84
MAANDAG 30
APRIL 1923,
De heer Mulder zegt, dat het bezwaar, dat, de heer Wilbrink
oppert, niet bestaat, omdat er naast het te bouwen perceel
ruimte overblijft voor andere huizen. Bovendien hebben Bur
gemeester en Wethouders het in de hand om aan den kooper
van den grond, die er naast ligt, den eisch te stellen, dat hij
bij de bebouwing van zijn grond een bepaalden afstand zal
in acht nemen.
De heer Eerdmans vraagt den Wethouder, hoeveel ruimte
er zal open blijven tusschen de huizen en de grens van den
grond. Als het zal beantwoorden aan het doel, dan zal het
meer dan een doorgang moeten zijn.
De heer Mulder verklaart dat niet direct te kunnen zeg
gen: dat zal moeten blijken bij de bebouwing van de aan
grenzende perceelen. Het gemeentebestuur heeft het altijd in
zijn hand om dan te zeggen: ge moogt ertegen aanbouwen,
of: ge moet op zekeren afstand blijven.
De heer Eerdmans stelt zich voor, dat het doel van open
bebouwing is daar een bescheiden villapark te krijgen, met
wat boompjes aan de kanten of langs de huizen. Men moet
van die tusschenruimte iets afweten om te beoordeelen, of
nu niet verkeerd begonnen zal worden.
De heer Mulder meent, dat men, als het noodzakelijk mocht
zijn, bij een volgende bebouwing zal kunnen zeggen: ge kunt
dien grond koopen, maar ge blijft zooveel meters af van wat
er reeds staat.
De Voorzitter wijst erop, dat het niet de bedoeling is
geweest om overal in dit stratencomplex open bebouwing,
villabouw toe te passen; de bedoeling was, dat dit alleen zou
geschieden in lanen als de Burggravenlaan en dergelijke, ter
wijl in de overige straten gesloten bebouwing zou plaats
hebben. Het zou anders onmogelijk zijn den bouwgrond op
het Raamland kwijt te raken; daar zijn de tijden niet naar!
De heer Splinter zegt, dat destijds de bedoeling is geweest
dat er op het Raamland zou zijn een open bebouwing, speciaal
van villa's. Ten gevolge van de tijdsomstandigheden, die
maakten dat men den bouwgrond heelemaal niet kon ver-
koopen, is men van dit plan afgestapt en nu is alleen de
bedoeling, dat aan de hoofdwegen open bebouwing plaats
heeft, aan de Burggravenlaan, e. d. In de Fruinstraat zou komen
een gesloten bebouwing met op de hoekperceelen villatjes.
De heer Kooistra wijst erop, dat er in de Fruinstraat nu
een aaneengesloten bebouwing zal komen, maar vroeger is
het verzoek van «Tuinstadwijk" om dien grond daar te koopen
door den Raad afgewezen, op grond dat men daar open be
bouwing wenschte. Het betreft hier een hoofdstraat, die uit
komt op de Burggravenlaan en nu is het gewenscht voor die
straat vast te houden aan de bepaling, geldende voor de
Burggravenlaan.
De Voorzitter zegt zich te herinneren, dat het niet precies
zoo gegaan is als de heer Kooistra het voorstelt. In elk geval zijn
Burgemeester en Wethouders niet verantwoordelijk, want zij
hebben het voorstel gedaan en de Raad heeft het verworpen.
Houdt men zich aan het oude plan, dan is er voor deze straat
geen open bebouwing voorgesteld. Spreker zou ook niet durven
aanraden aan dat idee vast te houden, omdat dan de gemeente
niet van dien grond af komt. Bovendien is er de tijd nu niet
riaar om den bouw op die wijze te belemmeren.
De heer Wilbrink geeft, naar aanleiding van de mede-
deeling van den heer Splinter dat bij den hoek aan vrije
bebouwing zal worden vastgehouden, in overweging toe te
zien, hoe de bouw aan den zijgevel wordt afgewerkt, opdat
het aanzien daar niet worde bedorven, bijvoorbeeld door een
ruwen Belgischen steen-muur of een gepleisterden muur. De
gemeente moet dat beletten.
