60
MAANDAG 26
MAART 1923.
Spreker schat, dat zijn voorstel aan de gemeentekas een bedrag
van ƒ5000.zal kosten; zoodat z.i. uit financieel oogpunt
daartegen geen overwegend bezwaar kan aangevoerd worden.
De Voorzitter wil naar aanleiding van het verzoek van
de heeren Metscher en de Koning en van het voorstel van
den heer van Stralen in het kort namens Burgemeester en
Wethouders praeadvies uitbrengen.
Dit praeadvies strekt om op het verzoek niet in te gaan
en het voorstel van den heer van Stralen te verwerpen.
Het verzoek, dat de verste strekking heeft, betreft voor
eerst het verstrekken van een uitkeering boven de uitkeering
uit de werkloozenkas en verder een uitkeering boven die
van de Commissie tot Steunverleening en van het Burgerlijk-
Armbestuur, waartegen zoowel de Regeering als Gedepu
teerde Staten gekant zijn. Dit verzoek hadden Burgemeester
en Wethouders wel verwacht, want het is ook bij eenige
andere gemeenteraden ingekomen en ook op dezelfde wijze
geformuleerd. Het is klaarblijkelijk van een centraal punt
uitgegaan.
Ook bij den Amsterdamschen gemeenteraad is een dergelijk
verzoekschrift ingekomen en daar heeft de heer Wijnkoop
een voorstel van gelijke strekking ingediend, en naar aan
leiding daarvan heeft de Wethouder te Amsterdam gezegd:
»Reeds wordt er op alle mogelijke manieren steun aan werk-
loozen verstrekt" en »het gaat niet aan om aan de werkloozen
ten koste van de belastingbetalers extra faveurtjes te geven
als de heer Wijnkoop nu voorstelt." Vervolgens is dat voor
stel verworpen met algemeene stemmen op 3 na, de stemmen
van de 2 communisten en den heer Collij, die vooraf gezegd
had, dat het voorstel verkiezingsparade was.
Een paar dagen daarna is hier het voorstel van den heer
van Stralen ingekomen, dus afkomstig van dezelfde partij,
die te Amsterdam tegen een voorstel van ongeveer gelijke
strekking van den heer Wijnkoop heeft gestemd. Spreker zal
aan zijn vermoeden omtrent de strekking van het voorstel
geen uiting geven, maar vele menschen zouden aan den heer
van Stralen hetzelfde kunnen verwijten wat de heer Collij,
aan den heer Wijnkoop heeft verweten.
Op grond van dezelfde argumenten, als te Amsterdam
tegen het voorstel van den heer Wijnkoop aangevoerd, zijn
Burgemeester en Wethouders tegen het voorstel van den
heer van Stralen. Te Leiden zijn de uitkeeringen zoo hoog als de
autoriteiten, die toezicht hebben te houden op het financieel
beheer der gemeente, maar toelaten; nergens zijn zij hooger,
op de meeste plaatsen lager en bovendien heeft hier een
brandstoffenuitkeering plaats gehad. Te Alkmaar is de uit
keering voor uitgetrokkenen, voor gehuwden en kostwinners,
vastgesteld op 11 per week en Gedeputeerde Staten van
Overijssel hebben bezwaar gemaakt tegen een door den Raad van
Deventer gevoteerde uitgaaf van 5000.vooreen brandstoffen-
toeslag aan werkloozen. In den Haag is over een extra uit
keering nog geen beslissing genomen, maar het praeadvies
van Burgemeester en Wethouders is afwijzend.
Wat de geraamde kosten aangaat, de inwilliging van het ver
zoek zou een uitgaaf van f 13000.vorderen alleen voor punt
a. Het voorstel van den heer van Stralen, waarin niet zijn
opgenomen degenen, die uit werkloozenkassen trekken, bij
wijze van interruptie deelt de heer van Stralen mede, dat het
werkelijk zijn bedoeling is die uit te sluiten zou een uitgaat
van f 9Ó00.met zich brengen.
Het eindoordeel van Burgemeester en Wethouders is, dat
deze lasten om financiëele redenen en uit billijkheidsover
wegingen niet aan de andere ingezetenen kunnen worden
opgelegd, daargelaten nog, dat Gedeputeerde Staten aan een
eventueel Raadsbesluit in dien zin hun goedkeuring zeker
niet zouden geven. De gemeente is gebonden aan bepaalde
regelen en de bedoeling is hier blijkbaar om incidenteel een
uitkeering te geven boven die, welke door de Regeering is
bepaald. Pasehen wordt er nu wel bijgehaald, maar de partijen
van de heeren Metscher, de Koning en van Stralen hechten
nu juist niet zooveel aan het Paaschfeest. Deze extra-uit-
keering zou neerkomen op een verhooging van de wekelijk-
sche .uitkeeringen, maar in vele gevallen op een verhooging
van weinig beteekenis, want er zijn gezinnen, die wegens ge
zinsinkomsten f 3.f 5.— of 7.50 krijgen. Zou nu iemand
beweren, dat één derde gedeelte daarvan zou zijn een tege
moetkoming in den achterstand? Het betreft hier slechts een
poging om af te wijken van de regelen, die vastgesteld zijn
en om als het ware een Paaschcadeautje te geven. Daar kun
nen Burgemeester en Wethouders niet vóór zijn, noch uit
beginsel noch om financiëele overwegingen.
