62 MAANDAG 26 MAART 1923.
De heer van Stralen gebruikt als argument, dat in die
week een extra Zondag valt, maar dan zou hij moeten vragen
één zesde deel van de uitkeering en niet de volle uitkeering,
maar dan zou de extra-uitkeering voor verscheidenen al zeer
gering worden en geheel onvoldoende zijn om iets achter
stalligs in te halen.
Wat betreft het gesprokene door den heer Knuttel, de
uitkeering aan de werkloozen is niet zoo gering. Zij bedraagt
ƒ13.50 benevens ƒ1.50 per kind, tot een maximum van 65%
van het genoten loon, zoodat voor een gezin met 10 kinderen
de uitkeering kan stijgen tot 28.50.
Het is werkelijk niet zoo weinig, al wordt in het request
gesproken van de »geringe" uitkeeringen. Bovendien is de
groote moeilijkheid altijd: wie moet het hebben en wie niet,
hoeveel is in de werkloosheid reëel en hoeveel fictief? Deze
week hebben zich twee gevallen voorgedaan, dat men is gaan
trouwen op de werkloozenuitkeering, gelijk men dat vroeger
op de militaire vergoeding deed. Men trekt bij de ouders in
en dan vergroot men tevens den woningnood.
De heer Knuttel ontkent de bewering van den heer van
Stralen, als zou sedert de instelling van een ondersteunings
commissie de toestand der werklooze arbeiders in doorsnee
zooveel beter zijn geworden. Spreker heeft eenige bestuurders
van vakvereenigingen gesproken, die er geheel anders over
dachten en zeiden, dat het een bezuiniging voor de gemeente
kas was.
De heer van Stralen stelt het voor, alsof te Amsterdam de
sociaal-democraten tegen het voorstel der communisten hebben
gestemd, omdat het niet goed was ingekleed, maar die voor
stelling is onjuist. Ten onrechte wordt gezegd, dat het voor
stel geen rekening houdt met eventueele gezinsinkomsten,
want er wordt gesproken van een extra uitkeering en bij die
wekelijksche uitkeering worden gezinsinkomsten wel degelijk
in aanmerking genomen. Bovendien begrijpt spreker niet de
bezorgdheid van den heer van Stralen voor de gemeentekas,
waar deze zich bevreesd toont, dat de werkloozen een beetje
te veel uitkeering zullen krijgen.
De heer van Stralen. Ik bedoel degenen, die uit de werk-
loozenkassen trekken.
De heer Knuttel antwoordt, dat hij ook dan die bezorgd
heid nog niet kan deelen.
Verder stelt spreker de vraag waarom de sociaal-democraten
niet met een beter geredigeerd voorstel zijn gekomen, indien
dat van de communisten naar hun oordeel niet goed was
ingekleed.
Wat betreft de woorden, door den heer van der Walle te
Rotterdam gesproken, spreker is het daarmede eens, maar uit
het feit, dat de Duitsche arbeiders het grootendeels nog beroerder
hebben dan de werkloozen hier te lande, mag niet worden
geconcludeerd, dat deze laatsten het niet beroerd hebben.
Spreker dankt den heer Oostdam voor diens behartigens
waardige woorden aan het adres van de werkloozen. Als de
heer Oostdam zegt, dat onder de werkloozen zeiven blijkbaar
het besef niet leeft, dat er iets gegeven moet worden, omdat
er slechts 50 menschen opkomen, als er een vergadering wordt
belegd, dan hoopt spreker, dat degenen, die het eenheidsfront
onder de werkloozen tegenwerken, hun verantwoordelijkheid
uit die woorden van den heer Oostdam des te scherper zullen
gevoelen, en dat de werkloozen zullen begrijpen, dat het hun
plicht is beter voor hun eigen zaken op te komen, omdat, als
zij dat niet doen, hun wenschen met hoon worden afgewezen.
De Voorzitter sprak over een theoretisch maximum, tot
hetwelk de uitkeeringen zouden kunnen gaan, maar dat maximum
kan alleen worden bereikt door een gezin met tien niets inbren
gende kinderen, waarvan het hoofd in normale tijden 47.
in de week zou verdienen. Een uitkeering van ƒ28.50 zal dus
een uitzondering zijn en die zal dan nog betreffen gezinnen
met buitengewoon groote behoeften. Het kan niet anders of
er ontstaat groote nood in gezinnen, wanneer men daar ge-
ruimen tijd moet toekomen met een bedrag van ten hoogste
60 procent van het genoten loon.
Spreker meent dus dit argument naast zich te mogen neder-
leggen en blijft steunen het verzoek van het Werkloózen-
Agitatie-Comité.
