22 MAANDAG 12 FEBRUARI 1923. genomen. Het zijn er weinigen meer, voor wie het zal gelden, maar het geval kan zich voordoen bijvoorbeeld bij politie agenten, die na 30 dienstjaren vol pensioen kunnen krijgen, dus dan geldt elk jaar voor 1/45 van het salaris, terwijl volgens de nieuwe Pensioenwet ieder dienstjaar wordt ver golden met één vijftigste deel van den pensioensgrondslag. Na 35 dienstjaren krijgt men 70% pensioen. Daardoor kan het een voordeel zijn, wanneer iemand na 30 jaren ontslag vraagt en dan zou het natuurlijk vreemd zijn, indien hij zijn vroeger verkregen recht niet behield. Om dat recht te hand haven is dit besluit noodig. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XII. Voorstel om goed te keuren, dat de machinale in richting van de Gasfabriek met een gaskoeler wordt uitgebreid. (Zie Ing. St. no. 59.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XIII. Voorstel tot onbewoonbaar verklaring van de woningen Schapenpoort 6, 8, 10 en 12, Molenwerfsteeg 1 en 3, Juffer poort 1, 2, 3, 4 en 5, Kloos- of Vischpoort 1 en 2, Alida Mariahof 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, en 8, Groenepoort 1 en 2, Elisabethspoort 1, 2, 3 en 4, Rabarberpoort 1, 2, 3, 4 en 5, Gekroonde Liefdepoort 1, 2, 2boven 3c en 3hoven, Hagemans- poort 1, 2, 3 en 4, Brandewijnspoort 1,2,3,4,5,6, 7,8,9, en 10, de woning Leeuwenpoort (ongenummerd), Barbarahof 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9, Jan Potagepoort 1, 2 en 3, Potte- bakkersgang 4, 5, 6 en 7 en Breepoort 1 en 3. (Zie Ing. St. no 54.) De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter wenscht den Raad in kennis te stellen met een ingekomen request, dat gericht is tot Burgemeester en Wethouders doch dat blijkens het slot ervan voor den Raad bedoeld is. Het adres luidt: »Mijne Heeren, gelezen hebbende in het Leidsch Dagblad, van Donderdag 8 Februari, als zouden alle Poorten en Sloppen worden voorgesteld, om te worden algekeurd. Zoo wendt ondergeteekende, zich beleefd tot Uw Geacht Colege, dat hij ook daar onder, de nummers 4 en 6 in de Potte- bakkersgang heeft gelezen. Daar heb ik Edele Achtbare onder toezicht en goedkeuring van de Bouw Politie in 1922 ruim 500.aan vernieuwing ten koste gelegd. Mijn vraag is nu, of de Heeren zoo het kan, daar ik getoond heb uit eigen beweging, dat daar in goeden staat te brengen hier mede zoo mogelijk willen rekening houden. Daar die twee aaneensluitende Pantjes mij nu pas hebben gekost rond 1000 De gunstige beslissing van de Raad tegemoet ziende zoo verblijf ik met de meeste achting J. Mechelse, Lage Rijndijk 70. De Voorzitter zal in de eerste plaats het woord verleenen aan den Wethouder Mulder, opdat deze de opinie van Burgemeester en Wethouders mededeele omtrent de in dit adres besproken zaak. De heer Mulder deelt mede, dat de heer Nijk hem heeft ver klaard, dat in 1921 aan de toenmaals in bouwvalligen toestand verkeerende daken van de perceelen Pottebakkersgang Nis 4 en 6 inderdaad belangrijke herstellingen zijn verricht. De woning No. 4 bevat een portaal, een vertrekje ter oppervlakte van 5.39 M2.^ een woonkamer ter oppervlakte van 7.76 M2. en een bedstede. De woning No. 6 bevat een vertrekje ter oppervlakte van 5.80 M2., een woonkamer ter oppervlakte van 7.90 M2. en een bedstede. De woningen zijn zeer vochtig en de woonvertrekjes verkeeren in een vervallen toestand. De heer Nijk oordeelt, dat deze woningen niet voor bewoning geschikt zijn en de gebreken niet voor verbetering vatbaar zijn en dat de woningen dus ook niet voor bewoning geschikt kunnen gemaakt worden. De heer Wilmer verklaart niet het minste bezwaar te hebben tegen dit voorstel, maar het heeft hem toch bevreemd en onaangenaam getroffen, dat Burgemeester en Wethouders niet het geringste perspectief openen wat betreft de vraag, hoe het zal moeten gaan met de menschen, die op het oogen- blik in deze krotten wonenwaar zij zouden kunnen gaan wonen of waar zij door de gemeente, desnoods tegen hun wensch, zouden kunnen worden ondergebracht. Spreker vraagt of Burgemeester en Wethouders zulk een perspectief niet kunnen openen en of zij hun meening willen zeggen ten opzichte van het lot van menschen, vertoevende in woningen, welke volgens het College zelf niet het minst menschwaardig zijn te noemen. De heer Huurman heeft er natuurlijk allerminst bezwaar