69
B. VERORDENING,
regelende de heffing van eene belasting onder den naam,
van „Liggeld''' in de gemeente Leiden.
Artikel 1.
Van vaartuigen, liggende in de openbare gemeentewateren
binnen de grenzen van het havengebied der gemeente, wordt
eene belasting geheven onder den naam van „Liggeld", in
de gevallen, in de volgende artikelen vermeld.
Onder vaartuigen zijn niet begrepen houtvlotten.
De grenzen van het havengebied worden aangeduid door
borden met her, opschrift: „Havengebied Leiden". Borden,
als hier bedoeld, worden geplaatst:
in den Rijn (Galgewater), nabij de gemeentegrens ter
hoogte van de Korte Vliet,
in de Trekvliet, ongeveer 250 M. ten Koorden van de
jaagbrug,
in den Nieuwen Rijn, nabij de kruising met het nieuwe
Rijn-Schiekanaal,
in den Ouden Rijn, ongeveer 250 M. ten Westen van de
uitmonding van het nieuwe Rijn-Schiekanaal,
in de Haarlemmertrekvaart, nabij de gemeentegrens, be
zuiden den Broekweg.
Art. 2.
Van vaartuigen, welke gebruikt worden voor den verkoop
van waren en verder van alle geheel of gedeeltelijk tot
woning gebezigde of bestemde vaartuigen, die langer dan
veertien dagen onafgebroken binnen de grenzen van het
havengebied der gemeente verblijven, wordt voor elk etmaal
of gedeelte daarvan geheven:
bij een laadvermogen van minder dan 3 ton0.20
van 3 tot 10 ton0.30
van 10 tot 30 tono.40
van 30 tot 50 tono.50
van 50 tot 150 ton0.60
van 150 ton en daarbovenn i.
Ter keuze van den belastingschuldige kan de betaling ook
per week plaats hebben, in welk geval de belasting bedraagt:
bij een laadvermogen van minder dan 3 ton 0.80
van 3 tot 10 tonn 1.20
van 10 tot 30 ton1.60
van 30 tot 50 ton2.
van 50 tot 150 ton2.40
van 150 ton en daarboven4.
Bij betaling per week wordt de week gerekend van Maandag
tot en met den daarop volgenden Zondag.
Art. 3.
In afwijking van het bepaalde bij het vorige artikel
wordt van vaartuigen, geladen met brandstoffen, aan de
markt gelegen, voor elke drie dagen of gedeelte daarvan
geheven 1.
Geen belasting wordt geheven van:
a. Vaartuigen, geladen met goederen, welke in het veilings
lokaal op de Bloemmarkt worden geveild;
b. Vaartuigen, welke aan een binnen het havengebied der
gemeente aan het water gelegen scheepmakerij, machine
fabriek of motorherstelplaats een herstelling moeten onder
gaan, zoolang zij aldaar verblijven, mits de noodzakelijkheid
van die herstelling ten genoegen van den Directeur van den
havendienst wordt aangetoond en mits met de herstelling
uiterlijk binnen veertien dagen na aankomst aan de scheep
makerij, machinefabriek of motorherstelplaats een begin wordt
gemaakt en zij daarna geregeld wordt voortgezet, een en
ander ten genoegen van den Directeur van den havendienst.
Art. 4.
Van vaartuigen, waaraan door Burgemeester en Wethouders
een vaste ligplaats is toegestaan, wordt per jaar of gedeelte
daarvan geheven:
bij een laadvermogen van minder dan 3 ton. 2.
van 3 tot 6 ton4.
van 6 tot 10 ton5.
van 10 tot 20 ton6.
van 20 tot 30 ton7.
van 30 tot 40 ton8.
van 40 tot 50 ton10.
van 50 ton en daarboven12.
Het jaar loopt van 1 Januari tot ultimo December.
Art. 5.
Het laadvermogen wordt bepaald overeenkomstig den van
kracht zijnden Rijksmeetbrief of daarmede krachtens wette
lijke bepalingen gelijkgestelde documenten, een en ander met
inachtneming van denzelfden voet van herleiding, als krachtens
wettelijke bepalingen door het Rijk is voorgeschreven.
Bij gemis van een meetbrief kan het op de ijkplaat aan
geduide laadvermogen tot grondslag voor de heffing dienen.
Bij gebreke van een en ander of bij weigering om den
meetbrief te vertoonen, wordt het laadvermogen van het
vaartuig door den ambtenaar, met de invordering der belasting
belast, geschat en is de belasting naar die schatting ver
schuldigd.
Wanneer de belasting naar schatting is geheven en binnen
twee maanden na de betaling een Rijksmeetbrief wordt aan
geboden, wordt, tenzij de schatting het gevolg was van
weigering om het stuk te vertoonen, het te veel berekende
teruggegeven.
Art. 6.
Bij besloten water is de belasting, geheven krachtens
artikel 3 dezer verordening, na twee achtereenvolgende
betalingen niet verder verschuldigd.
Art. 7.
De belasting is verschuldigd door den schipper of eigenaar
van het vaartuig.
Art. 8.
De schipper of eigenaar van het vaartuig, of die hem
vervangt, is gedurende zijn verblijf in de gemeente verplicht,
het bewijs van betaalde belasting, bedoeld in artikel 3 van
de verordening op de invordering dezer belasting, op de
eerste vordering aan de ambtenaren, genoemd in artikel 1
dier verordening te toonen en het hun, desgevraagd, in
handen te geven.
Art. 9.
Voor de toepassing van de artikelen 2655 en 265c der
Gemeentewet treedt de Inspecteur der Gemeentebelastingen
in de plaats van den Raad, van Burgemeester en Wethouders
of van den Burgemeester.
Art. 10.
Deze verordening treedt in werking op den eersten dag
der maand, volgende op die, waarin de Koninklijke goed
keuring is verkregen.
Op dat tijdstip vervalt de verordening van 17 Mei 1920
(Gemeenteblad no. 24), regelende de heffing van eene belas
ting onder den naam van „Liggeld" in de gemeente Leiden,
zooals deze is gewijzigd bij verordening van 24 April 1922
(Gemeenteblad no. 30).
C. V E R 0 R D E N l N G,
houdende wijziging van de verordening van 17 Mei 1920
(Gemeenteblad No. 24), regelende de invordering van eene
belasting onder den naam van Liggeldin de gemeente
Leidengewijzigd bij verordening van 24 April
1922 (Gemeenteblad No. 30).
Artikel I.
In artikel 6 van bovengenoemde verordening wordt in
plaats van: „openbare wateren in de gemeente" gelezen:
„openbare wateren binnen de grenzen van het havengebied
der gemeente".
Art. II.
Deze verordening treedt in werking tegelijk met die,
regelende de heffing van eene belasting onder den naam
van „Liggeld" in de gemeente Leiden.
D. VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van 3 Mei 1920 (Ge
meenteblad No. 19), regelende de heffing van eene belasting
onder den naam van Bruggeldin de gemeente
Leiden, gewijzigd bij verordening van 24
April 1922 Gemeenteblad no. 26).
Artikel I.
Het eerste lid van artikel 1 van bovengenoemde veror
dening wordt gelezen als volgt:
„Voor het ten gerieve van de scheepvaart openen van de
van gemeentewege bediende bruggen wordt eene belasting
geheven onder den naam van „Bruggeld", volgens onder
staand tarief: