GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
29
IK€!»E«I1E9I STUKKEN.
H°. 62. Leiden, 12 Februari 1923.
De Commissie van Financiën heeft de eer IJ mede te
deelen, dat, indien Uwe Vergadering besluit tot beschikbaar
stelling van een bedrag van 95000.voor den door
Burgemeester en Wethouders voorgestelden aanleg van een
nieuwe grondwaterzweminrichting (Ingek. Stukken n°. 51),
zij tegen de daarop betrekking hebbende begrootingsregeling
geen bezwaar heeft.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
H°. 63. Leiden, 17 Februari 1923.
In verband met eene aan de Amsterdamsche Anthraciet-
Maatschappij verleende vergunning tot het bouwen van een
opslagplaats en kantoor aan den Heerensingel alhier, op
het terrein Sectie K Ho. 3615, is het noodig dat een strookje
van dit perceel ter grootte van ongeveer 35 M2., grenzende
aau den Heerensingel in eigendom aan de gemeente overgaat.
Wij geven U mitsdien in overweging te besluiten, een op
de bijgaande situatie in rood aangegeven gedeelte van het
perceel kadastraal bekend gemeente Leiden Sectie K Ho. 3615,
ter grootte van ongeveer 35 M2., zonder eenige kosten voor
de gemeente, in eigendom bij de gemeente over te nemen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
H°. 64. Leiden, 17 Februari 1923.
De Leidsche Burcht, immer als een monument van groote
geschiedkundige waarde beschouwd, heeft vooral in den
Iaatsten tijd weder bijzonder de aandacht van historici en
oudheidkundigen getrokken, met name in verband met de
vraag, of de naam van onze stad Lugdunum Batavorum
inderdaad aan dezen burchtheuvel ontleend is. Was men
vroeger vrijwel eenstemmig van meening, dat Leiden inder
daad het oude Lugdunum der Bataven was, in latere jaren
kwam hieromtrent twijfel op en bleef er op dit punt onzeker
heid heerschen. Een nieuw licht werd op dit vraagstuk
geworpen tengevolge van de beschouwingen van den Franschen
historicus Jullian, wiens denkbeelden leiden tot de opvatting,
dat binnen deze stad reeds in Bataafschen tijd een heuvel,
gewijd aan den zonnegod van de Bataven, een „lugdunum",
gelegen heeft, evenals zulks het geval zou zijn in sommige
steden van Frankrijk, zooals Lyon, Laon enz. Leiden zou
dan werkelijk het Lugdunum Batavorum van de oudheid zijn.
Hu is deze vraag op betrekkelijk eenvoudige wijze tot
oplossing te brengen, n.l. door een opgraving in het Burcht
terrein, waarbij uit het onderzoek van de aardlagen, als
anderszins, kan worden afgeleid, of deze burchtheuvel reeds
in zoo oude tijden bestaan heeft. De Commissie van Beheer
van het Opgravingsfonds der Hederlandsche Anthropologische
Vereeniging heeft besloten zulk een onderzoek in te stellen
en ons daartoe de noodige vergunning gevraagd. Tevens
heeft zij verzocht om de medewerking van de gemeente in
dezen, hetzij door toekenning van een subsidie ad ƒ300.
hetzij door haar bij de uitvoering van het werk bij te doen
staan door gemeentewerklieden of haar op andere wijze
behulpzaam te zijn.
Het komt ons voor, dat er alle aanleiding is om op het
verzoek van de genoemde Commissie wier desbetreffend
adres bij de in de Leeskamer ter inzage liggende stukken is
gevoegd in te gaan. Het is uit een wetenschappelijk
oogpunt immers van groot belang, dat de oudste geschiedenis
van onze stad, de vraag naar haar ontstaan en haren ouden
naam, thans wellicht tot klaarheid kan worden gebracht.
Wij zijn dan ook voornemens de voor de opgraving ver-
eischte vergunning te verleenen, onder de in het overgelegde
rapport van den Directeur der Gemeentewerken aangegeven
voorwaarden. Voor beschadiging van den Burcht behoeft
wel niet te worden gevreesd, nu de opgravingen zullen
geschieden onder leiding van Dr. J. H. Holwerda, die, op
dit gebied bij uitstek deskundig, met zijne opgravingen reeds
op tal van plaatsen van ons land zoovele hoogst belang
rijke resultaten heeft verkregen. Eventueel te vinden voor
werpen zullen als eigendom van de gemeente Leiden worden
beschouwd, waarna omtrent de bestemming dier voorwerpen
nader zal worden beslist. De opgravingen zullen plaats hebben
na overleg met de Directeuren van Gemeentewerken en van
het Stedelijk Museum.
Ter tegemoetkoming in de aan het werk verbonden
kosten, ware aan de opgravingscommissie de gevraagde sub
sidie van ƒ300.uit de gemeentekas te verleenen. Beschik
baarstelling van gemeentelijke werkkrachten achten wij
met het oog op de belangen van den dienst minder
wenschelijk.
