MAANDAG 26
MAART 1923.
69
en daarom geeft spreker den heer van Stralen in overweging
zijn voorstel in te trekken en eenvoudig tegen het voorstel
van Burgemeester en Wethouders te stemmen. De bedoeling
is een machtiging te erlangen zich zoo spoedig mogelijk bij
deze werkverschaffing aan te sluiten, maar van een extra
loontoeslag kan geen sprake zijn.
De heer Knuttel heeft zich ten zeerste verwonderd over
dit voorstel van den heer van Stralen, die, als er maar 50 cent
per 1000 stuks meer wordt betaald, die sigarenmakers welaan
dien dwangarbeid onderworpen wil zien. De heer van Stralen
had zich zonder meer tegen het voorstel van Burgemeester
en Wethouders moeten verklaren, hetgeen spreker doet, omdat
hij het systeem van dwangarbeid tegen een minimum loon
als poging tot loonsdrukking niet kan aanvaarden. Hij voegt
er aan toe, dat hij de geheele berekening, waarop deze werk
verschaffing is gebaseerd, zeer wonderlijk vindt.
Verleden jaar werd door de fabrikanten per 1000 Senoritas
bijgedragen 4.50; thans zal die bijdrage zijn 2.25; maar
in welk land zouden bij dergelijken prijs de arbeiders kunnen
bestaan? Dat zou zelfs niet mogelijk zijn in België, waar men
een buitengewone routine heeft in het maken van dit soort
sigaartjes. Economisch lijkt deze regeling aan spreker dan ook
allerdwaast.
De heer Heemskerk verwondert zich over het standpunt,
dat de heer van Stralen inneemt. Verleden jaar was een loon
van 6,50 per 1000 Senoritas niet goed; nu zou het wel
goed zijn.
Spreker heeft zich verleden jaar met soortgelijk voorstel
kunnen vereenigen op grond hiervan dat, wanneer deze
menschen een poosje aan de vervaardiging van deze sigaartjes
zouden bezig zijn, zij zoodanige routine zouden krijgen dat
zij een betrekkelijk voldoende loon zouden bereiken. Maar
toen spreker eenigen tijd later een onderzoek instelde bleek
hem, dat wat betreft verscheidene te werk gestelde sigaren
makers het loon het bedrag, dat anders aan steun zou zijn
verleend, niet te boven ging, hoogst waarschijnlijk een gevolg
van de omstandigheid, dat die menschen zich nog niet de
noodige routine verworven hadden. Daartegenover staat echter,
dat er ook loonen zijn uitbetaald van 24.en f 27.—, aan
menschen, die zich die routine wel hadden eigen gemaakt.
Spreker meent daarom, dat dit middel moet aangegrepen
worden om de menschen aan productief werk te helpen.
De loonen mogen niet zijn zooals in de gewone particuliere
sigarenindustrie, wij moeten dit in zekeren zin beschouwen
fds een soort werkverschaffing.
Intusschen zou ook spreker gaarne zien, dat het loon als
nog op 6,50 bepaald werd, zooals het vorig jaar, opdat de
menschen, die nog niet de noodige routine hebben van dit
werk, een betr ekkelijk behoorlijk loon zullen kunnen bereiken,
en zij niet minder krijgen dan verleden jaar.
De heer Sanders komt op tegen de uitlating van den heer
van Stralen, dat een sigarenmaker slechts 2500 van die
sigaartjes per week zou kunnen maken. Dit aantal kan stijgen
tot 4000 a 5000, als de menschen de noodige routine hebben,
en zelfs nog veel meer als de noodige arbeidsverdeeling wordt
toegepast.
De ondervinding heeft dat bewezen en spreker wjjst er
den heer Knuttel op, die zich er over verbaasde, dat de
loonen zooveel lager waren, dat dit de derde opdracht is van
de Spaansche regie, dat Holland de eerste heelt gehad, maar
de tweede naar Zwitserland is gegaan, omdat Holland te
hoog was. Er moet dus sterk met Zwitserland worden gecon
curreerd.
De heer van Stralen zegt, dat Burgemeester en Wethou
ders hem het intrekken van zijn voorstel, wat de Voorzitter
hem in overweging gaf, niet gemakkelijk maken. Indien het
niet in het voorstel van Burgemeester en Wethouders past,
dan is het College daarvan de schuld. Hadden Burgemeester
en Wethouders zonder meer een crediet gevraagd voor
werkverschaffing aan sigarenmakers, dan zouden spreker en
de zijnen zich daarvoor hebben verklaard, maar in het
Ingekomen Stuk hebben zij duidelijk te kennen gegeven hoe
zij de werkverschaffing wilden doen plaats hebben.
De Voorzitter. Neen, niet Burgemeester en Wethouders,
maar de onderhandelaars van het Rijk, van diverse andere
gemeenten en van de werklieden-organisatie's.
