MAANDAG 12 MAART 1923. 51 De Voorzitter wijst er op, dat de heer Eerdmans beroeps brandweer en vrijwillige brandweer verwart. In den Haag had men een beroepsbrandweer en daar heeft men, ter wille van de bezuiniging, die met de politie vereenigd, en een soort brandweer-politie gemaakt; maar de Leidsche Raad wilgeen beroepsbrandweer, wel een vrijwillige brandweer met eenige vaste werklieden als kern. Ging men hier brandweer en politie samenvoegen, dan zou men 10 of 15 brandweermen sehen moeten hebben, die bij de politie behoorden, en dat zou drie- of viermaal duurder worden. Spreker zou in Leiden geen beroepsbrandweer begeeren. Het is trouwens de vraag of die maatregel in den Haag het is een novum, want het bestaat nergens anders zal gelukken. Er bestaat hier aan die vereeniging geen behoefte en in elk geval zouden de kosten veel hooger worden, onder andere ook omdat men dan den commandant van de brandweer, die op dit oogen- blik zijn functie als bijbetrekking bekleedt, een vaste aan stelling als inspecteur van politie zou moeten geven. De gemeente is verplicht geworden tot deze verandering van de alarmeerinrichting, omdat de Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie niet wil, dat de brandalarmeering langer door bemiddeling van het Centraal Telefoonbureau ge schiedt. Het is wel jammer, omdat er een uitgave voor eenmaal van/1000.— mede gemoeid is, maar er is overigens niets aan te doen. De heer Mulder sluit zich geheel bij den Voorzitter aan. Wil men de brandweer duur maken, dan moet men den weg inslaan, door den heer Eerdmans aangegeven, want die leidt tot bet in het leven roepen van een beroepsbrandweer. Spreker begrijpt niet, dat de heer Eerdmans, die anders altijd zoozeer voor bezuiniging pleit, dien weg op wil; mis schien heeft hij tevoren niet nagedacht over de gevolgen van hetgeen hij ging zeggen. De heer Eerdmans zegt niet zonder eenige verbazing het antwoord te hebben gehoord van den heer Mulder, die eenigen tijd geleden, toen hier een discussie plaats had over de vraag of het pakhuis aan de Garenmarkt tot auto-garage zou wor den verbouwd, verklaarde er voor te gevoelen het was de heer Mulder, niet Wethouder Mulder in die zaak geen defi nitieve beslissing te nemen en uit te zien naar een tijdelijke gelegenheid om die spuit onder te brengen, omdat het van zelf sprak, dat de brandweer later bij de politie zou komen, althans in de onmiddellijke nabijheid ervan moest wezen. Spreker heeft nog eens nagelezen de discussie, welke over deze aangelegenheid in den Raad heeft plaats gehad, en uit het antwoord, dat toen de heer Mulder gegeven heeft, blijkt, dat dit een voorzichtigheid is geweest, die met de wijsheid is samengegaan. De heer Mulder, die nu zoo verbaasd erover is dat iemand er aldus over kan denken, is toenmaals een der- genen geweest, die nog niet zoo gek achtten het denkbeeld van combinatie van brandweer en politie, dat indertijd door den heer Sijtsma ontworpen is. Het antwoord, dat de Voorzitter heeft gegeven, komt voor in het Antwoord op het Sectieverslag betreffende de begrooting, maar het is toen niet verder in bespreking gekomen. Spreker ziet in het geheel niet in, dat het plaatsen van de autospuit in het politiebureau gepaard zou moeten gaan met het in richten van een beroepsbrandweer; thans is er reeds een soort van politiezorg voor het onmiddellijk optreden bij brand; de slangenwagen wordt reeds door de politie bediend. In het politiebureau zal men nacht en dag hebben een wacht van meerdere personen en die kunnen gealarmeerd wordenmen heeft dan niet een afzonderlijke wacht te installeeren in een afzonderlijk gebouw en dat zal dus besparing geven. Door te redeneeren gelijk men doet, beoogt men dingen, welke men niet wil, van de baan te schuiven. De Raadsleden worden genoopt over deze dingen te spreken, omdat zij niet een samenstel van maatregelen onder de oogen krijgen, doch hun stuk voor stuk allerlei wordt voorgezet. Het zou zeer goed mogelijk zijn, dat men, als men in deze richting had willen gaan, deze kosten niet behoefde te maken, doordat men in het nieuwe politiebureau tevens het alarmee- ringssysteem had zonder afzonderlijke bewaking en bediening. Maar het ligt nu eenmaal niet in het plan van Burgemeester en Wethouders; het is zelfs zoo sterk, dat een lid van het college de grootste verwondering aan den dag legt over een gedachtengang, dien hij zelf vroeger voorstond. Een eenvoudig Raadslid zou dus niet