerde inboedels van de werkloozen ging aanvullen
dan zouden ook de werklooze meubelmakers werk hebben.
Dat is de werkverschaffing, waartoe men moet komen. Dan
zou de werkloosheid tot den geringsten omvang teruggebracht
kunnen worden.
De heer Piekaar wil van den Wethouder eenige inlich
tingen hebben omtrent de groote nieuwe Havenbrug.
In het praeadvies zeggen Burgemeester en Wethouders,
dat met het oog op de nieuwe tramlijn, die er waarschijnlijk
zal komen, op het oogenblik niet kan begonnen worden aan
dit werk. Dat lijkt spreker niet zoo practisch, want daarnaast
wordt medegedeeld, dat in overweging is er een noodbrug
te maken. Spreker vreest, dat daardoor bij de Havenbrug het
er niet beter op zal worden. Legt men twee bruggen naast
elkander, dan zal men daarvoor personeel moeten aanstellen;
de eene brug zal voor het open gaan op de andere moeten
wachten. Maar bovendien is het zeer goed mogelijk zich met
de Tramwegmaatschappij in verbinding te stellen en met haar
te overleggen hoe zij in de toekomst de trambaan wil leggen.
De Voorzitter doet opmerken, dat dit reeds lang gebeurd
is, maar men met de Tramwegmaatschappij niet tot een
resultaat is kunnen komen. Het is mogelijk, dat de tram niet
verder gaat dan het einde van de Haarlemmerstraat.
De heer Piekaar zegt, dat het in elk geval zoowel voor
de ingezetenen, die buiten de Havenbrug wonen, als voor de
menschen, die in de stad wonen en die naar de buitenwijken
willen gaan, noodzakelijk is, dat er zeer spoedig een nieuwe
brug komt. De toestand wordt daar onhoudbaar. Spreker
geeft echter ernstig in overweging het denkbeeld van een
hulpbrug te laten varen.
De Voorzitter zegt, dat dat geheel overeenkomt met het
plan van Burgemeester en Wethouders, maar dat eerst het
geheele plan moet vaststaan, alvorens tot den bouw van een
nieuwe brug kan worden overgegaan. Gesteld eens, dat men
een brug ging leggen, welke over twee jaren weer verzwaard
moest worden, omdat er een tram overheen kwam, of dat
men een zware brug ging leggen in de onderstelling, dat er
een trambaan over zou komen, terwijl dat later bleek niet
het geval te zijn, dan zou daarop terecht critiek worden
uitgeoefend.
De heer Piekaar vestigt er verder de aandacht op, dat
gesproken wordt van de uitgetrokken som voor de nieuwe
zwemplaats en dat er gezegd wordt, dat aan die inrichting
gewerkt wordt, terwijl men er niets ziet gebeuren. Spreker
bepleit opnieuw de wenschelijkheid om zoo spoedig mogelijk
met dit werk een aanvang te maken, opdat de wensch van
den heer Driessen, dat deze inrichting nog eenige maanden
in dit jaar zal kunnen dienst doen, in vervulling kome.
De heer Wilbrink zegt, dat Burgemeester en Wethouders,
willen zij weinig critiek op hun voorstellen hebben, verstandig
zullen doen er boven te zetten: wij zijn op aandrang van de
heeren van Stralen en van Eek met deze voorstellen gekomen,
al vonden wij ze niet noodig!