Overeenkomstig het gevoelen van de Commissie van
Fabricage geven wij U op grond van het bovenstaande in
overweging, aan de Commissie van Beheer van het Opgravings
fonds der Hederlandsche Anthropologische Vereeniging, ten
behoeve van de bovenbedoelde opgravingen op den Burcht,
eene subsidie uit de gemeentekas toe te kennen van 300.
en te dien einde over te gaan tot vaststelling van de hierbij
overgelegde suppletoire begrootingsregeling. Op den post
voor „Onvoorziene Uitgaven", waarvan het bedrag ad 300.
moet worden afgeschreven, is beschikbaar 100.000.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
H°. 65. Leiden, 17 Februari 1923.
In het hierachter afgedrukt adres verzoekt de H.V. Manu-
facturenhandel van Vroom en Dreesmann het verkeer met
voertuigen door de Maarsmanssteeg in de richting naar de
Breestraat te verbieden en het in de richting naar de Visch-
brug toe te staan, zulks ten einde te voorkomen, dat van
de Vischbrug afkomende voertuigen, tengevolge van te groote
snelheid, als anderszins, tegen het gebouw, waarin genoemde
manufacturenhandel is gevestigd, aanrijden en zoodoende
de winkelruiten verbrijzelen, gelijk reeds eenige malen schijnt
te zijn voorgekomen. Mochten hiertegen echter overwegende
bezwaren bestaan, dan verzoekt adressante een vaste ver
keerspost op de Vischbrug in te willen stellen.
Aan den wensch van adressante kan moeilijk worden vol
daan. Het moge waar zijn, dat het inrijden van de Maars
manssteeg vanaf de Vischbrug bezwaren oplevert, toch is
het niet wel mogelijk het rij verkeer in omgekeerde richting
te leiden, aangezien de voertuigen dan van uit de Maars
manssteeg tegen de Vischbrug zouden moeten oprijden en nood
zakelijkerwijs reeds halverwege die steeg voldoende snelheid
zouden moeten hebben om de hoogte van de Vischbrug te
overwinnen. Dit zou echter niet alleen een ongewenscht snel
verkeer door de Maarsmanssteeg veroorzaken, maar. ongeacht
nog de ongeschiktheid van het plaveisel in die straat, boven
dien een gevaarlijken toestand ter plaatse van den hoek der
Aalmarkt en Vischmarkt scheppen, wegens de plotseling met
groote vaart uit de Maarsmanssteeg komende voertuigen.
Wij hebben nog overwogen, of het niet mogelijk zou zijn
deze steeg geheel voor het rij verkeer te sluiten en dit verkeer
dan door de Koornbrugsteeg te leiden. Echter blijken ook
hiertegen overwegende bezwaren te bestaan. Immers reeds
thans wordt de Koornbrugsteeg die zelfs voor motor
rijtuigen niet gesloten is, wat met de Maarsmanssteeg overdag
wel het geval is, druk in beide richtingen beredenvooral
tijdens de Zaterdagsche markten is er een dermate druk
verkeer, dat niet zelden opstoppingen dreigen te ontstaan.
Voorts is het met het oog op de genoemde markten onge
wenscht te achten, nog meer verkeer over de Vischmarkt te
leiden. Er behoort daarom, ook naar het gevoelen van den
Commissaris van Politie, niets te worden gedaan, waardoor
het rij verkeer door de Koornbrugsteeg en over de Vischmarkt
zou toenemen. Ware het praktisch mogelijk, dan zou een
verbod, om op de helling van de Vischbrug in de richting
naar de Maarsmanssteeg harder dan stapvoets te rijden,
wellicht aan de bezwaren van de adresseerende vennootschap
tegemoet kunnen komen, doch aangezien op deze helling
met door paarden getrokken voertuigen bijna altijd wel iets
harder dan stapvoets gereden zal moeten worden, zou zulk
een verbod weinig zin hebben. De bestuurders zullen trou
wens zelf al zooveel mogelijk remmen, omdat het rijden,
anders dan stapvoets, door de Maarsmanssteeg verboden is.
Kunnen wij eenerzijds de gegrondheid van de door adres
sante aangevoerde bedenkingen tegen den tegenwoordigen
toestand, die intusscben al sinds jaren bestaat, niet geheel
ontkennen, anderzijds heeft een hernieuwd onderzoek van
deze aangelegenheid geen nieuwe gezichtspunten geopend en
blijkt een betere regeling van het verkeer ter plaatse, dan
de thans bestaande, bezwaarlijk te vinden.
Voor het instellen van een vasten verkeerspost op de Visch
brug wordt geen voldoende aanleiding aanwezig geacht. Wel is
des Zaterdags tijdens de drukke markturen een agent van politie
aanwezig tot regeling van het verkeer in de verschillende