MAANDAG 12 MAART 1923. 55 B en mocht ook plan A worden afgewezen, dan zal hij Bur gemeester en Wethouders uitnoodigen om met een nieuw plan te komen. Mevrouw van Itallievan Embden gevoelt veel voor plan A, gehoord hetgeen de verschillende sprekers over de beide plannen hebben gezegd. Vooreerst zal volgens plan B het politiebureau te klein worden, maar bovendien acht spreekster de inrichting van die dienstwoning, waarin aan het eind van een gang van 20 meter lengte de keuken zou worden ge maakt, zeer ondoelmatig. De heer Wilmer blijft het verkeerd achten, dat men zich gaat wijs maken dat aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders geen financieele bezwaren verbonden zijn, dat dit plan de gemeente feitelijk niets zal kosten. Het plan van Burgemeester en Wethouders zal inderdaad financieele ge volgen voor de gemeente medebrengen. Wat betreft de quaestie van de fietsers, spreker had ge dacht, dat, als er 10 fietsers meer zouden komen, er dan een tiental fietsen meer in dat gebouw geplaatst zouden moeten worden. Nu zegt de Voorzitter, dat er 24 fietsen meer ge plaatst zouden moeten worden; spreker heeft dus een ver gissing begaan, maar die vergissing is in zijn voordeelwant de Voorzitter heeft erop gewezen, dat nu 2 agenten met 1 fiets volstaan; voor dat tiental fietsers zouden dus slechts 5 fietsen noodig zijn. De Voorzitter zegt, dat, wanneer er 1 fiets voor 2 agen ten beschikbaar is, niet voldoende in den dienst voorzien kan worden; men heeft dan wel genoeg agenten in het bureau maar men kan er niet te gelijk mede uitrukken. Als men 24 agenten twee aan twee wil uitsturen, dan moet men 24 rijwielen hebben. De heer Wilmer acht het een zeer ingewikkelde zaak, maar heeft toch niet den indruk gekregen, dat in het tegen woordig gebouw geen enkele dienstfiets meer geplaatst zou kunnen worden. Dat kan, zoolang er nog kunnen staan de fietsen, die de agenten zelf medebrengen. Als praetisch gevolg van deze discussie zou spreker den Burgemeester in overweging willen geven om vanaf dit oogenblik, dus ook zoolang het tegenwoordig politiebureau nog in gebruik blijft, voorkomende vacaturen niet te vervul len, doch het getal fietsende agenten langzamerhand te gaan uitbreiden. De heer Oostdam heeft niet veel bezwaren vernomen tegen het denkbeeld om het politiebureau te bouwen op het terrein van »Amicitia" op den hoek van de Eerste Binnenvestgracht. Alleen heeft de Voorzitter aangevoerd, dat er dan zoo'n mooie gevel zou moeten komen. Maar daarmede behoeven toch in het geheel geen grooter kosten gemoeid te zijn! Spreker heeft dezen middag eenigszins zonderlinge denk beelden hooren verkondigen op het gebied van de schoonheid. Als men spreekt van een mooien gevel, dan is het niet nood zakelijk dat er een komt met beeldhouwwerk; daarin zit de schoonheid niet; zoo'n gevel kan best een leelijk ding zijn. Een gevel moet in dien zin monumentaal wezen, dat hij beantwoordt aan het karakter en de bestemming van het gebouw. Iedere gevel, welke aan dien eisch voldoet, kan mooi zijn, maar niemand zal toegeven, dat hetgeen in de Leeskamer ligt iets eigenaardigs voor een politiebureau is. Het zijn gewone woonhuisgevels en spreker betreurt het, dat een deskundige in dezen Raad blijkbaar niet goed velen kan, dat iemand voor de schoonheid van dit gebouw opkomt. De heer Huurman uitte tenminste zonderlinge denkbeelden op het gebied van de schoonheid, maar spreker hoopt, dat er in elk geval een gevel zal worden gebouwd, die beantwoordt aan karakter en bestemming van het gebouw. De heer Knuttel begrijpt niet wat de Voorzitter heeft bedoeld, toen hij in verband met de afbraak van die 10 woningen zeide, dat er besloten was tot den bouw van 162 woningen, al was dat niet zoo aangenaam gegaan. Er is bij die gelegen heid over de wijze, waarop gebouwd moest worden, eenig verschil van meening geweest, maar verschillende leden zijn zonder veel te zeggen over hun bezwaren heengestapt en hebben alleen eenige waarborgen ten aanzien van de werk verschaffing geëischt. Daaruit is eenige spraakverwarring ontstaan, maar het gaat niet aan te vergen, dat de Raadsleden bij elk plan tot woningbouw, hoe dat ook mocht wezen, zouden juichen en zich van alle critiek onthouden. Er is in dit opzicht voor Burgemeester en Wethouders geen reden tot klagen. Wat den gevel betreft, zoowel het antwoord van den heer Dubbeldeman als dat van den Voorzitter acht spreker bedroe vend en hij ziet daarin een bewijs hoe diep de menschen gezonken zijn, als het gaat over eenvoudige eischen op het gebied van cultuur. In de oudheid, in de middeleeuwen en in de 17de eeuw zou het niet mogelijk zijn geweest te zeggen: het is niet een van de hoofdstraten, wat daar