De heer Knuttel ontkent, dat dergelijke verzoekschriften
aan de verschillende Gemeenteraden vanuit één centraal punt
zijn uitgegaan, hetgeen al hieruit blijkt, dat zoowel te Amsterdam
als te Leiden van twee verschillende zijden in die richting
gewerkt is, en spreekt er verder zijn voldoeningoveruif.dat,
al gaat het voorstel van den heer van Stralen minder ver,
hier toch de S.D.A.P. een aanmerkelijk deel van dit oor
spronkelijk communistisch voorstel heeft overgenomen. Spreker
mag spreken van een communistisch voorstel, omdat het het
eerst gekomen is van communistische zijde, al geeft spreker
toe, dat er in wezen niets communistisch en zelfs niets socialis
tisch in zit. Daarom hoopt spreker, dat ook de niet-commu-
nistische en de niet-socialistische leden van den Raad aan het
voorstel hun stem zullen geven.
Spreker vindt, dat in de bestrijding van den Voorzitter iets
mats lag, iets waaruit men wel kon opmaken dat hetgeen
hier gevraagd is in geenen deele buitensporig is. Inderdaad
is het gevraagde uiterst bescheiden; het is een bescheiden
poging om althans eenigszins in den ergsten nood tegemoet
te komen. De werkloozen moeten nu leven van een uitkeering
van ƒ13.50 per week; die ten hoogste kan stijgen tot ƒ17.
of 18.per gezindaarvan moet alles bekostigd worden en
iedereen zal dan ook begrijpen, dat de verarming in die
gezinnen van dien aard is, dat daar heerscht een toestand
van demoralisatie, waarin voorzien moet worden.
De wijze, waarop men dat nu wil doen, is inderdaad tamelijk
willekeurig, maar dat komt omdat wij in de keuze van de
middelen uiterst beperkt zijn, doordat de Regeering de ge
meente in zake de werkloozenuitkeeringen op alle manieren
aan banden legt. Men moet daarom trachten door allerlei
hoekjes en gaatjes te sluipen, met behoud van het gevaar
dat ook dan nog de Regeering een spaak in het wiel zou
kunnen steken; maar men is niet verantwoord, als men in
dit opzicht niet het uiterste probeert.
De opmerking van den Voorzitter, dat het Paaschfeest met
deze zaak weinig te maken heett en de partijen, van welke
dit voorstel afkomstig is, niet buitengewoon veel aan dat feest
hechten, is een historisch onjuiste opmerking. Het Paaschfeest
is van heidenschen oorsprong en was aanvankelijk een lente
feest, dat in die heidensche opvatting nog bij alle volken wordt
aangetroffen. In ieder geval is het Paaschfeest inzooverre een
marquante datum, dat het is het begin van het lenteseizoen
en valt in den tijd van den schoonmaak, welke voor elk
huisgezin buitengewone uitgaven, niet tot de wekelijksche
behoorende, medebrengt. In dit opzicht is dus de datum niet
zoo willekeurig gekozen.
Wie overtuigd is van de ellende, die in de gezinnen der
werkloozen heerscht, gevoelt, dat men niet over de kosten
moet spreken. Indien het bedrag reeds vrij aanmerkelijk is
bij een zoo bescheiden tegemoetkoming als gevraagd wordt,
dan bewijst dat welken omvang deze ellende te Leiden heeft.
Men moet niet naar de totale kosten vragen, maar alleen
letten op hetgeen ieder gezin krijgt en dat is een buitengewoon
klein bedrag.
De argumenten, door den Voorzitter gebezigd, heffen elkander
in zekeren zin op. Indien men dit voorstel niet moet aannemen
uit vrees voor de houding, welke Gedeputeerde Staten er
tegenover zullen aannemen, dan behoeft men ook niet de
vraag onder het oog te zien of de kosten voor de gemeente
niet te hoog zouden zijn. Waar in den Haag menschen, die
eenige ervaring hebben op het gebied van de houding van
Gedeputeerde Staten en het niet op een breuk met dat College
willen aansturen, het aandurven, moet Leiden het ook pro-
beeren en zien inhoeverre Gedeputeerde Staten de verant
woordelijkheid voor een niet-goedkeuring zullen durven aan
vaarden.
Spreker hoopt, dat dit voorstel bij vele Raadsleden steun
zal vinden.
De heer Oostdam moet de aanneming van het voorstel-
van Stralen ten sterkste ontraden. Zelfs onder de werkloozen
te dezer stede blijkt het bewustzijn te leven, dat het eigenlijk
zoo niet gaat, wat valt af te leiden uit het feit, dat de ver
gadering, welke door het Werkloozen-Agitatie-Comité in de
Graanbeurs voor deze zaak was belegd, slechts door een
50-tal werkloozen was bezocht. In diezelfde vergadering zijn
ook de menschen aangespoord om heden hier de tribune te
vullen, maar hoewel de werkloozen allen tijd hebben, is de
tribune niet voller dan anders. Ook hieruit blijkt wel, dat
de werkloozen zelf gevoelen, dat er een zonderlinge kant zit
aan het voorstel van den heer van Stralen, waarmede deze
onder de duiven van den heer Knuttel tracht te schieten.
Spreker zou het betreuren, als van de belastingschuldigen
ook dit nog werd gevraagd. Ónder hen zijn er ook zeer velen,
die zich met het Paaschfeest of met den schoonmaak of hoe
men het noemen wil, iets moeten ontzeggen wat zij eigenlijk
zeer gaarne zouden hebben, terwijl niemand er aan denkt
hun zoo'n extraatje te gaan brengen. En dan zou men het
wel geven aan menschen, die hier een uitkeering genieten,
waarover de heer van der Walle, Secretaris van het Neder-
landsch Vakverbond, zich in een te Rotterdam gehouden
vergadering met grooten lof heeft uitgelaten. Die heeft toen
een vergelijking gemaakt tusschen den toestand van de
werkloozen hier te. lande en de arbeiders in Duitschland,
welke geheel ten gunste van de eerstgenoemden uitviel.