20
MAANDAG 12 FEBRUARI 1923.
jaar uitstrekte, zou komen op een gratificatie, alleen voor de
waarneming van het directoraat, van ruim 1500.komt
spreker zeer hoog voor.
Bovendien heeft spreker bezwaar tegen de wijze, waarop
tot dien maatstaf is besloten. Er wordt gesproken van het
salaris, dat vrij komt en dat 570.bedraagt over dien tijd.
Deze zaak wordt ook afhankelijk gemaakt van factoren, waarvan
zij niet behoefde afhankelijk te zijn. De waarneming van het
directoraat heelt toch geen betrekking op het aantal lesuren,
dat de verschillende leeraren geven en dat de afgetreden
directeur nog gaf. Dit laatste was 13; was het toevallig 10
geweest, dan zou het bedrag, dat tot maatstaf diende, hooger
zijn geweest; had het toevallig 15 bedragen, dan was de
maatstaf lager geweest. Er had dus tusschen die twee dingen
geen verband behoeven te worden gelegd. De vraag is of het
niet beter was geweest geen maatstaf te ontleenen aan factoren,
die telkens kunnen veranderen, maar een vaste gedragslijn te
volgen.
Verleden jaar heeft de heer Thouars tijdens de ziekte van den
directeur diens betrekking ook bijna twee maanden waarge
nomen Burgemeester en Wethouders verwijzen in de stukken
naar dat geval en ook toen was de maatstaf van den Minister
aan den zeer lagen kant. Burgemeester en Wethouders hebben
toen voorgesteld om de marge, welke er was tusschen de
beide salarissen 5000.en 4200.als maatstaf te
nemen, namelijk een bedrag van 800.Nu wil het spreker
voorkomen, dat er op het terrein van de Kweekschool tusschen
Maart 1921 en September 1922 niet zoo groote wijzigingen
hebben plaats gehad, dat men op grond daarvan een bijna
tweemaal zoo hoogen maatstaf zou mogen kiezen. Een bedrag
van 800.kan ook ditmaal als maatstaf dienen en zou des
noods ook voor het vervolg als maatstaf kunnen worden aan
genomen.
Bovendien lijkt spreker een bedrag van 800.op zich
zelf juister, als hij in aanmerking neemt, dat, wanneer bij het
lager onderwijs het waarnemend hoofd het hoofd moet ver
vangen, als maatstaf voor de vergoeding wordt genomen de
marge van 700.
Daarom stelt spreker voor om de gratificatie te berekenen
naar een bedrag van 800.hetzelfde bedrag als verleden
jaar, en dus in dit geval de gratificatie over die 4| maand
te stellen op X f 800.300.
De Voorzitter deelt mede van den heer Meijnen het
volgend amendement ontvangen te hebben:
»Ondergeteekende stelt voor de gratificatie van den heer
de Thouars, evenals in 1921, te berekenen naar een bedrag
van 800.per jaar, en ze dus te bepalen op yyyX/SOO.
300.-."
De jheer van der Lip gelooft, dat de heer Meijnen in zijn
betoog deze fout gemaakt heeft, dat hij zoekt naar een
vasten maatstaf voor het toekennen eener gratificatie in een
geval als dit.
Het vorig jaar hebben wij ter motiveering van het bedrag
der gratificatie een anderen weg ingeslagen dan thans; toen
is genomen het verschil tusschen de wedde van den heer .de
Thouars, zonder overuren erbij, en het minimum-traktement
van den Directeur; dat was toen een bedrag van 800.
per jaar. Dieri maatstaf kan men echter niet blijven volgen,
omdat dat verschil telkens verandert. Op het oogenblik is de
jaarwedde van den heer de Thouars 4400.dus zou nu
dat verschil niet meer 800.zijn maar 600.Over 2
jaren krijgt de heer de Thouars weder een verhooging en
wordt zijn traktement f 4600.dan zou het verschil zijn
400.Ten slotte kan de heer de Thouars komen op een
traktement van f 5000.het maximum-traktement als
gewoon leeraar. Als hij dan het directoraat zou moeten
waarnemen, dan zou hij bij toepassing van den door den
heer Meijnen voorgestelden maatstaf niets meer krijgen, want
er zou geen verschil meer zijn tusschen zijn jaarwedde en
en de minimum-jaarwedde van den Directeur. Daaruit blijkt
wel, dat die maatstaf niet juist is.
Thans is een andere weg gevolgd en is genomen wat
nog zoo gek niet is het bedrag, dat van de jaarwedde
van den Directeur is overgebleven. De nieuwe Directeur
krijgt 5000.de heer Hoogeveen is als tijdelijk leeraar
nog eenige lessen blijven geven tegen 3480.per jaar;
dus er is over het tijdvak van de waarneming f 570 van de
wedde overgeschoten en dat bedrag willen Burgemeester en
Wethouders aan den heer de Thouars toekennen.
Men moet in gevallen als deze geen vasten maatstaf volgen.
Het is een gratificatie en men moet deze naar omstandigheden
bepalen. De berekeningen van Burgemeester en Wethouders
van het vorige jaar en van dezen keer strekken niet zoozeer
om een systeem aan te geven doch om te motiveeren het
bedrag, dat zij meenden te moeten voorstellen.
