75 van Uwen Raad om terwille van een klein tijdelijk voordeel voor de Gemeentekas, de concurrentie mogelijkheid voor één persoon in een bepaalde branche zoo onevenredig hoog op te voeren, en dit nog wel ten gunste van iemand, die door de weinig kostbare en geringe outillage van zijn aldus ingericht bedrijf in staat is om zoodra dit niet meer of onvoldoende loonend blijkt te zijn het, zooal niet om te zetten, dan toch te beëindigen en zich op die wijze verder aan bijdragen in de gemeentelijke lasten te onttrekken dat requestranten met te meer vrijmoedigheid zich tot Uwen Raad durven wenden, waar den laatsten tijd uit de debatten naar aanleiding van soortgelijke verzoeken in Uw College gevoerd is gebleken, dat verscheidene Uwer leden principieele bedenkingen tegen het verleenen van vergunningen als bedoeld gevoelen, weshalve zij Uwen Raad met eerbiedigen aandrang ver zoeken de gevraagde toestemming tot het verlengen van bedoelde concessie niet te verleenen, subsidiair tot het op zeggen daarvan over te gaan. 't Welk doende, enz. fa. C. Zuid am, Breestraat 43. (Volgen nog 15 namen van adressanten.) Leiden, April 1923. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen, de onder- geteekenden, in hunne hoedanigheid van respectievelijk Voorzitter en Secretaris van: le. de Roomsch Katholieke Middenstandsvereeniging „De Hanze", 2e. de Christelijke Handeldrijvenden- en Industrieëlen Middenstandsvereeniging en 3e. de Vereeniging voor den Handeldrijvenden- en Indus trieëlen Middenstand voor Leiden en Omstreken, dat zij hebben kennis genomen van een verzoek van den tegenwoordigen huurder van den bloemenkiosk op de Apo- thekersdijk, tot ontheffing van de vergunning tot plaatsing van die kiosk, voor zoover hem betreft, alsmede van het verzoek van de Firma de Koning, bloemenwinkelier alhier, om die vergunning te harer name te mogen ontvangen, dat zij onder de aandacht van Uw College meenen te moeten brengen, dat naar hunne meening het opnieuw ver leenen van toestemming tot exploitatie van die kiosk aan de Firma de Koning, eene bevoorrechting dezer Firma is, tegenover andere Middenstanders, waar men hier aan één persoon gelegenheid biedt, op de meest goedkoope wijze een winkel te exploiteeren, ten koste van collega's en dat zij zulks in strijd achten met de gemeenschapsbelangen, dat zij hun volle sympathie betuigen met het adres van de bloemenwinkeliers. Weshalve zij Uw College eerbiedig verzoeken, bedoelde toestemming aan de Firma de Koning niet te willen ver leenen. Mocht Uw College aan hun verzoek niet kunnen voldoen, dan zouden zij het op prijs stellen, indien U reeds thans het besluit zou willen nemen, om in de toekomst aan alle aanvragen van Middenstanders van verschillende branches, toestemming te geven, tot plaatsing van kiosken voor den verkoop hunner artikelen, op de Apothekersdijk. 't Welk doende, enz. H. Simonis. (Volgen nog 15 namen.) Leiden, 27 Mei1) 1923. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft eerbiedig te kennen Gerardus Adrianus Koning, wonende te Leiden aan de Witte Singel 62 dat door zijnen broeder Leendert Koning in den aanvang van April jongstleden van den voormaligen eigenaar van Tol is gekocht de bloemenkraam staande op een aan Uwe Gemeente in eigendom toebehoorende strook gronds van den Apothekersdijk, welke strook aan dien voor maligen eigenaar door Uwe Gemeente in huur was afgestaan dat in verband met en tengevolge van bovenbedoelden verkoop van dien kraam door voornoemden van Tol tot Uwen Raad is gericht het verzoek hem van de loopende huur te ontslaan en thans meerbedoelden strook gronds in huur aftestaan aan den nieuwen eigenaar van dien kraam dat gelijktijdig daarmede ook door verzoekers broer tot Uwen Raad is gerequestreerd, met verzoek hem in den vervolge toetelaten als huurder van bedoelden strook gronds dat nu aan verzoeker is ter oore gekomen, dat door eenige bloemenhandelaren tot Uwen Raad is gericht een adres, waarin erop wordt aangedrongen bedoeld verzoek van den nieuwen eigenaar van den kraam, Leendert Koning, tot het aan hem verhuren