74 MAANDAG 16 APRIL 1923. Wethouders hun voorstel niet hebben uitgebreid tot de Groenesteeg. Er moge daar minder gerij zijn, er zijn vele winkeltjes; voortdurend liggen er bananenschillen en dergelijke op den grond, en daardoor is daar de kans grooter om ongeluk ken te krijgen dan in de Maarsmanssteeg. Spreker zou dan ook gaarne zien, dat spoedig ook de Groenesteeg van een andere bestrating werd voorzien. De heer Eerdmans doet opmerken, dat hier incidenteel een ander argument in het debat wordt gebracht. Voorgesteld wordt de Maarsmanssteeg te verstraten naar aanleiding van een adres van de Leidsche Koetsiersvereeniging, maar de heer van Eek heeft gezegd, dat het in de Groenesteeg voor de menschen zoo glad is om te loopen, terwijl de heer Huurman aanvoerde, dat daar minder gerij was en de glad heid werd veroorzaakt door voorwerpen, waarover men kan vallen, o. a. bananenschillen. Daar men over bananen schillen even leelijk valt op klinkers als op scoriae bricks, lijkt spreker dat argument niet zoo dringend. Hij heeft er geen bezwaar tegen om dezen wensch ten aanzien van de Groenesteeg in gedachten te houden en het volgend jaar uit de gewone uitgaven de kosten van de verstrating dier steeg te bestrijden, maar hij is er wel tegen dat thans uit de buitengewone uitgaven te doen. De verstrating van de Maars manssteeg is met het oog op den aard der bestrating veel dringender noodig. De heer Splinter wijst er op, dat de bedoeling van de Commissie van Fabricage was om, gelijk de heer Eerdmans dat zou wenschen, dit jaar alleen de Maarsmanssteeg te ver straten en het volgend jaar uit de uitgaven voor onderhouds werken de Groenesteeg onder handen te nemen. De heer Kuivenhoven acht, in tegenstelling met den heer Eerdmans, den toestand in de Groenesteeg even gevaarlijk als in de Maarsmanssteeg. Het gaat daar om de soort straat- steenen, niet om bananenschillen, en het in orde maken vooral van de eerste Groenesteeg is even wenschelijk als de verstrating van de Maarsmanssteeg. De heer van Eck zegt gaarne gevolg te willen geven aan den wenk van den Voorzitter om zijn voorstel te wijzigen in het uitspreken van de wenschelijkheid. De Voorzitter vraagt of de heer van Eck zich met de volgende motie kan vereenigen: «Ondergeteekende spreekt de wenschelijkheid uit om de bestrating van de Groenesteeg te doen vervangen door klin kerbestrating" en of het zijn bedoeling is dit werk dadelijk te doen uitvoeren dan wel de gelden er voor te brengen op de volgende begrooting. De heer van Eck. Dadelijk! De Voorzitter moet, nu hij van den heer Splinter heeft gehoord, welke de plannen van de Commissie van Fabricage zijn, den Raad aanraden dit werk tot het volgend jaar uit te stellen, ook omdat men op de geldmiddelen dient te letten. Die bestrating heeft jaren lang bestaan en nu zou het ineens urgent geworden zijn om haar te veranderen? Naar aan leiding van het ingekomen adres stellen Burgemeester en Wethouders voor de gevraagde verbeteringen ten deele aan te brengen en nu zou ineens alles moeten worden verbeterd! Zoolang spreker Burgemeester is, is in de Groenesteeg nooit een ongeluk gebeurd en hij ziet dan ook niet in waarom het onverwijld noodig zou zijn om buiten de begrooting om voor dit doel een extra uitgave te doen. Wordt de motie van den heer van Eck aangenomen, dan zullen Burgemeester en Wethouders in de volgende Raads vergadering met een begrootingsstaat komen; wordt zij ver worpen, dan zijn Burgemeester en Wethouders van plan op de volgende begrooting gelden voor dit doel uit te trekken. De heer van Eck wil er op aandriugen om met deze zaak spoed te maken. Het is niet de vraag of die bestrating al dan niet slecht is en een weinig verbetering behoeft; spreker weet bij ervaring, dat de toestand in de Groenesteeg gevaarlijk is. Indien daar nooit ongelukken zijn gebeurd, dan blijkt daaruit alleen, dat de menschen daar buitengewoon voorzichtig loopen. Begint men, met het oog op de veiligheid, in de Maarsmans steeg de bestrating te verbeteren, dan is het even gewenscht datzelfde te doen in de Groenesteeg, welke niet minder druk beloopen wordt. Er