gebouwd wordt komt er niet op aan. De Voorzitter. Ik heb gezegd: eenvoudig! De heer Knuttel antwoordt, dat de gebouwen naar zijn smaak bijna nooit eenvoudig genoeg kunnen wezen. De heer Oostdam heeft er terecht op gewezen, dat «monumen taal" niet beteekerit, dat er bijzondere kosten aan verbonden zullen zijn. Wellicht zou het architectenloon iets hooger wezen, maar een goed geschoold architect zal er door een meer practische indeeling meer weten uit te halen. Aan den heer Huurman, die gevraagd heeft waarom de gemeente dan een bureau heeft met allerlei ambtenaren, als voor dit werk krachten van elders moeten worden gehaald, antwoordt spreker, dat die ambtenaren noodig zijn om bijvoor beeld voor de verbouwing en voor de wijziging van de indeeling der school aan de Aalmarkt een teekening te maken. Waar het echter gaat over een gebouw van 250.000.met een gevelbreedte van 15 meter, te stichten in het hartje van de stad en aan een vrij breeden weg, is het wel de rnoete waard iets van architectonische waarde te maken. Wat de heer Dubbeldeman zeide is nog erger. Hij zit hier als vertegenwoordiger van een partij, die naar een betere samenleving streeft, maar hij ontkent, dat de bouwkunst tot de schoone kunsten behoort, en zegt: iemand, die op het gemeente bureau zit, kan ook wel gevels ontwerpende een vindt dit mooi en de ander dat; men kan lezen hoe deskundigen het over verschillende gevels oneens zijn. Als door een architect van naam een gevel wordt gebouwd, dan is er alle kans dat spreker dat een leelijken gevel zou vinden, maar dan heeft men toch gedaan wat men op het oogenblik kon doen men heeft dan te doen met iemand, die weet welke architecturale eischen hij kan stellen, die weet van werkelijke verhoudingen van stijl, die van een bepaalde schoonheidsleer uitgaat. Hier zou men genoegen moeten nemen met een ontwerp, gemaakt door iemand, die bouwkundige teekeningen maakt. En als men zegt, zooals de heer Dubbeldeman, dat ook teekenaars een verschil van meening er over zullen hebben, dan wordt het geheele bestaan van de schoonheid ontkenddan neemt men eenvoudig stelling tegen de cultuur, tegen het streven naar het hoogste. De architectuur is niet een kunst, die men in een kamer kan opbergen, maar een kunst, waarmede iedereen te maken heeft, en spreker is dan ook nog altijd van meening, dat, even goed als het uitoefenen van de geneeskunde gebonden is aan een diploma, ook de beoefening van de architectuur aan een diploma verbonden moet zijn. Hij, die een betere maatschappij wil, moet ook willen dat in die maatschappij niet is al het leelijke, waarmede men tegenwoordig omringd wordt. De heer Dubbeldeman. Wat is mooi? De heer Knuttel. Deze vraag is een bewijs, dat de heer Dubbeldeman voor een nieuwe maatschappij absoluut nog niet rijp is. Uit hetgeen men op dit stuk medemaakt blijkt, dat men in cultureel opzicht is gedaald, en wanneer iemand meent, dat het een möoi ding is om ook den kleinen luyden in dergelijke zaken een kansje te geven, dan toont hij daarmede dat zijn wereldbeschouwing klein-burgerlijk en anti-proletarisch is. In het gemeenteprogram van sprekers partij zijn strenge eischen op dit stuk opgenomen en daaraan houden zijn partijgenooten zich overal. Het is voor spreker onmogelijk om een voorstel te doen om aan een architect een opdracht te geven voor het ontwerpen van een nieuw politiebureau en dus moet hij zich eenvoudig bepalen tot critiek. De Voorzitter ziet wel in, dat het van belang is om een wijk als het Volkspark op mooie wijze te bouwen, maar acht het niet noodig zulke strenge architectonische eischen te stellen aan een gebouw, dat zal komen in een straat als de Zonneveldstraat. De heer Knuttel stelt zeer hooge eischen; hij accepteert misschien als eenige goede Nederlandsche architecten de Ba zel, Berlage en enkele anderen, maar wanneer die overal moeten bouwen, begrijpt spreker niet hoe die enkele architecten dat alles voor geheel Nederland zouden kunnen verzorgen; men zou dan wel 200 of 300 architecten noodig hebben. Wanneer er een werkelijk monumentaal gebouw moest wor den gezet, zooals bijvoorbeeld op het terrein van de buiten sociëteit «Amicitia'' het geval zou zijn, dan zouden daaraan veel hoogere eischen moeten worden gesteld dan aan een gebouw, dat aan de Zonneveldstraat zal worden gebouwd. Vandaar dat die plaats is uitgekozen. De heer Knuttel geeft toe, al is hij het niet eens met het beginsel, waarnaar hier de woningbouw plaatsheeft, dat deze van meer belang is. Hij heeft dan ook alleen met het oog op den ontzettend grooten woningnood vóór het eerste plan gestemd, maar toch wil hij doen opmerken, dat plannen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 7