de minste kans hebben dit ineen meer zuinige richting te sturen. De Voorzitter komt op tegen de onaangename wijze van debatteeren van den heer Eerdmans. Spreker heeft niets an ders betoogd dan dat het verkeerd zou zijn om in deze gemeente den brandweerdienst te doen waarnemen door de politie. De zaak is hier eenvoudig, dat het Hoofdbestuur van de Posterijen en de Telegraphie het wenschelijk acht, dat voortaan de brandalarmeering riiet meer door bemiddeling van het Centraal Telefoonbureau geschiedt en daardoor is deze uitgaaf noodig geworden. Er is geen reden om naar aanlei ding daarvan allerlei verwijten, die aan verdachtmaking gren zen, tot Burgemeester en Wethouders te richten. Met wat de heer Eerdmans wil, krijgt men geen cent be sparing. Er moet een alarmeeringsstelsel in de garage aan de Garenmarkt zijn, want de man, die daar de telefoon bedient, moet tevens met de spuit uitrijden. Die man zal er ook moeten zijn, als men de spuit onderbrengt in het politie bureau. Dit voorstel is slechts het gevolg van de omstandig heid, dat de alarmeering niet meer kan plaats hebben door bemiddeling van het Centraal Telefoonbureau, zoodat de ge meente er zelf voor moet zorgen. Dat het goedkooper zou zijn om een grooter politiebureau te bouwen, waar ook de spuit ondergebracht zou kunnen worden, daarvan is spreker niet overtuigd. Er is nu een stalling voor de spuit en waarom zal men die nu weer gaan vervangen door een andere? De heer Mulder zegt, dat de heer Eerdmans het ten onrechte doet voorkomen alsof spreker zijn rokje eigenlijk heeft omgekeerd. Spreker is zich zeer goed bewust indertijd over deze zaak te hebben gesproken in den geest als door den heer Eerdmans aangegeven, maar de Raad heeft besloten den toestand, gelijk die thans bestaat, in het leven te roepen. Dien toestand heeft spreker te aanvaarden en hij zou het niet een financieel voordeel achten daarin verandering te brengen. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. (De heer Huurman was inmiddels ter vergadering gekomen.) XIII. Voorstel tot het verleenen van medewerking aan de Vereeniging tot instandhouding van bijzondere scholen, voor L.O. en U.L.O. aan het Noordeinde, tot uitbreiding en verande ring van inrichting van het schoolgebouw aan het Noordeinde No. 38 en tot beschikbaarstelling van de daarvoor benoodigde gelden. (Zie Ing. St. No. 86.) De beraadslaging wordt geopend. De heer van Hamel vraagt naar aanleiding van de mede- deeling in de stukken, »dat de geschatte waarde van de «woning en van het pakhuis, welke gebouwen nog overeen- «komstig de wettelijke bepalingen moeten worden getaxeerd, in »de voorloopige raming van kosten is opgenomen," of het niet beter ware geweest met de indiening van dit voorstel te wachten, totdat die taxatie had plaats gehad, teneinde met meer zekerheid het juiste bedrag te kunnen aangeven. Er zal volgens dit voorstel een crediet worden geopend van 99.000.maar het benoodigde bedrag kan wel 80.000 of 90.000.misschien ook wel 100.000.of 105.000. blijken te zijn, al naargelang van het bedrag, waarop die perceelen getaxeerd worden. De heer van der Lip antwoordt, dat hier de procesorde is gevolgd, welke de wet aangeeft: eerst moet de Raad zijn medewerking verleenen en bij die aanvrage moet het bestuur van de school een voorloopige raming van kosten overleggen. Heeft de Raad zijn medewerking verleend, dan wordt de zaak verder uitgewerkt. Een taxatie der gebouwen zou weinig zin hebben, omdat de Raad zijn medewerking wel eens kon weigeren. Verleent de Raad zijn medewerking, dan volgt er schatting van de gebouwen. Vrees voor tegenvallers behoeft niet te bestaan, want spreker meent, dat de raming aan den hoogen kant is. De gemeente zal zijns inziens eerder minder dan meer moeten uitgeven. In elk geval wordt het geld niet uitgekeerd, voordat de plannen definitief zijn vastgesteld en goedgekeurd. De heer Knuttel verklaart zich tegen dit voorstel. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stem ming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders besloten. XIV. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van den bouw van een nieuw politiebureau met dienst woning. (Zie Ing. St. No. 77). De beraadslaging wordt geopend. De heer Splinter heeft met teleurstelling gezien, dat Burgemeester en Wethouders plan B verkiezen boven plan A, omdat daaraan een dienstwoning verbonden is. Spreker

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 3