MAANDAG 26 MAART 4923. 63 Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. IV. Voorstel tot het geven van namen aan de brug over de Zoeterwoudsche Singelgracht in het verlengde van de Zijdgracht en aan de straten van het woningcomplex »Tuinstadwijk". (Zie Ing. St. No. 94.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Oostdam acht het denkbeeld van de Fabricage- Commissie, om hier een scheiding te maken tusschen de Oost-Indische wijk en de West-Indische niet gelukkig, aan gezien dit in de toekomst tot verwarring aanleiding zal geven. Het zal voor de menschen veel gemakkelijker zijn wanneer de Indische wijk geheel in de buurt van het Kooiterrein blijft en dan, zooals in Den Haag ook het geval is, de namen uit Oost- en West-lndië aan straten in diezelfde wijk gegeven worden. Veel gelukkiger acht spreker ook het denkbeeld van den Archivaris om de zoogenaamde Leidsche buurt, de buurt met namen van allerlei Leidsche persoonlijkheden, uit te breiden met de straten van Tuinstad wijk. Dat zou een mooi geheel geven en de Archivaris heeft daarvoor werkelijk zeer aardige namen uitgedacht, onder anderen Watergeuzenkade. Spreker zal dus stemmen tegen het voorstel van Burge meester en Wethouders sub b. Voorts wil spreker nog onder de aandacht van Burgemeester en Wethouders brengen den naam van een persoon, die alles zins verdient in een straatnaam vereeuwigd te worden, namelijk den naam van Cornelis Musius, den vriend van Prins Willem 1, die hier door Lumey ter dood gebracht is. Door een straat te noemen naar dien in alle opzichten waardigen man zou men ook handelen in den geest van den stichter onzer Universiteit. De heer Groeneveld vindt het evenmin aangenaam, dat er een West-Indische buurt zal komen, welke al spoedig in den volksmond »de West" zal heeten, en hij zou gaarne den naam »Tuinstadwijk" willen behouden en dan de straatnamen daaraan doen aanpassen. Hij zal dan ook een voorstel indie nen om aan die straten bloemennamen te geven. In het algemeen gevoelt hij veel voor die groepsnamen van straten in een bepaalde wi]k, omdat men dan, een naam hoorende, direct weet in welk stadsgedeelte men zulk een straat moet zoeken. Spreker meent, dat daarom ook de naam «Pieter de la Courtstraat" uit deze wijk moet verdwijnen. Op school heeft hij nooit over dien mijnheer hooren spreken en hij weet ook niet wie deze is geweest. Men heeft getracht, door hem te vernoemen, zijn nagedachtenis te doen voortleven, maar men is daarin slecht geslaagd, want niet een op de duizend inge zetenen van Leiden weet wie Pieter de la Court is geweest. Waar men hier bovendien te doen heeft met een nieuwe straat, die nog niet is ingeburgerd, is het bezwaar om dien naam te doen verdwijnen des te geringer, De heer Knuttel heeft reeds bij vorige gelegenheden bezwaar gemaakt tegen die koloniale straatnamen, die herin neren aan de Nederlandsche roofpolitiek en het Nederlandsche imperialisme, en hij onderschrijft thans daarnaast de argu menten, door den heer Oostdam aangevoerd, volkomen. Het scheppen van een buurt met West-Indische namen zal op den duur verwarring geven en bovendien is men met West- Indische namen spoedig uitgepraat; men zal er niet zoo gemakkelijk meer dan tien of twaalf vinden. Tegen de namen, welke de heer Groeneveld aan de straten wil geven, heeft spreker niet zoo groot bezwaar, alleen dat er een zekere hoon in ligt, omdat in »Tuinstadwijk" van den tuin niets overblijft; het is alsof men de menschen voor den gek houdt. Spreker geeft in overweging dit voorstel van Burgemeester en Wethouders te verwerpen en dan een nieuw voorstel af te wachten. De Voorzitter deelt rnede van den heer Groeneveld het volgende amendement ontvangen te hebben »Ondergeteekende stelt voor in plaats van voorstel b (Ingek. Stuk No. 94, 1923) te lezen: de op de overgelegde teekening met de cijfers 1 tot en met 7 aangeduide straten van het woningcomplex «Tuinstadwijk" te noemen onderscheidenlijk: Rozenlaan, Leliestraat, Dahlia straat, Tulpstraat, Irisstraat, Narcisstraat, Resedastraat en de tegenwoordige Pieter de la Courtstraat te noemenSeringen straat". Spreker geeft den heer Groeneveld in overweging dit amen dement in te trekken, in de eerste plaats omdat er aan vast geknoopt is de verdooping van een straat