De heer van Stralen zegt, dat volgens de laatste berichten
de onderhandelingen zijn afgesprongen, aangezien de organi-
satie's en alle anderen hebben verklaard niet met de bepaling,
door de Regeering als uiterste gesteld, te kunnen meegaan.
Er is een circulaire verschenen, waarin wordt gezegd, dat
aan de sigarenmakers het werk nu dwingend zal worden
opgelegd.
De Voorzitter zegt, dat de vakvereenigingen er in prin
cipe wel tegen waren, maar zij hebben verklaard het toch
te zullen doen, als de Regeering het oplegde.
De heer van Stralen. Dan is het geen principieele kwestie
meer, maar een kwestie van kunnen eten of niet kunnen eten.
De Voorzitter herhaalt, dat het niet acceptabel is om
een uitzondering voor Leiden te maken. Burgemeester en
Wethouders willen het gaarne doen op dezelfde voorwaarden
als Amsterdam en 's-Hertogenbosch.
De heer van Stralen zegt, dat het alleen de vraag is of
de toeslag van de gemeente iets hooger zal wezen of niet.
Wil de Raad niet de wenschelijkheid uitspreken, dat 6.50
per 1000 stuks zal worden betaald evenals verleden jaar, laat
Leiden dan voor de werkverschaffing bedanken en de sigaren
makers blijven ondersteunen.
De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders
bereid zijn het loon uit te betalen, dat in een regeling, welke
voor het geheele land tot stand komt, zal worden bepaald,
maar dat niet kan worden beslist, dat het voor Leiden per se
6.50 zal wezen.
De heer Knuttel zegt tegen het voorstel van den heer
van Stralen te zullen stemmen, omdat de daarin genoemde
basis hem niet bevredigt.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van den heer van Stralen wordt in stemming
gebracht en met 20 tegen 8 stemmen verworpen.
Tegen stemmende heeren Eerdmans, Knuttel, de Lange,
Meijnen, Wilmer, Splinter, Sijtsma, van Hamel, Stijnman,
Huurman, Bisschop, Oostdam, Heemskerk. Schoneveld,
mevrouw van Itallievan Embden, de heeren Wilbrink,
Mulder, Pera, van der Lip en Sanders.
Vóór stemmen: de heeren van Stralen, Kuivenhoven,
Piekaar, Groeneveld, Kooistra, van Eek, Dubbeldeman eri
mevrouw DubbeldemanTrago.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt verr
volgens met 20 tegen 8 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen: de heeren Eerdmans, de Lange, Meijnen,
Kuivenhoven, Wilmer, Splinter, Sijtsma, van Hamel, Stijnman,
Huurman, Bisschop, Oostdam, Heemskerk, Schoneveld,
mevrouw van Itallievan Embden, dé heeren Wilbrink,
Mulder, Pera, van der Lip en Sanders.
Tegen stemmen: de heeren van Stralen, Knuttel, Piekaar,
Groeneveld, Kooistra, van Eek, Dubbeldeman en mevrouw
DubbeldemanTrago.
X. Vaststelling van het 2de Navorderingskohier der plaatse
lijke directe belasting, dienst 1920/21.
(Zie Ing. St. No. 98.)
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten
tot vaststelling van het 2de Navorderingskohier der plaatselijke
directe belasting naar het inkomen, belastingjaar 1920-21, met
een opbrengst van ƒ2764.93.
De Voorzitter wil, alvorens over te gaan tot de rondvraag,
aan de heeren Wilbrink en Knuttel vragen, hoe hun oordeel
is over de plaats, waar zij gedurende deze vergadering gezeten
hebben.
De heeren Wilbrink en Knuttel verklaren zich ingenomen
met hun gewijzigde, plaats. Alleen vraagt de heer Knuttel, of
die plaats geen bezwaar kan opleveren des winters, wanneer
de electrische kachels branden.
De Voorzitter brengt in herinnering, dat wegens de toe
neming van de bevolking van Leiden het aantal Raadsleden
met 2 uitgebreid zal worden, en wel tot 33 leden. Het zal
nochtans zelden voorkomen, dat de Raad voltallig is, en ge
woonlijk zullen dan ook de twee tafeltjes, waaraan de heeren
Wilbrink en Knuttel dezen middag gezeten hebben, onbezet
blijven. In elk geval zal men nu met deze nieuwe plaatsindeeling
een definitieve proef kunnen nemen.
Spreker vraagt thans, of een van de leden nog iets in het
belang van de gemeente in het midden heeft te brengen.
De heer Dubbeldeman vraagt, hoe het staat met den bouw
van de 162 woningen, waartoe de Raad onlangs besloten heeft.
Spreker heeft geruchten vernomen, dat er van dien bouw door