MAANDAG 16 APRIL 1923.
71
Zitting van Maandag 16 April 1923.
Geopend des namiddags te twee uur.
Voorzitter: de heer Burgemeester Jhr. Dr. N.C. DEGIJSELAAR.
Te behandelen onderwerpen
1° Voorstel tot bepaling van het bedrag der door den waar-
nemenden Gemeente-ontvanger te stellen zekerheid en
beëediging van den heer J. W. Lau als waarnemend
Gemeente-ontvanger. (112)
2° Benoeming van een lid der Commissie voor het Stedelijk
Museum »de Lakenhal." (101)
3° Praeadvies op het verzoek van J. W. Reijneveld, om de
te bouwen schuur op een terrein achter de Fruinstraat,
Sectie M No. 3698, van hout te mogen maken. (104)
4° Voorstel tot overname in eigendom bij de gemeente van
een gedeelte van het perceel Sectie K no 3242, nabij den
Heeren singel. (113)
5° Voorstel
a. tot het verleenen van medewerking aan het Bestuur
der R. K. Par. Jongensschool onder R. K. Par. Kerk
bestuur, tot verandering van de inrichting van het
schoolgebouw aan de Pelikaanstraat No. 20;
b. tot beschikbaarstelling van de voor de sub a bedoelde
verandering van inrichting benoodigde gelden. (108)
6Ö Voorstel:
a. tot het verleenen van medewerking aan het Bestuur
van de Inrichting van Liefdadigheid voor Roomsch-
Katholieken te Leiden (Meisjesscholen der Eerw.
Zusters in de Pelikaanstraat) tot uitbreiding en ver
andering van de inrichting van het schoolgebouw aan
de Haarlemmerstraat N°. 32/34;
b. tot beschikbaarstelling van de voor de sub a bedoelde
uitbreiding en verandering van inrichting benoodigde
gelden. (109)
7° Verordening, krachtens artikel 4, sub 3°, der Hinderwet,
betreffende het oprichten, hebben of gebruiken van
slachterijen of vilderijen van vee, penserijen of darm-
wasscherijen. (110)
8° Praeadvies op het verzoek van de Leidsche Koetsiersver-
eeniging Verbetering zij ons streven om verandering
van de bestrating van de Maarsmanssteeg en de Groene-
steeg. (105)
9° Voorstel tot het voeren van verweer in de door de N.V.
»Haagsche Tramweg Maatschappij" aanhangig gemaakte
procedure, betreffende de onteigening van 2 perceelen
weiland, Kad. bekend Sectie F nis 195 en 196. (111)
10° Nader voorstel tot het geven van namen aan eenige straten
van het woningcomplex »Tuinstadwijk". (114)
11° Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor de ver
nieuwing van de Singelbrug. (106)
12° Praeadvies op de verzoeken van A.FuchsSr. en A.Fuchs Jr.,
om restitutie van betaalde belasting en vervolgings-
kosten. (107)
13° Bezwaarschriften tegen aanslagen in het schoolgeld,
Middelbaar- en Hooger Onderwijs, dienst 1922/23. (103)
14° Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke directe
belasting, dienst 1918/19, 1919/20 en 1920/21. (102)
15° Vaststelling van het 3e Navorderingskohier der plaat
selijke directe belasting, dienst 1920/21. (115)
Tegenwoordig zijn 26 leden, namelijk: de heeren Dubbelde-
man, van Eek, Bisschop, Heemskerk, Jan de Lange, Oostdam,
Wilbrink, Eikerbout, Eerdmans, mevrouw Dubbeldeman
Trago, de heeren Pera Mulder, van der Lip, Sanders, Meijnen,
Sijtsma, mevrouw van Itallievan Embden, de heeren de Lange,
Kuivenhoven, Splinter, Kooistra, van Stralen, Huurman, van
Hamel, Groeneveld en Wilmer.
Afwezigde heer Bots wegens ongesteldheid en de heeren
Schoneveld, Stijnman en Piekaar wegens verhindering en de
heer Knuttel.
De notulen van het verhandelde in de vergadering van
26 Maart 1923 worden goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een missive
van Mevr. de Wed. G. H. Kokxhoornvan Leeuwen,
houdende mededeeling van het overlijden van haren echt
genoot, den heer G. H. Kokxhoorn, in leven Ontvanger dezer
gemeente.
Deze missive luidt als volgt:
Leiden, 7 April 1923.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Bij dezen heb ik de eer U kennis te geven van het over
lijden van mijn dierbaren echtgenoot.
Wed J. J. Kokxhoornv. Leeuwen.
De Voorzitter houdt de volgende rede:
Dames en Heeren.