builen het thans in behandeling zijnde complex vallende. De heer Groe neveld weet niet, wie Pieter de la Court geweest is, maar vele menschen weten dat wel. De la Court is geweest een groote vriend van Jan de Witt en was in de historie een vrij beroemd man. Het beste zou zijn, wanneer het voorstel van Burgemeester en Wethouders sub b in stemming gebracht wordt. Mocht dit verworpen worden, dan zullen Burgemeester en Wethouders komen met een voorstel om aan deze straten bloemennamen te geven. De détailleering dient echter nog eerst overwogen te worden, want de heer Groeneveld spreekt in zijn voorstel van «Rozenstraat", maar dien naam kan men niet nemen, aangezien er al een «Witte Rozenstraat" is. De heer Eerdmans meent dat men aldus geen recht doet wedervaren aan het denkbeeld van den heer Oostdam, die iets gevoelt voor het denkbeeld van den Archivaris, om aan deze straten historische namen te geven. Dit lijkt toch wel de overweging waard. De Vooezitter zegt, dat degenen, die voor het denkbeeld van den Archivaris zijn, den volgenden keer eventueel kunnen stemmen tegen de bloemennamen. Overigens meent spreker, dat er in den Raad wel geen meerderheid zal te vinden zijn voor de meeste namen, die de Ar chivaris noemt. «Haringstraat", «Wittebroodstraat" en dergelijke zijn toch geen passende namen. Verder meent spreker, dat de Raad geen bezwaar zal hebben tegen den naam «Koninginnelaan". Wanneer het voorstel sub b verworpen mocht worden en Burgemeester en Wethouders komen met een lijstje van bloemennamen, dan zal daarbij toch ook zijn de naam «Koninginnelaan". De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders sub a wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Het voorstel sub b wordt in stemming gebracht en met 20 tegen 8 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Eerdmans, van Stralen, Knuttel, de Lange, Kuivenhoven, Wilmer, Sijtsma, Stijnman, Piekaar, Groeneveld, Bisschop, üostdam, Kooistra, van Eek, Dubbelde- man, Heemskerk, Schoneveld, mevrouw DubbeldemanTrago, mevrouw van Itallievan Embden en de heer Wilbrink. Vóór stemmen: de heeren Meijnen, Splinter, van Hamel, Huurman, Mulder, Pera, van der Lip en Sanders. Ingevolge deze beslissing zullen Burgemeester en Wethouders, overeenkomstig de toezegging van den Voorzitter, een nieuw voorstel bij den Raad aanhangig maken. V. Praeadvies op het verzoek van H. Kroeze, om de levering van zand en grint in het vervolg in het openbaar aan te besteden. (Zie Ing. St. No. 92.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Knuttel zegt, dat het in het praeadvies van Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld alsof het zand, dat de straatmakers gebruiken, slechts een onbetee- kenende hoeveelheid vormt, maar dat zijns inziens in den loop van het jaar die hoeveelheid toch wel in de tientallen schuiten zal beloopen. Hij vraagt daarom, of het niet de moeite waard is ook de levering van dat zand te laten aannemen. De heer Wilbrink onderschrijft het praeadvies van Burge meester en Wethouders volkomen. Er zullen een 200-tal schuiten per jaar noodig zijn voor dit doel, maar als men voor de levering van dat straatzand een publieke aanbesteding houdt, loopt men gevaar een leverancier te krijgen, die het niet zoo nauw neemt en denkt, dat het wel in orde zal komen, waardoor voor de gemeente groote moeilijkheden kunnen ontstaan. Dat straatzand wordt aangevoerd naar gelang van de behoefte en op die plaatsen, waar het direct gebruikt moet worden, omdat anders de helft in het water terecht komt. Men zou de levering wel over enkele leveran ciers kunnen verdeelen, maar in elk geval heeft men personen noodig, op wie men kan vertrouwen, zoodat, als het noodig is, altijd aanvoer plaats heeft. Bij een publieke aanbesteding kan dat wel eens mis loopen. De heer Mulder zegt, dat het voor de gemeente van belang is de levering van dit zand op te dragen aan een vasten schipper, die met den gang van zaken geheel bekend is. De benoodigde hoeveelheid is inderdaad niet zoo groot, want het zijn kleine schuitjes, maar het voornaamste is, dat de man weet, dat hij nu hier tien kruiwagens moet leveren, dan daar twintig en ook wel eens grootere hoeveelheden. Houdt men

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 5