73
E°. 144. Leiden, 7 Mei 1923.
Overeenkomstig nevensgaand voorstel van Commissarissen
der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit in zake
uitbreiding van de gelijkstroom-capaciteit der Centrale,
geven wij U in overweging goed te keureu, dat de Elec-
triciteitsfabriek met een z.g. omvormer-installatie wordt
uitgebreid.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 5 Mei 1923.
Eu tusschen de Eoord-Zuid-Hollandsche Tramweg Maat
schappij en onze Commissie overeenstemming is bereikt over
het aangaan van een nieuw contract betreffende de levering
van gelijkstroom ten behoeve van hare tramlijnen, is de tijd
gekomen om over te gaan tot het aanschaffen van de voor
de stroomlevering benoodigde z.g. omvormer-installatie. De
totale kosten van deze uitbreiding zullen rond 56000.
bedragen en kunnen uit de eigen middelen der Fabrieken
worden bestreden.
Wij geven U beleefd in overweging den Raad voor te
stellen zijne goedkeuring aan deze uitbreiding van de Elec-
triciteitsfabriek te willen hechten.
Commissarissen der Stedelijke Fabrieken
van Gas en Electriciteit,
J. F. X. Sanders, 1° Voorzitter.
E. Schotman, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
van Leiden.
X°. 145. Leiden, 7 Mei 1923.
De Commissaris van Politie vestigde er onze aandacht
op, dat er in de laatste jaren des zomers herhaaldelijk
gelegenheid wordt geboden, met name door ondernemers
van motorschuiten, om tegen geringen prijs vaartochtjes
naar Katwijk, Eooydwijk, enz. of rondvaarten over .de meren
te maken. Vooral in de vacantie wordt daarvan, zooals te
begrijpen is, door moeders met kinderen een druk gebruik
gemaakt. Eu zou hier niets tegen z-ijn, ware het niet?/dat
aan de gevaren, welke een te vol geladen vaartuig voor de
passagiers oplevert, door de ondernemers 'van de hierbe-
doelde vervoermiddelen blijkbaar niet altijd voldoende aan
dacht wordt geschonken. Meermalen toch wordt met derge
lijke, veelal voor goederenvervoer bestemde, vaartuigen een
naar verhouding zeer groot aantal personen voor het
meerendeel kinderen vervoerd. Het behoeft geen betoog,
dat de kans op ongelukken onder die omstandigheden alles
behalve denkbeeldig is en dat bijv. het omslaan van zulk
een vaartuig de ernstigste gevolgen met zich zoude sleepen.
Waar nu ten aanzien van het hierbedoelde personenvervoer
de ondernemer niet aan wettelijke voorschriften ter verze
kering van de veiligheid der opvarenden is gebonden, bestaat
er naar onze meening wel aanleiding, om bij plaatselijke
verordening te dezer zake maatregelen te nemen om het
gevaar voor ongevallen zooveel mogelijk te voorkomen.
Wij hebben daartoe eene bepaling ontworpen, als artikel
25bis in de verordening op de Wateren in te lasschen,
volgens welke het verboden is zonder vergunning van Bur
gemeester en Wethouders in de openbare wateren een vaar
tuig te gebruiken of te doen gebruiken tot het tegen beta
ling of eenige andere vergoeding vervoeren van personen.
Aan de vereischte vergunning kunnen Burgemeester en
Wethouders krachtens genoemde verordening voorwaarden
verbinden, welke in dit geval uiteraard op de veiligheid van
de reizigers betrekking zullen hebben, met name op de
deugdelijkheid en den diepgang van het betrokken vaartuig,
alsmede op het voorkomen van overboordvallen van kinderen.
De bovenbedoelde bepaling zal niet van toepassing zijn
op de vaartuigen, welke reeds ingevolge de wet op de open
bare middelen van vervoer (wet van 23 April 1880, Stbl.
