46 Indien de houder van het pandbewijs niet verschijnt, kunnen commissarissen het pand aan hem, die het verzet deed, afgeven. Abt. 21 (Art. 36 oud). De panden, zes maanden na den dag der beleening nog niet gelost, worden bij de eerstvolgende openbare verkooping in het openbaar geveild en bij voldoende opbrengst verkocht. De houder van het pandbewijs zal intusschen ook nog na het verstrijken van bovengenoemden termijn zijnpand kunnen lossen en wel de voorwerpen van goud en zilver tot en met den laatsten Donderdag, aan de openbare verkooping voorafgaande, en alle andere tot 24 uren voor den dag, waarop zoodanig pand ter bezichtiging van het publiek wordt gesteld. De houder, die gebruik maakt van de hier gegeven be voegdheid, is verplicht buiten de hoofdsom de rente en administratiekosten te voldoen tot op den dag der lossing. De beleening kan vernieuwd worden, behoudens afbetaling van de verloopen interessen en administratiekosten en, wanneer het pand in waarde mocht verminderd zijn, van een gedeelte der voorgeschoten som, geëvenredigd aan die vermindering van waarde, welke door de schatters bepaald wordt. Art. 22 (Art. 37 oud). De veilingen worden gehouden in het openbaar, eens in de drie maanden. Achten commissarissen dit in het belang van de pand gevers en van de Bank noodig, dan kunnen zij tusschen- tijds een buitengewone openbare veiling uitschrijven, hetzij van alle, hetzij van een deel der alsdan voor verkoop beschik bare panden. De te veilen panden worden op den werkdag, aan dien der veiling voorafgaande, ter bezichtiging van het publiek gesteld. De openstelling der lokalen tot bezichtiging van de panden en de dag der veiling worden ten minste acht dagen te voren door aankondiging in de plaatselijke dagbladen be kend gemaakt. Tevens wordt bij die aankondiging opgegeven, in welke maanden de te veilen panden bij de Bank werden ingebracht. De uit meerdere deelen bestaande panden kunnen bij verkoop worden gesplitst. Art. 23. (Art. 38 oud). Indien eenig pand bij veiling niet zooveel opbrengt als noodig is om daaruit de geleende som, de verschuldigde rente, het administratieloon en de belasting op den waar borg der gouden en zilveren werken te verhalen, wordt de koop niet gegund, tenzij commissarissen oordeelen, dat uit stel van verkoop de waarde van het pand zou verminderen. De niet verkochte panden kunnen ondershands worden verkocht. De ook ondershands niet verkochte panden kunnen op eene volgende veiling opnieuw te koop gesteld en alsdan, desnoods met verlies, verkocht worden. Art. 24. (Art. 39 oud). De kooper betaalt tot goedmaking van de op den ver koop vallende kosten 10 van den koopprijs. De verkoopvoorwaarden worden vóór den aanvang der veiling aan de gegadigden bekend gemaakt. Art. 25. (Art. 40 oud). Wat een pand meer opbrengt dan het bedrag van de be leensom verhoogd met de verschuldigde rente, belasting en het administratieloon, blijft gedurende een jaar na den verkoop ter beschikking van den pandgever of wettigen houder van het pandbewijs. Ha dien termijn komt dat overschot ten bate van de Bank. Verliezen, bij verkoop geleden, kunnen niet op den pand gever worden verhaald. De uitbetaling der bovenbedoelde gelden geschiedt uit sluitend aan het hoofdkantoor. Voorschotten op pensioenen. Art. 26. (Art. 19 lid 2, 26 lid 4 en 5, oud). Gelden kunnen ook in voorschot worden verstrekt op Bijksperisioen, alsmede op die gemeentepensioenen, die ver leend zijn krachtens de pensioenwet voor de gemeenteambte naren 1913 of krachtens de pensioenverordeningen der ge meente Leiden, een en ander voor zoover het pensioen niet vooruit wordt betaald. Een voorschot, als hier bedoeld, kan voor geen langer tijdvak worden verstrekt dan waarvoor het pensioen betaal baar wordt gesteld. Ter zake kan door de Bank worden voorgeschoten een bedrag, gelijk aan het pensioen per maand of per kwartaal, verminderd met hetgeen eventueel wegens korting van het pensioen wordt ingehouden en met aftrek