is daar wel minder gerij dan in de Maarsmanssteeg, maar de Groenesteeg is niettemin bij nat weer een gevaarlijke straat. De heer Groenevei.d weet bij ervaring, dat de Groenesteeg zeer gevaarlijk is, ook voor voetgangers, vooral als het wat vochtig weder is of gesneeuwd heeft. Verder zijn er vele winkels, vooral groentewinkels, en de afval van die winkels komt vaak op de straat terecht. Spreker dringt dus aan op zoo spoedig mogelijke verandering in den toestand daar. De heer Mulder wijst op de uitlating in het praeadvies, dat men de verstrating van de Groenesteeg minder urgent acht; dat wil dus zeggen, dat men die urgent acht doch niet zoo urgent als de verstrating van de Maarsmanssteeg. De verstrating van de Groenesteeg zal een van de eerste dingen zijn, welke men in 1924 onder handen zal nemen. Dat zal dus over niet zoo langen tijd gebeuren. Wat betreft het argument, dat er in de Groenesteeg zooveel afval van de groentewinkels op straat ligt, over dergelijke ongerechtigheden valt men overal. De motie van den heer van Eck wordt voldoende ondersteund. De beraadslaging wordt gesloten. De motie van den heer van Eck wordt met 16 tegen 9 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Bisschop, Heemskerk, Jan de Lange, Oostdam, Wilbrink, Eikerbout, Eerdmans, Pera, Mulder, van der Lip, Sanders, Meijnen, de Lange, Splinter, Huurman en van Hamel. Vóór stemmen: mevrouw Dubbeldeman—Trago, de heer Sijtsma, mevrouw van Itallievan Embden, de heeren Kuiven hoven, Kooistra, van Stralen, Groeneveld, Dubbeldeman en van Eck. (De heeren van Hamel en Groeneveld waren inmiddels ter vergadering gekomen.) Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens besloten het adres verder voor kennisgeving aan te nemen. IX. Voorstel tot het voeren van verweer in de door de N.V. sHaagsche Tramweg Maatschappij" aanhangig gemaakte procedure, betreffende de onteigening van 2 perceelen weiland, Kad. bekend Sectie F nis 195 en 196. (Zie Ing. St. No. 111.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. X. Nader voorstel tot het geven van namen aan eenige straten van het woningcomplex »Tuinstadwijk." (Zie Ing. St. No. 114.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Groeneveld betreurt het, dat Burgemeester en Wethouders slechts gedeeltelijk voldaan hebben aan den door den Raad geuiten wensch om aan de straten in Tuinstadwijk bloemennamen te geven. Voorèerst de Koninginnelaan. Zooals spreker de vorige maal reeds heelt gezegd, gevoelt hij er veel voor om in bepaalde wijken zekere groepsnamen aan de straten te geven, maar hier wordt voor één straat op dat stelsel een uitzondering gemaakt. Hij wenscht dus in plaats van »KoninginneIaan" te lezen »Rozenlaan". Verder wenscht spreker den naam »Pieter de Ia Court-straat" te doen vervallen, omdat die naam niet past bij de andere straatnamen in deze wijk, en dien te vervangen door Dahlia straat, een toepasselijken naam, omdat er in den omtrek van Leiden nog al veel dahlia's worden gekweekt. De Voorzitter antwoordt, dat hij de vorige maal reeds heeft gezegd, dat de naam Koninginnelaan", zou worden be houden, omdat die laan met de Stadhouderslaan en de Burg- gravenlaan één doorgaande stratenrij vormt, maar dat Burge meester en Wethouders overigens bereid waren aan den wensch van den Raad te voldoen. Al de straten zijn naar bloemen genoemd, behalve een drietal, aan welke namen zijn gegeven van hoornen, welke mooie bloemen dragen. De heer Groene veld kan dus tevreden zijn. Wat betreft de verandering van den naam »Pieter de la Court- straat", zooals spreker de vorige maal heeft gezegd, is die kwestie niet aan de orde. Wil de heer Groeneveld die straat verdoopen, dan is er niets tegen dat hij 24 uur vóór den aanvang van eene vergadering een daartoe strekkend voorstel indient. Het gaat thans echter over het geven van namen aan de straten van het woningcomplex «Tuinstadwijk". De heer Groeneveld ziet niet in waarom ten opzichte van die ééne laan afgeweken moet worden van het systeem om bloemennamen aan de straten te geven. De Voorzitter zegt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 16