Eo. 67) onderworpen zijn aan voorschriften tot verzekering
van de veiligheid der passagiers, terwijl ook pleizierjachten
e. d. in eigen gebruik buiten de verordening zullen vallen,
aangezien het nieuwe artikel spreekt van het „tegen betaling"
vervoeren van personen.
Overigens behoeft de ontwerp-verordening weinig toelich
ting; art. 47 van de verordening op de Wateren, dat de
strafbepaling bevat, moet worden aangevuld met het nieuwe
art. 25 bis, tegen overtreding waarvan hechtenis van ten
hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijf en
twintig gulden ware te bedreigen. Voorts is het wenschelijk
ook de brugwachters te belasten met het opsporen van de
overtredingen van art. 25bis. Daartoe moet art. 44 worden
gewijzigd, van welke gelegenheid wij gebruik hebben gemaakt
om de daarin voorkomende woorden „havenmeester" en
„adjunct-havenmeester" te vervangen door „Directeur, resp.
Adjunct-directeur, van den Havendienst", zulks in overeen
stemming met de tegenwoordige titulatuur van deze ambte
naren. Ter wille van de uniformiteit in de verordening
ware dan eenzelfde wijziging aan te brengen in de artikelen
15, 24, 26 en 39.
Wij geven U op grond van het bovenstaande in over
weging, over te gaan tot vaststelling van de navolgende
verordening:
VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van 11 November 1897
(Gemeenteblad N°. 12), op de Wateren in de gemeente
Leiden, laatstelijk gewijzigd bij verordening van
25 September 1922 Gemeenteblad N°. 51).
Artikel I.
In artikel 15 van bovengenoemde verordening wordt in
plaats van „Havenmeester, van den adjunct-havenmeester"
gelezen: „Directeur en den Adjunct-directeur van den
Havendienst".
Art. II.
In artikel 24 wordt in plaats van „Havenmeester" ge
lezen: „Directeur van den Havendienst".
Art. III.
Ea artikel 25 wordt ingevoegd een nieuw artikel, luidende:
„Art. 25 bis.
Het is verboden zonder schriftelijke vergunning van
Burgemeester en Wethouders in de openbare wateren een
vaartuig te gebruiken of te doen gebruiken tot het tegen
betaling of eenige andere vergoeding vervoeren van personen.
De bepaling van het vorig lid is niet van toepassing op
vaartuigen, onderworpen aan de ingevolge de wet van 23
April 1880 (Stbl. Eo. 67) vastgestelde bepalingen tot ver
zekering der veiligheid van de reizigers met openbare mid
delen van vervoer."
Art. IV.
In artikel 26 wordt in plaats van „Havenmeester of
diens adjunct" gelezen: „Directeur of den Adjunct-directeur
van den Havendienst".
Art. Y.
In artikel 39 wordt in plaats van „Havenmeester, door
den adjunct-havenmeester" gelezen: „Directeur of den Ad
junct-directeur van den Havendienst".
Art., VI.
In artikel 44 wordt in plaats van „havenmeester, de
adjunct-havenmeester" gelezen: „Directeur en de Adjunct
directeur van den Havendienst", en wordt na „18" inge
voegd: „25 bis".
Art. VII.
In artikel 47 wordt in plaats van „de artikelen 8 litt. a
en 35" gelezen: „de artikelen 8 litt. a, 25 bis en 35".
Art. VIII.
Deze verordening treedt in werking op den vijftienden
dag na dien, waarop zij is afgekondigd.
De Commissie voor de Strafverordeningen,
E. C. de Gijselaar, Voorzitter.
E. Schotman, Secretaris.
Aan den Gemeenteraad.
E°. 146. Leiden, 8 Mei 1923.
Bij Raadsbesluit van 19 Maart 1896 (Ingek. Stukken
Eo. 55) werd aan de vereeniging „Zondagsschool de Vier en
Twintig Huizen" ten gebruike afgestaan een lokaal van het
voormalige schoolgebouw aan de Mare.
Eu dit gebouw aan zijne bestemming is onttrokken en
»jllU.VJ,yiür -