van de verschul digde rente. Door den voorschotnemer moet worden gestort een bedrag ten beloope van de kosten van een overlijdensakte. Dit bedrag blijft bij de Bank berusten tot het eventueel over lijden van den gepensionneerde of totdat het voorschot ge heel is afgelost, in welk laatste geval het gedeponeerde be drag aan den voorschotnemer of diens rechtverkrijge ;de wordt terugbetaald. Bij vervroegde aflossing van het geheele voorschot word; van de ingehouden rente een evenredig deel aan den voor schotnemer of diens rechtverkrijgende terugbetaald. Een voorschot, als hier bedoeld, wordt uitsluitend ver strekt ten hoofdkantore, alwaar het ook moet worden af gelost. Bij het verleenen van het voorschot moet de pensioen akte door den voorschotnemer worden afgegeven en wordt hem een ontvangstbewijs afgegeven, waarin vermeld zijn het nummer van inschrijving in het register, alsmede datum en nummer der pensioenakte en het bedrag van het voorschot. De uitbetaling van het voorschot kan plaats hebben bij uitzondering aan een gemachtigde, ter beoordeeling van den Directeur. Andere geldleeningen. Art. 27. Ook kunnen gelden ter leen worden verstrekt aan: a. hen, die in vasten dienst zijn van de gemeente; b. hen, die in vasten dienst zijn van het Rijk; c. alle andere personen; mits de onder b en c bedoelden in de gemeente Leiden werkzaam zijn en aldaar hunne woonplaats hebben. Een leening, als hier bedoeld, kan tot geen hooger bedrag worden gesloten dan van 500.met dien verstande, dat voor de onder a bedoelde personen het bedrag van het laatst genoten wordend maandsalaris of van vier maal het laatst genoten weekloon niet wordt overschreden, tenzij door lien borg wordt gesteld op de wijze, bedoeld in het vierde lid van dit artikel. Een aanvraag tot het sluiten van een leening moet op een daarvoor vastgesteld formulier aan den Directeur wor den ingediend, terwijl de gelden worden verstrekt tegen afgifte van een schuldbekentenis. Iedere aanvrager, met uitzondering van hen, bedoeld in het eerste lid onder a Avanneer te hunnen opzichte het in het tweede lid bedoelde maandsalaris of viervoudig weekloon niet wordt overschreden, moet van te voren ten genoegen van den Directeur ten minste één borg stellen, die zich hoofdelijk aansprakelijk stelt voor alle verplichtingen van den hoofdschuldenaar, onder afstand van de voorrechten, bij de wet aan borgen toegekend, in het bijzonder van die van schuldsplitsing en uitwinning. Van het ter leen te verstrekken bedrag worden de ver schuldigde rente, de zegelkosten en het adminislratieloon afgehouden. Bij geldleeningen met wekelijksche aflossing wordt het administratieloon bij de aflossing voldaan. De aflossing moet telkens tot een zelfde bedrag, ter be oordeeling van den Directeur, geschieden per week, per maand, per kwartaal of per halfjaar en zoo worden geregeld, dat de aangegane schuld binnen vier en twintig maanden geheel is gedelgd. In bijzondere gevallen kan deze termijn worden verlengd. Bij vervroegde aflossing wordt een evenredig deel van de ingehouden rente aan den geldleener of diens re< htverkrij gende terugbetaald. Van elke gedane aflossing ontvangt de geldleener of diens rechtverkrijgende een bewijs. Ha algeheele aflossing wordt hem de schuldbekentenis teruggegeven. Bij pensionneering, bij ontslag en bij overlijden van den geldleener is het nog niet afgeloste gedeelte der leening terstond opeischbaar, eventueel met teruggave van een evenredig deel der ingehouden rente. Geen nieuwe leening kan worden aangegaan alvorens de vorige geheel is afgelost. Bij verzuim van terugbetaling van den verschuldigden termijn op den vervaldag, zal deze, voor zoover de in het eerste lid onder a bedoelde personen betreft, bij de eerst volgende uitbetaling van hun salaris of loon worden inge houden. of, indien door hen borg is gesteld, op den borg of de borgen worden verhaald, een en ander ter beoordeeling

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 15