De heer Wilmer wil, aangezien het betoog van den heer
van Stralen op de bevolking een geheel verkeerden indruk
kan maken, daartegenover stellen, dat de uitkeering nood
zakelijkerwijs zoo laag moet zijn, omdat het een algemeene
regeling is. Zelfs al kwam deze extra gave erbij, de zoo
genaamde armenzorg moet blijven bestaan en spreker juicht
het ten zeerste toe, dat er te Leiden nog zeer vele menschen
wonen, die zeggen: behalve een steunregeling moet er zijn
een soort van armenzorg.
De heer van Eck erkent, dat het door den heer van Stralen
gedaan voorstel een beperkt voorstel is en daarom meer kans
heeft om aangenomen te worden, maar er bestaat zoo groote
achterstand ten aanzien van de zorg van de overheid voor de
werkloozen, en er bestaat zoo groote noodtoestand, dat spreker
geen vrijheid kan vinden om te stemmen tegen eenig voorstel,
van welke zijde het ook komt en met welke bedoelingen het
misschien ook gedaan wordt, dat beoogt verbetering te brengen
in den toestand van de onderliggende klasse van de maat
schappij. Daarom zal spreker zich ook niet afvragen, of daarin
ook onbillijkheden voorkomen en misschien lasten gelegd
worden op enkelen, die in nog slechter conditie verkeeren dan
de werkloozen. Het is van groot maatschappelijk belang, dat
de overheid de werkloozenzorg begint te beschouwen als de
eerste en grootste taak, welke op haar rust.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het verzoek van het Werkloozen Agitatie Comité wordt
met 22 tegen 5 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Eerdmans, van Stralen, de Lange,
Meijnen, Kuivenhoven, Wilmer, Splinter, Sijtsma, van Hamel,
Stijnman, Groeneveld, Bisschop,Oostdam, Dubbeldeman, Heems
kerk, Schoneveld, mevr. van Itallievan Embden, de heeren
Wilbrink, Mulder, Pera, van der Lip en .Sanders.
Vóór stemmen: de heeren Knuttel, Piekaar, Kooistra. van
Eck en mevr. DubbeldemanTrago.
Het voorstel van den heer van Stralen wordt vervolgens
met 19 tegen 8 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Eerdmans, de Lange, Meijnen,
Kuivenhoven, Wilmer, Splinter, Sijtsma, van Hamel, Stijnman,
Bisschop, Oostdam, Heemskerk, Schoneveld, mevr. van Itallie
van Embden, de heeren Wilbrink, Mulder, Pera, van der Lip
en Sanders.
Vóór stemmen: de heeren van Stralen, Knuttel, Piekaar,
Groeneveld, Kooistra, van Eck, Dubbeldeman en mevr.
DubbeldemanTrago.
8°. Verzoeken van A. Fuchs Sr. en A. Fuchs Jr. om restitutie
van betaalde belasting en vervolgingskosten.
Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
om praeadvies.
Aan de orde is alsnu
I. Benoeming van 4 schoolartsen voor het tijdvak 1 Apiil
1923—1 April 1924.
(Zie Ing. St. No. 97.)
De Voorzitter verzoekt den heeren Meijnen, Bisschop,
mevrouw van Itallievan Embden en den heer Piekaar het
stembureau te willen uitmaken.
Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten de benoeming
van de vier schoolartsen tegelijkertijd te doen plaats hebben.
Achtereenvolgens worden de heeren H. W. Blote, J. A.
Schreuder, H. P. Veldhuyzen en Dr. W. Th. M. Weebers weder
in hunne betrekking van schoolarts bestendigd en zulks voor
het tijdvak van 1 April 19231 April 1924, met 26 stemmen
1 biljet was van onwaarde.
(De heer Huurman was inmiddels ter vergadering gekomen,
terwijl de heer Wilmer deze tijdens de stemming tijdelijk had
verlaten.)
De Voorzitter dankt de leden van het stembureau voor
de genomen moeite.
II. Voorstel in zake de opzegging van de overeenkomst be
treffende de levering van electrischen stroom, aan de N. Z. HolL
Tramweg Maatschappij.
(Zie Ing. St. No. 93.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
III. Voorstel:
a. tot nadere vaststelling van de rooilijnen van een gedeelte
van den Heerensingel en van de Julianastraat;
b. tot afstand van eenige strooken grond, deel uitmakende van
den Heerensingel en de Julianastraat, aan het R.K. Kerk
bestuur der Parochie van O. L. Vr. Hemelvaart en het
Bestuur der Eerw. Zusters Carmelitessen van het Godde
lijk Hart.
(Zie Ing. St. No. 91.)