42 welke uit het uitbreidingsplan volgt, ten einde de rooilijn van de Julian astraat, alsmede die van den Heerensingel bewesten de Alexanderstraat, te doen aansluiten bij de bestaande rooiing van de aldaar gelegen huizen. Nu binnen kort ter plaatse een kerk en een gesticht voor liefdadigheid zullen worden gebouwd, verdient het aanbeveling de rich ting van de tegenwoordige rooilijn eenigszins te veranderen. Aan het desbetreffend verzoek van de bij dezen bouw be trokken besturen kan derhalve worden voldaan. Tevens is ons namens deze besturen verzocht te willen bevorderen, dat de aan de gemeente toebehoorende grond tussehen de oude en de nieuwe rooilijnen, op de teekening in groen aangegeven, kosteloos aan hen wordt afgestaan. Met de Commissie van Fabricage komt het ons voor, dat ook dit verzoek behoort te worden ingewilligd, aangezien bij de voorgenomen bebouwing de nieuw voor te schrijven rooilijn in acht zal moeten worden genomen, doch de strookjes grond tussehen de oude en de nieuwe rooilijnen voor dien bouw op zichzelf niet bepanld noodig zijn. Hier komt nog bij, dat de genoemde besturen indertijd ten behoeve van dé doortrekking van de Anna Paulownastraat in Westelijke richting een terrein van 240 MA om-niet aan de gemeente hebben afgestaan. Een en ander rechtvaardigt kosteloozen afstand van meergenoemde strookjes grond langs den Hee rensingel en de Julianastraat, die te zamen slechts ongeveer 55 MA groot zijn, ten volle. Op grond van het bovenstaande geven wij U in over weging: a. over te gaan tot vaststelling van de rooilijnen van een gedeelte van den Heerensingel en van de Julianastraat, zooals die op de overgelegde situatieteekening zijn aange geven b. te besluiten tot afstand aan het U.K. Kerkbestuurder Parochie van O. L. Vr. Hemelvaart en het bestuur der Eerw. Zusters Carmelitessen van het Goddelijk Hart, alhier, zonder betaling van koopsom, van de op de overgelegde situatieteekening in groen aangeduide strooken grond, deel uitmakende van den Heerensingel en van de Julianastraat, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie K. nis 3088 (ged.) en 3111 (ged.j en groot resp. +30 M2 en +25 MA Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. 92. Leiden, 17 Maart 1923. In het hierachter afgedrukte adres verzoekt H. Kroeze, schipper, alhier, mede uit naam van eenige zand- en grint- schippers te dezer stede, de levering van zand en grint ten behoeve van de gemeente in het vervolg bij openbare inschrijving te doen aanbesteden. Adressant grondt dit ver zoek op de bewering, dat die levering „reeds van jaren her onderhandsch wordt opgedragen aan één schipper". Wij doen opmerken, dat het punt van uitgang van adressant niet juist is, immers de levering van al het door de gemeente benoodigde grintzand en grint vindt telken jare volgens openbare aanbesteding plaats, terwijl ook voor de levering van duin- of zaclitzand, benoodigd voor nieuwen aanleg van straten, slootdempingen, ophoogingen e.d., in den regel dezelfde weg wordt gevolgd. Bij uitvoering van werken in eigen beheer pleegt rechtstreeks te worden onderhandeld met verschillende zandschippers. Dit was bijv. het geval bij den aanleg van het sportterrein op het Kaamland en bij de sloot- dempingen langs de Witte- en de Roodelaanuitsluitend Leidsche schippers werden toen voor de levering van zand aangewezen. Slechts ten opzichte van een betrekkelijk klein onderdeel van het door de gemeente benoodigde zand, te weten het zand, dat de straatmakers gebruiken voor het herstraten van wegen en straten, wordt sinds tientallen van jaren op de overigens gebruikelijke wijze van levering een uitzondering gemaakt. Dit zand wordt n.l. geleverd door eer; vasten leverancier, die met de behoeften van de straatmakerij goed bekend en daarop geheel ingericht is en met wien ter zake een overeenkomst is gesloten voor de levering van zand tot elke willekeurige hoeveelheid op elke willekeurige plaats. Het is allerminst gewenscht, hierin wijziging te brengen; indien toch ten gevolge van openbare aanbesteding ieder jaar een andere leverancier zou optreden, zou de straat- makerij daarvan stellig grooten last en hinder ondervinden en het belang der gemeente mitsdien worden geschaad. Uit het bovenstaande