van dien strook gronds, te wijzen van den hand dat verzoeker er prijs op stelt onder den aandacht van Uwen Raad te brengen, dat bedoeld adres is uitgegaan van zijnen tweeden broer Kees Koning, die een bloemenhandel drijft in de Lokhorststraat alhier en zijnen grond vindt uitsluitend in persoonlijke onaangenaamheden, welke zijn gerezen tusschen bedoelde broers Kees en Leendert, alsmede in wangunst en concurrentie-nijd dat verzoeker zich gedrongen voelt met klem Uwen Raad eerbiedig te verzoeken met een en ander bij Uwe te nemen beslissing terdege rekening te houden en het door zijnen broeder Leendert tot Uwen Raad gericht verzoek in te willigen dat hij Uwen Raad voorts mededeelt, dat meerbedoelde broer Leendert door physieke gebreken uitermate moeilijk in zijn onderhoud en dat van zijn gezin kan voorzien en het derhalve voor hem is van het grootste belang, dat niet de exploitatie van dien kraam, waarin hij gegronden reden heeft een broodwinning te verwachten en waarvoor hij een beduidende koopsom heeft betaald, hem terwille van familie onaangenaamheden en uit broodnijd, wordt onmogelijk gemaakt Met eerbiedig verzoek het daarheen te willen leiden, dat het tot Uwen Raad gericht request van zijnen broeder Leendert worde ingewilligd en aan hem de gevraagde huur worde toegestaan. Leiden, 1 Mei 1923. G. A. Koning. N". 148. Leiden, 8 Mei 1923. Door de Besturen van de bijzondere scholen voor lager- en uitgebreid lager onderwijs zijn aanvragen ingediend om toekenning van een voorschot voor het jaar 1923 op de gemeentelijke vergoeding in de kosten van instandhouding hunner scholen, bedoeld bij art. 101 der Lageronderwijswet 1920. Het Bestuur der Gereformeerde scholen, dat aanvankelijk voor 1922 geen voorschot had gevraagd, heeft alsnog aan vragen om voorschot voor dat jaar ingezonden, terwijl verder nog een gelijk verzoek is ingekomen van het Bestuur der Eerste Leidsche School vereeniging voor het tijdvak van 1 Sept. 1922 t/m 31 Dec. 1922. Bij al deze in de Leeskamer ter inzage gelegde stukken hebben wij nog gevoegd de van de verschillende besturen ingekomen aanvragen om toekenning van eene bijdrage in de kosten van het bijzonder vervolgonderwijs over 1922, als bedoeld bij artikel 102 der wet. Aangezien wij bij het Ingekomen Stuk 126 van 1922 uit voerige beschouwingen aan voorschot en bijdrage hebben gewijd, meenen wij thans met enkele opmerkingen te kunnen volstaan. In de eerste plaats merken wij op, dat wij onder de ge middelde kosten per leerling over 1921, waarnaar het voor schot over 1923 moet worden berekend, niet hebben opge nomen de kosten voor vakonderwijzers. Het zal U bekend zijn, dat aan art. 101 der wet bij de jongste wijziging een nieuw lid is toegevoegd, betrekking hebbende op de ver goeding aan schoolbesturen van de kosten voor vakonder wijzers. Waar echter inmiddels op dit punt wederom een wij ziging bij de Staten-Generaal in behandeling is, scheen het ons gewenscht de kosten voor vakonderwijzers thans buiten beschouwing te laten bij de bepaling van het bedrag van het voorschot. Na de totstandkoming van de aan hangige wetswijziging kunnen de schoolbesturen, welke te dezer zake op eene uitkeering aanspraak maken, hunne aanvragen inzenden. Rekening houdende met het bovenstaande, wijzen onze berekeningen als gemiddelde kosten per leerling en per jaar over 1921 aan: voor het gewoon lager onderwijs 17. uitgebreid „21. De wijzigingen, aangebracht in art. 102 der wet, houden in hoofdzaak verband met het schrappen van de artikelen 61 en 98 der wet, maar zijn niet van invloed op de bijdrage in de kosten van het bijzonder vervolgonderwijs over 1922. Per jaar en per leerling bedroegen de kosten van het open baar herhalings- (later vervolg-) onderwijs over 1921 ƒ10.50. Wij zouden het voorschot over 1922 aan de Gereformeerde scholen en aan de school der Eerste Leidsche Schoolvereeni- ging in eens, zoodra mogelijk na uw besluit tot toekenning van het voorschot, wenschen uit te keeren en het voorschot 1) Moet blijkbaar zijn April.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 18