Gelijk ikzelf, zult gij allen op den morgen van Zaterdag
7 April jongstleden wel ten hevigste opgeschrikt zijn, toen
de mare door Leiden ging, dat onze goede brave Ontvanger,
de Heer G. H. Kokxhoorn, plotseling in den nacht tevoren
door den dood ontrukt was aan de zijnen en aan zijn zoo
nuttigen werkkring. Niet alleen zijne echtgenoote en kinderen
worden door dit afsterven door een smartelijk verlies getroffen,
maar evenzeer het gemeentebestuur van Leidende Raad,
zoowel als het College van Burgemeester en Wethouders,
ikzelf als Burgemeester en als vriend en alle gemeentenaren.
Onze beste Ontvanger was zoo samengegroeid met het
Stadhuis; het Stadhuis is niet zonder hem denkbaar en
eigenlijk evenmin de Stad zelf.
Hoevele lange jaren heeft hij niet een zeer groot gedeelte
van den dag en dat wel dag aan dag hier in dit
gebouw op de Breestraat eerst boven, daarna beneden in
zijn ontvangerskantoor doorgebracht.
En altijd bleef deze hard werkende man, die den arbeid
voor de gemeenschap lief had, die in zijn werk leefde en er
in opging, even opgewekt te midden van zijne drukke bezig
heden.
Hij heeft gewerkt voor Leidens ingezetenen tot zijn dood
toe met liefde en toewijding en dat gaf hem dat groote
optimisme, waardoor het hem mogelijk werd zijn niet altijd
aangenaam ambt met zooveel goed humeur en zooveel zacht
heid uit te oefenen, zóó dat zijn optreden zelfs door alle
belastingschuldigen steeds ten hoogste werd gewaardeerd.
Vandaar ook zijn algemeene populariteit en zijn gezienheid.
Vele diensten heeft de overledene aan onze gemeente be
wezen, dat moge ook blijken uit zijne schitterende ambtelijke
carrière.
Reeds op 21 jarigen leeftijd op 1 Juni 1870 trad de Heer
Kokxhoorn in gemeentedienst als ambtenaar ter Secretarie,
en na verschillende rangen en afdeelingen te hebben door-
loopen, werd hij in 1878 benoemd tot chef van de Finan-
tieele afdeeling. Voorwaar een snelle promotie.
Deze laatste betrekking vervulde hij met zooveel kennis,
ijver en toewijding, dat de Raad niet aarzelde hem tot
Gemeente-ontvanger te benoemen, toen dit gewichtig ambt
in 1892 kwam open te vallen. Het ontvangerschap van Leiden
heeft de Heer Kokxhoorn alzoo gedurende bijna 31 jaren
vervuld en nagenoeg 53 jaren was hij in gemeentedienst.
En al die jaren diende hij voortreffelijk voorbeeldig
onovertrefbaar. Zijne groote verdiensten werden ook door de
Regeering erkend en het behaagde dan ook Hare Majesteit
de Koningin onzen Ontvanger verleden jaar te benoemen tot
Officier in de Orde van Oranje Nassau als blijk van waar
deering voor zijne vele gewichtige, langdurige diensten aan de
gemeente Leiden bewezen.
Nog moge ik hier vermelden, dat de Heer Kokxhoorn bij
Raadsbesluit van 27 September 1894 benoemd werd tot
Commissaris der Bank van Leening bij welke instelling hij
sedert begin 1908 als President-Commissaris optrad.
Ook in het Bestuur van de Bank van Leening was de
overledene de rechte man op de rechte plaats. Volijverig,
berekend voor zijn taak en geliefd door medecommissarissen
en personeel.
En nu is onze beste Ontvanger van ons heengegaan. Wij
allen treuren om hem, wij voelen eene leegte. Het personeel
van den Ontvanger van hoog tot laag had hem lief en eerde
hem en zal hem nooit vergeten, want hij was een humaan
chef, een hartelijk vriend, die tevens tot voorbeeld was en
flinke leiding gaf.
Zijne collega's, Hoofdambtenaren en ambtenaren verliezen
in den Heer Kokxhoorn een waren vriend, een opgeruimden
compagnon, die bij hen allen in hooge eer stond.
En wij Gemeentebestuur, wij Raad van Leiden en College
van Burgemeester en Wethouders hebben in hem verloren
een voortreffelijken hoofdambtenaar, een man, die wel ver
vangen maar nooit overtroffen ten hoogste en dan moeilijk
geëvenaard kan worden.
Maar wij verliezen ook in hem een vertrouwelingeen man
onkreukbaar en onwankelbaar in trouw en eerlijkheid.
En ik speciaal, ik verlies in hem een vaderlijken vriend,