tegen, dat deze krotten worden afgekeurd, maar hij vindt het jammer, dat door het beleid van Bouw- en Woningtoe zicht de eigenaar de dupe wordt van dit besluit, waar hij verleden jaar nog voor ƒ500.of ƒ600.aan die huisjes heeft verbouwd. Indien den man verleden jaar was aange zegd, dat zijn woningen binnen korten tijd zouden worden algekeurd, dan zou hij dat geld er niet aan hebben besteed. Spreker vraagt of daarmede voortaan geen rekening kan worden gehouden. De heer Dubbeldeman heeft bezwaar tegen het afkeuren van deze woningen. Iri het algemeen heeft hij geen bezwaar tegen het opruimen van krotten, maar, zooals hij reeds meer malen heeft gezegd, beschouwt hij het als een soort comedie om huizen af te keuren, zoolang men er geen andere voor in de plaats heeft. Vanmiddag is door Burgemeester en Wet houders medegedeeld, dat van gemeentewege 162 woningen zouden worden gebouwd, ten deele om de werkloosheid te bestrijden, anderdeels waarschijnlijk om wat krotten te kunnen opruimen. Nu wordt echter bij dit voorstel die mededeeling niet gedaan. Burgemeester en Wethouders zeggen wel in het Ingekomen Stuk «Hoewel het niet mogelijk zal blijken tot spoedige ontruiming van de woningen over te gaan, kan door onbewoonbaarver klaring toch worden bereikt, dat de woningen in de toekomst niet meer als zoodanig worden gebruikt. Immers, wanneer de woningen als onbewoonbaar zijn gekenmerkt, kan worden belet dat andere personen dan degenen, die de woningen reeds bewoonden, daarin intrek nemen." Ook daarin zit veel muziek. Spreker is een geval bekend, dat een woning, kort geleden door den Raad afgekeurd, door iemand werd verlaten en onmiddellijk weer door een ander werd betrokken. Als men vooruit weet, dat de maatregelen, welke men neemt, toch niet kunnen worden nagekomen, dan is het beter ze niet te nemen en met het afkeuren van woningen te wachten, totdat rnen over meer woningruimte beschikt. Bovendien schuilt in het voortgaan op den ingeslagen weg nog een gevaar. Als spreker aan de liberalen verweet, dat zij in den goeden tijd niets hadden gedaan om de woning ellende te voorkomen, dan kreeg hij altijd een waschlijstje van hetgeen die heeren hadden gedaan en nu is hij bang, dat, als het nieuwe of halfnieuwe geslacht komt en in.den Raad aan de oudere heeren verwijt, dat zij niets hebben gedaan, dezen zich zullen beroepen op het onbewoonbaar verklaren van woningen, maar er niet bij zullen zeggen, dat zij niet voor nieuwe woningen hadden gezorgd, alvorens de oude af te breken. Van dat afbreken zal voorloopig wel niets komen, want het is van algemeene bekendheid, dat woningen zij zijn het eigendom van de gemeente die reeds lang geleden zijn afgekeurd en ontruimd zijn geweest, toch weer zijn opgekalefaterd om er weer menschen als beesten in te laten leven. Zoolang er zulke toestanden bestaan, is het malligheid huizen te gaan afkeuren. Laat men eerst woningen bouwen, opdat men de afgekeurde woningen kan ontruimen en aan de bewoners een andere woning kan aanbieden. Wat is dat toch voor grapjasserij? Er is op gewezen, dat de eigenaar in 1922 f 500.aan deze woningen ten koste heeft moeten leggen. Spreker is ervan overtuigd, dat die eigenaar dat bedrag wel uit de huur teruggekregen zal hebben eer die woningen afgebroken worden. Zoolang zal het nog wel duren De heer Knuttel meent, dat, als inderdaad op aanwijzing van de gemeente aan deze woningen in den Pottenbakkers gang vooizieningen zijn getroffen en als werkelijk spoedig die woningen worden afgebroken, op de gemeente wel eenige verantwoordelijkheid rust om dien eigenaar eenigszins tegemoet te komen; daartegen zou spreker dan ook niet zijn; maar wel moet hij opkomen tegen het betoog van den heer Huur man, dat het onredelijk is dat op last van de gemeente aan woningen, die toch binnen kort afgebroken zullen worden, voorzieningen aangebracht zouden moeten worden. Zoolang er menschen wonen, moet men zorgen, dat de onbewoon baarheid van een woning niet hoe langer hoe erger wordt. Ook moet spreker opkomen tegen het betoog van den heer Dubbeldeman. Hoe weinig men ook opschiet met die onbe woonbaarverklaringen, zij drukt toch een sterker stempel op die huizen en zal een prikkel te meer kunnen zijn om ze ledig te maken en om nieuwe huizen van gemeentewege te bouwen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 8