72 Inrichting van Liefdadigheid voor Roomsch Katholieken (Meisjesscholen der Eerwaarde Zusters in de Pelikaan straat) alhier tot de aanschaffing van 132 tweepersoons schoolbanken ten behoeve van het schoolgebouw aan de Pelikaanstraat 1; b. over te gaan tot vaststelling van den hierbij overge- legden suppletoiren begrootingsstaat, groot 4620.teneinde ons College in staat te stellen de voor de aanschaffing der banken benoodigde gelden te zijner tijd ter beschikking van het schoolbestuur te stellen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 141. Leiden, 4 Mei 1923. Van Besturen van in deze gemeente gevestigde bijzondere scholen voor lager, uitgebreid lager en meer uitgebreid lager onderwijs, zijn aanvragen bij ons College ingekomen om toekenning, over het jaar 1921, van de vergoeding bedoeld in art. 100 der Lager-onderwijswet 1920, zijnde de ver goeding uit de gemeentekas van de jaarwedden van aan bijzondere scholen verbonden onderwijzers(essen) boven het aantal, waarvan de jaarwedden door het Rijk aan de besturen worden vergoed (de z.g.n. boventallige leerkrachten). Evenals over het jaar 1920 hebben wij ook thans een staat opgemaakt, welke bij de betrekkelijke stukken in de Leeskamer is nedergelegd en waaruit blijkt, hoeveel boven tallige onderwijzers(essen) gemiddeld op de openbare lagere scholen gedurende het jaar 1921 zijn werkzaam geweest. Dezen staat als maatstaf nemende voor de berekening van het aantal boventallige leerkrachten, dat voor rekening van de gemeente aan bijzondere scholen over 1921 verbonden kan zijn, meenen wij, dat de door de besturen gevraagde vergoedingen zonder bezwaar kunnen worden uitgekeerd. Op grond van het bovenstaande geven wij Uwe Ver gadering in overweging aan de besturen der bijzondere scholen, voor het jaar 1921, eene vergoeding krachtens art. 100, uit de gemeentekas te verleenen ten bedrage van de som in de betrekkelijke kolom van den hieronder afgedrukten staat voor ieder uitgetrokken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. 142. Leiden, 7 Mei 1923. Wij hebben de eer Uwe Vergadering hierbij aan te bieden een staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1922, van den Keuringsdienst van Waren in het Keuringsgebied Leiden, betreffende een 3 tal posten waarvan de raming te laag is gebleken. Onder verwijzing naar de toelichtende memorie geven wij Uwe Vergadering in overweging tot de vaststelling van dien staat te besluiten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 143. Leiden, 7 Mei 1923. Tegen inwilliging van het hiernevensgaand verzoek van J. van Noord, om vergunning tot demping van een gedeelte sloot langs den Morschweg, ter lengte van 30 Meter en gelegen vóór het perceel kad. bekend Gemeente Leiden Sectie L No. 14, welk slootgedeelte deels aan adressant, deels aan de gemeente toebehoort, bestaat noch bij de Commissie van Fabricage, noch bij ons College bezwaar, mits aan de vergunning slechts de gebruikelijke voorwaarden worden verbonden. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging aan J. van Noord behoudens rechten van derden vergunning te verleenen tot demping van het bovenbedoeld slootgedeelte, onder de navolgende voorwaarden: 1°. dat uit het gedeelte sloot de schoeiing met taludbe- kleeding van veldkeien worde weggeruimd en het ontdaan worde van bodem- en drijfvuil en daarna worde aangevuld met zuiver zand tot nader door Burgemeester en Wethou ders aan te geven hoogte, met dien verstande, dat de weg te ruimen materialen als schoeiing, keien en afschering langs den Morschweg ter beschikking van de gemeente worden gesteld op de Stadswerfof Hulpwerf; 2°. dat over de geheele lengte van het gedeelte sloot een riool, inw. wijd 40 bij 60 c.M. van cementen bodem- en kruinstukken van voldoende sterkte, op doorgaande grond plank van voldoende zwaarte