70 MAANDAG 26 MAART 1923. de firma Rutgers niet veel zal komen, en wel in verband met de voorwaarden, welke Burgemeester en Wethouders gesteld hebben overeenkomstig de toezegging van Wethouder Mulder aan den heer van Stralen. De heer Mulder deelt mede, dat de gang van zaken nog loopende is, en dat hij daarom niet kan ingaan op de opmerking van den heer Dubbeldeman. Er komt bij, dat men aanstonds zal krijgen de aanbesteding van de rioleering en vóórdat die plaats heeft gehad kan toch niet met den bouw begonnen worden. De heer Dubbeldeman zegt, dat hij met het antwoord van den Wethouder niet tevreden is. De Voorzitter geeft in overweging om, als meri zich bij de rondvraag niet wenscht te bepalen tot het stellen van een korte vraag, een interpellatie aan te vragen. Burgemeester en Wethouders kunnen niet onvoorbereid over allerlei zaken een discussie beginnen. De heer Mulder antwoordt, dat de Commandant reeds tweemaal met de betrokken brandweerlieden heeft geconfereerd, maar met hen nog niet tot een gunstig resultaat is gekomen. Er zal nog meer geconfereerd moeten worden, want het is veel beter en aangenamer en ook in het belang van brandweer en arbeiders om wederkeerig het eens te worden. De heer Pera zegt, dat de Commandant en het personeel indertijd met elkander hebben onderhandeld en toen al heel aardig met elkander op streek waren, maar dat daarna de leden van het hoofdbestuur der organisatie zich er mede hebben bemoeid, met het gevolg, dat nieuwe besprekingen noodig werden. Nader heen en weerpraten heeft er niet toe geleid, dat men het eens is geworden. Nu heeft Zaterdag vóór acht dagen een bespreking plaats gehad tusschen spreker en leden van genoemd hoofdbestuur. Bij spreker heeft op den voorgrond gestaan daarom heeft hij destijds een onderhoud gehad met den Commandant dat deze met het personeel zou overleggen, ten einde zoo mogelijk tot overeenstemming te komen. Doordat men zich van uit Amsterdam ermede is gaan bemoeien, heeft men de zaak moeilijker gemaakt. De hoofd bestuurders erkenden Zaterdag 8 dagen geleden, dat de zaak in zoodanig stadium verkeerde dat er nog verder onderhandeld moest worden. Dat is nog zoo kort geleden, dat er nu geen klacht over in te brengen is. Men krijgt nu een tamelijk veranderden toestand. Vroeger was de brandweer begrepen onder de algemeene regeling; thans komt er voor de brandweer een afzonderlijke regeling, zooals te Amsterdam. De heer Knuttel brengt in herinnering, dat hij in de vorige raadsvergadering heelt gesproken over den bouw van een nieuw politiebureau, naar aanleiding waarvan hij ook eenige beschouwingen ten beste heeft gegeven over de cultuur plichten van de gemeente. Wat spreker toen in het algemeen gezegd heeft, handhaaft hij, maar het is hem gebleken dat hij daarbij een eenigszins onbillijk oordeel heeft geveld over den Architect van Gemeentewerken. Tot dat oordeel was spreker gekomen door eenige zooals de betrokkene voor het eene zelf toegeeft minder gelukkige ontwerpen. Spreker wil alsnog verklaren, dat men in den heer Neisingh iemand heeft, die een in dergelijke mate geschoold en theoretisch juist aesthetisch inzicht heeft, dat men gerust met hem in zee, kan gaan. Daarin ligt natuurlijk nog niet opgesloten, dat spreker nu ook den door den heer Neisingh ontworpen gevel, als deze gereed is, zal mooi vinden; maar dat geldt van menigen anderen architect, wien men dit werk zou opdragen. Spreker wil zeggen, dat de heer Neisingh behoort tot hen, die het ernstig opvatten en met wie men verantwoord is in zee te gaan. (Teekenen van instemming.) Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. De heer Dubbeldeman zegt in het vervolg daarmede rekening te zullen houden en dergelijke vragen schriftelijk bij het College te zullen indienen. Nu de heer Mulder zoo vriendelijk is geweest om staande deze vergadering antwoord te geven op spreker's vraag, wil spreker zeggen dat hij daarmede niet tevreden is. De Wethouder kan toch' wel een pertinent antwoord geven op deze vraag: heeft die firma de opdracht aanvaard of niet? Er moest indertijd holder de bolder een besluit genomen worden, maar indien nu na vier weken nog niet kan worden gezegd, dat die firma het werk heeft aanvaard, dan begrijpt spreker niet waarvoor die haast noodig was en is er blijkbaar iets niet in den haak. De heer Mulder antwoordt, dat de onderhandelingen nog gaande zijn. Dat indertijd binnen twee dagen een beslissing moest worden genomen, heeft met deze zaak niets te maken. De heer Piekaar. Als de firma het niet doet, wat dan? De heer Mulder zegt, dat Burgemeester en Wethouders dan nog eens met den Raad komen praten, wat wel niet zal behoeven. De heer van Stralen herinnert er aan, dat op 16 October van het vorige jaar bij de brandweer voor den tijd van drie maanden een proefdienst is ingevoerd, waarbij de arbeids voorwaarden voor het personeel vrij belangrijk werden ge wijzigd en onder anderen Zondags- en nachtarbeid werden ingevoerd, terwijl na die drie maanden een definitieve regeling zou totstandkomen. Over dien achteruitgang in arbeidsvoor waarden bestaat onder bet personeel nogal veel ontevredenheid. Spreker vraagt of Burgemeester en Wethouders deze zaak spoedig aan de orde willen stellen, maar, alvorens een definitieve regeling te treffen, haar in het georganiseerd overleg willen behandelen. Buiten de agenda om werden nog behandeld een voorstel van den heer van Stralen in zake de toekenning van een extra-uitkeering aan alle werkloozen, die van gemeentewege werkloozenondersteuning ontvangen, en een verzoek van het Werkloozen Agitatie Comité in zake de toekenning aan al dan niet uitkeering genietende werkloozen van een extra-uit keering tot het bedrag hunner wekelijksche uitkeering. (pag. 59.) Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 12