De heer de Thouars heeft gedurende bijna 5 maanden op
uitstekende wijze het directoraat waargenomen en in deze
omstandigheden is het voorgestelde bedrag niet hoog te achten.
Het zou best kunnen gebeuren, dat, als de heer de Thouars weg
ging en een volgenden keer een ander het directoraat zou waar
nemen en wij minder tevreden daarover zouden zijn, dan wel dat
zich andere omstandigheden zouden voordoen, bijvoorbeeld dat
de waarnemende directeur meer vrijen tijd had, Burgemeester
en Wethouders een lager bedrag zouden voorstellen. Het is
slechts een gratificatie. Wanneer een ambtenaar naast zijn
eigen betrekking die van een ander waarneemt, dan stellen,
volgens de verordening op de rechtspositie van de ambtenaren,
Burgemeester en Wethouders in elk concreet geval de grati
ficatie vast. Dus conform dit algemeen beginsel hebben
Burgemeester en Wethouders ook hier een zeker bedrag als
gratificatie voorgesteld.
Het is misschien verkeerd geweest, dat Burgemeester en
Wethouders precies hebben aangegeven hoe zij tot het bedrag
gekomen zijn, maar spreker zou er in ieder geval tegen zijn
een vasten maatstaf aan te nemen en zeer zeker den maatstaf,
dien de heer Meijnen wil, want die is, zooals aangetoond is,
practisch onbruikbaar. Hetgeen de heer Meijnen wil komt
eigenlijk hierop neer, dat wij zouden gaan vaststellen een
vast salaris voor den waarnemenden directeur, en wel een van
ƒ800.'sjaars, hetgeen in strijd is met het idee van grati
ficatie. De heer Meijnen wil een vast salaris vaststellen. Spreker
vindt een bedrag van ƒ300.te weinig voor hetgeen de heer
de Thouars heeft gepraesteerdhet door Burgemeester en
Wethouders voorgestelde bedrag acht hij niet te hoog.
De heer Knuttel zegt, dat de motieven van den Wethouder
hem niet hebben bevredigd. Deze rekent wel uit, dat het
bedrag van 800.op den duur tot nihil zou worden ge
reduceerd, maar hij vergeet daarbij, dat de Directeur even
eens zijn verhoogingen krijgt. Indien men als grondslag voor
de bepaling van de gratificatie neemt het verschil tusschen
de salarissen bij een gelijk aantal dienstjaren, zal er altijd een
verschil zijn. Bovendien meent spreker, dat zoolang er nog
directeuren zijn, het verschil in bezoldiging tusschen directeur
en leeraren zoo gering mogelijk moet zijn. Hij zal dus zijn
stem aan het amendement geven.
De heer Meijnen zegt, dat het zijn bedoeling niet is dit
bedrag van 800.thans voor alle volgende jaren vast te
leggen en evenmin om het salaris van den heer de Thouars
voor goed te bepalen op hetgeen het verleden jaar was, maar
het kwam hem voor, dat het bedrag, dat verleden jaar is
toegekend, naar evenredigheid veel juister was gekozen dan
het bedrag, dat nu is voorgesteld. Men is toen tot een maat
staf van ƒ800.gekomen, als zijnde het bedrag, dat aan het
salaris van den heer de Thouars moest worden toegevoegd
om tot 5000.te komen. Bovendien lijkt hem het bedrag
van 800.zoo goed gekozen, ook in verhouding tot het
bedrag van f 700.dat bij het lager onderwijs als maat
staf geldt.
Er komt bij, dat sedert verleden jaar op het gebied van
de Kweekschool zoo weinig is veranderd, dat een verdubbeling
van den maatstaf hem niet gerechtvaardigd schijnt. De Kweek
school is wel een belangrijke, maar toch betrekkelijk kleine
inrichting en daarom acht spreker als maatstaf voor de
waarneming van het directoraat een bedrag van 1500.— per
jaar niet juist. Een bedrag van 800acht spreker juister,
niet als vaststaande marge, maar als maatstaf' ter bepaling
van de gratificatie, zonder daaraan echter voor de toekomst
alle mogelijke consequentie's te verbinden.
De heer van der Lip zegt, dat de heer Meijnen, indien
zijn bedoeling is geweest zooals hij die het laatst heeft uiteen
gezet, zijn voorstel anders had moeten doen luiden. Hij had
moeten zeggenik vind f 570.te veel en stel derhalve voor
300.— te geven. Hij had er echter niet aan moeten vast-
knoopen de berekening naar een bedrag van ƒ800.'s-jaars,
want op deze wijze zou een bedrag van 800.per jaar
worden vastgesteld voor de waarneming van het directoraat.
Naar aanleiding van het gesprokene door den heer Knuttel
doet spreker opmerken, dat de heer de Thouars een dubbele
betrekking beeft waargenomen. Vijf maanden lang heeft hij
naast zijn eigen betrekking, die druk is, want hij geeft 28
lesuren per week, op voortreffelijke wijze spreker kan
daarvoor niet genoeg lof hebben het directoraat waargenomen.
Spreker vraagt of daarvoor 570.— niet een billijk bedrag
is. De heer Meijnen vindt een bedrag van f 1500.per jaar
te veel, maar spreker kan dat niet te hoog achten voor
iemand, die een jaar lang naast een drukke leeraarsbetrekking
het directoraat zou waarnemen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van den heer Meijnen wordt met 20 tegen 8
stemmen verworpen.