worde gelegd, met den bodem binnenwerks op 1.15 M. N. A. P. en dit riool in aansluiting worde gebracht, in Oostelijke richting met de hemelwater- loozingen van den Morschweg en in Westelijke richting met het ongedempt blijvend slootgedeelte; 3U. dat het riool in de te dempen sloot voorzien worde van a. een ruimdamkast, inw. wijd 0.60 X1-97 M., met den bodem binnenwerks op een diepte van 1.30 M. N. A. P., met wanden en hol bewerkten bodem ter dikte van ten minste 27 c.M., van klinkers in sterke specie te metselen op een houten roosterwerk en op door Burgemeester en Wethouders nader aan te geven hoogte af te dekken met platen van voldoende zwaarte van cementijzer; b. een ruimkast, inw. wijd 0.60 X 1-25 M., met den bodem binnenwerks op een diepte van 1.15 M. N. A. P., met wanden en bodem ter dikte van ten minste 18 c.M. van klin kers in sterke specie te metselen op een houten roosterwerk en op door Burgemeester en Wethouders nader aan te geven hoogte af te dekken met platen van voldoende zwaarte van cementijzer; 4°. dat aan het Westelijk einde van het gedeelte sloot geplaatst worde een schoeiing, met houten of ijzeren hek, waarvan teekening en constructie vooraf door Burgemeester en Wethouders moeten zijn goedgekeurd; 5°. dat op de nader door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen plaatsen, 2 gegoten ijzeren straatkolken, van het door de Gemeente gebruikt wordende model, worden geplaatst, die door middel van verglaasd Engelsch aarden buizen, inw. wijd 20 cM. met het riool worden verbonden. De gemetselde putjes achter de kolken, zoowel als die op het riool, af te dekken met ijzeren platen, groot resp. 50 X 50 en 60 X 60 c.M. en dik 1 cM.; 6°. dat het riool met ruim- en ruimdamkasten alsmede de straatkolken met de Engelsch aarden buizen eigendom worden van de gemeente; 7°. dat daags voordat met de werkzaamheden een aan vang zal worden gemaakt, hiervan worde kennis gegeven op het bureau van gemeentewerken; 8°. dat de uitvoering van alle voorgeschreven werken en het onderhoud van die, welke niet het eigendom van de gemeente worden, geschiede ten genoegen van Burgemeester en Wethouders; 9°. dat de vergunning vervalt, wanneer daarvan vóór den len September 1923 geen gebruik is gemaakt 10°. dat geen begin met de uitvoering dezer werkzaam heden mag worden gemaakt, alvorens door adressant een waarborgsom van 300.- ten kantore van den Gemeente ontvanger zal zijn gestort, welke som geheel of gedeeltelijk kan worden ingehouden, indien de uitvoering niet geschiedt volgens de bovengestelde voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan Burgermeester en Wethouders der Gemeente Leiden. Namens den Heer J. van Noord, Melkhandelaar Morsch weg, heeft ondergeteekende de eer aan Uw geacht College te verzoeken vergunning tot het dempen der sloot gelegen voor te bouwen woningen aan de Morschweg Kad. bekend Sectie L. No. 14, ter lengte van 23 Meter vanuit de Floralaan. Hoogachtend, Uw dw. dn. J. van Hoeken. Leiden 1 Maart 1923. Langebrug 58. Namen der instelling of Vereeninging onder wier bestuur de school staat. Aanduiding van de plaats waar de school is gelegen. Bedrag der gemeentelijko vergoeding krachtens art. 100 der Lager- onderwijswet 1920. Vereeniging tot instandhouding van bijzondere scholen voor Lager- en Uitgebreid Lager onderwijs Vereeniging voor christelijk onderwijs Vereeniging tot oprichting en instand houding van scholen voor L. en M. U. L. O. op Geref. grondslag Gestioht „de Voorzienigheid" Idem. Roomsch Kath. Parochiale Jongens scholen Idem. Idem. Noordeinde 38. Pasteurstraat 26. Hooglandsche Kerkgraolit 20a. Hoogewoerd 57. Idem. Rapenburg 48. Pelikaanstraat 20. Huarl.straat 240. f 7191.66 3716.665 3716.64 1096.11 1730.55 3545.82 1866.66 1000 f 23864.106

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 15