De heer Piekaar meent, dat hetgeen de heer Mulder heeft
medegedeeld niet juist was. De opmerking, welke de heer
Wilbrink maakte ter bevordering van de schoonheid der be
bouwing, zou overbodig zijn geweest, indien er werkelijk,
zooals door den heer Mulder werd beweerd, tusschen de
huizen een open ruimte van 2 M. moest worden open ge
laten, want dan had men daar van zelf een mooien gevel en
wellicht een tuintje gekregen.
De heer Knuttel zegt, dat hij behalve de andere beden
kingen ook hier weer bezwaar heeft tegen het verkoopen
van den grond in plaats van dien in erfpacht uit te geven.
De heer Mulder zegt, dat hij zich misschien niet duidelijk
heeft uitgedrukt, maar dat zijn bedoeling is geweest te zeggen,
dat, indien de Raad ruimte wil hebben tusschen de huizen,
men dat bij een volgenden verkoop van grond in de hand
heeft. Ten onrechte heeft men uit sprekers woorden afgeleid,
dat thans reeds zulk een afstand in acht genomen moest
worden.
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke
stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en
Wethouders besloten.
(De heer Knuttel was inmiddels ter vergadering gekomen.)
IX. Vaststelling van het aan Gedeputeerde Staten uit te
brengen verslag aangaande de wijze, waarop het op de gemeente-
begrooting voor 1922 voor schoolkindervoeding en -kleeding
toegestaan bedrag is besteed.
(Zie Ing. St. No. 129.)
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten
tot vaststelling van het aan Gedeputeerde Staten uit te brengen
verslag aangaande de wijze, waarop het op de gemeente-
begrooting van 1922 voor schoolkindervoeding en -kleeding
toegestaan bedrag is besteed, overeenkomstig het in Ingekomen
Stuk No. 129 opgenomen ontwerp.
X. Verordening, houdende wijziging van de verordening
van den 25sten November 1915 (Gemeenteblad No. 21), be
treffende het bedrijf van het Openbaar Slachthuis.
(Zie Ing. St. No. 125.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen I tot en met III worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen,
waarna de geheele verordening eveneens zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming wordt vastgesteld.
XI. Voorstel tot toekenning aan de afd. Leiden van het
Centraal Genootschap voor Kinderherstellings- en Vacantie-
kolonies van subsidies voor de jaren 1922 en 1923 en tot
beschikbaarstelling van de daarvoor benoodigde gelden.
(Zie Ing. St. No.' 126.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XII. Voorstel in zake het verkoopen van bouwterrein en
het verleenen van voorschotten en bijdragen, als bedoeld in
de Woningwet, aan:
a. de Woningbouwvereeniging »Ons Belang", voor den
bouw van 17 beneden- en 17 bovenwoningen nabij den
Haagweg;
b. de Woningbouwvereeniging »de Eendracht'' voor den
bouw van 9 beneden-en 9 bovenwoningen benoorden den
Lagen Rijndijk.
(Zie Ing. St. No. 119.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XIII. Voorstel
a. tot intrekking van het Raadsbesluit van 6 December
1920, in zake de uitvoering van een plan voor den bouw
van 90 woningen op een terrein ten noorden van den
Lagen Rijndijk, door de Woningbouwvereeniging »de
Eendracht"
b. tot verkoop aan die vereeniging van een terrein benoor
den den Lagen Rijndijk, Sectie N, no. 219 ged.;
c. tot het verleenen van voorschotten aan die vereeniging
ten behoeve van de uitvoering van een plan voor den
bouw van 60 beneden- en 60 bovenwoningen op het
sub b genoemd terrein;
d. tot vaststelling van den desbetrelïenden suppletoiren
begrootingsstaat.
(Zie Ing. St. No. 120.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Knuttel heeft bedenking tegen de overweging in
de toelichting tot dit voorstel, dat de grond, onmiddellijk
aan den Rijndijk liggende, gereserveerd moet worden voor
groote huizen, voor een andere bebouwing. Spreker begrijpt
niet, waarom arbeiderswoningen altijd in min of meer achteraf
liggende straten moeten verstopt worden. Van een architec
tonisch veel betere bebouwing is geen sprake. Een standpunt
zou zijn aan den Rijndijk een open bebouwing te willen
hebben; maar zelfs dan zou spreker erop willen wijzen,
dat dit ook te verkrijgen zou zijn door het plaatsen van