blijkt, dat wij het niet raadzaam achten, in de tegenwoordige wijze van levering van het bestratingszand verandering te brengen, en tevens, dat adressant en zijn vakgenooten voldoende gelegenheid hebben om naar de levering van het grint en van het grootste deel van het door de gemeente benoodigde zand mede te dingen. Overeenkomstig het gevoelen van de Commissie van Fabricage geven wij U mitsdien in overweging op het adres van H. Kroeze, voornoemd, niet in te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan het Edelachtbaar College den Raad der gemeente Leiden. Geeft met den meest gepasten eerbied te kennen: H. Kroeze, van beroep schipper, wonende alhier aan de „Oranjegracht" No. 37, mede handelende uit naam en in opdracht van eenige zand- en grintschippers, woonachtig in de gemeente Leiden, die in dezen domicilie kiezen ten zijnen huize dat zij hebben vernomen, dat de levering van zand cn grint ten behoeve der gemeente reeds van jaren her onder handsch wordt opgedragen aan één schipper; dat hun dit alleszins onbillijk voorkomt, daar zij allen zijn ingezetenen en belastingbetalenden, en dus vermeenen, bij eventueele werkzaamheden in hun vak de Gemeente betreffende zij allen evenveel aanspraak hebben; dat hunne erkenning in dezen vermoedelijk door de ook in hun werk bestaande concurrentie bovendien voor de gemeente zeer zeker veel voordeeliger zonde zijn dan de tot nu toe gevolgde methode; Redenen, waarom zij zich tot Uwen Raad wenden met eerbiedig verzoek, te willen bewerkstelligen dat de levering van zand en grint aan Uwe gemeente in het vervolg bij openbare inschrijving worde aanbesteed. 'tWelk doende, H. Kkoeze. Leiden, 27 November 1922. NA 93. Leiden, 19 Maart 1923. Ons vereenigende met nevensgaand voorstel van Commis sarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit in zake opzegging van de met de Noord-Zuid-Hollandsche Tramweg-Maatschappij gesloten stroomleveringsovereen- komst, geven wij U, onder verwijzing naar de missive van Commissarissen, in overweging, hen te machtigen, de krachtens Raadsbesluit van 23 December 1909 tussehen de gemeente Leiden en de Noord-Zuid-Hollandsche Tramweg-Maatschappij aangegane overeenkomst betreffende de levering van elec- trischen stroom, tegen een nader door hen te bepalen tijdstip op te zeggen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 16 Maart 1923. In de Raadsvergadering van 23 December 1909 werd onder meer vastgesteld de concept-overeenkomst betreffende de levering van electrischen stroom door de gemeente Leiden ten behoeve van de Noord-Zuid-Hollandsche Tramweg- Maatschappij, tot het aangaan waarvan genoemde maat schappij gehouden was krachtens het bepaalde in artikel 2 van de voorwaarden, verbonden aan de terzelfder tijd aan haar verleende concessie tot het exploiteeren van de tramlijn door deze gemeente. In verband met de aanstaande ingebruikneming van de lijn LeidenVoorburgden Haag zal de tramwegmaat schappij de beschikking moeten hebben over een grooter machinevermogen en zal zij ook belangrijk meer stroom gaan betrekken, waardoor het wenschelijk is, dat de van 1909 dateerende voorwaarden, waarop de stroomlevering plaats heeft, worden gewijzigd en dat met de maatschappij een nieuw contract van langen duur wordt gesloten. Hiertoe bestaat te meer aanleiding, nu de trammachineïnstallatie van de Centrale ten behoeve van de stroomlevering aan de Haagsche Tramweg Maatschappij voor de lijn LeidenWasse naarden Haag moet worden uitgebreid. Deze uitbreiding toch zou niet noodig zijn, indien de Noord-Zuid-Hollandsche Tramwegmaatschappij de met haar in 1909 aangegane over eenkomst binnenkort opzegde, waartoe zij krachtens art. 10 bevoegd is. Onze Commissie, die in 1922 met de Haagsche Tramweg Maatschappij een contract heeft afgesloten voor een tijdvak van ongeveer 15 jaar, heeft thans met de Noord- Zuid-Hollandsche-Tramwegmaatschappij overeenstemming bereikt over de hoofdvoorwaarden van een nieuw contract, eindigende 1 Januari 1937. Wij kunnen evenwel geen nieuwe overeenkomst met laatstgenoemde maatschappij aangaan, voordat het bestaande contract is opgezegd, waartoe de bevoegdheid, naar het ons voorkomt, aan den Raad behoort.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 11