26 MAANDAG 12 FEBRUARI 1923. fiets, maar te voet naar de zweminrichting gaan, is de voor gestelde plaats veel te afgelegen. De heer Wilbrink is het niet eens met den heer Eerdmans en is er Burgemeester en Wethouders dankbaar voor, dat zij met dit voorstel zijn gekomen. Reeds zeer lang is in den Raad aangedrongen op het daarstellen van een afdoende gelegenheid om de zwemsport te kunnen beoefenen en nu een daartoe strekkend voorstel aanhangig is, tracht de heer Eerdmans dat weer langs een omweg van de baan te krijgen en stelt hij het voor alsof de zweminrichting aan het Rijn en Schiekanaal voldoende was voor de geheele bevolking van Leiden, mits zij maar goed wordt gebruikt. Spreker weet niet of het de bedoeling van den heer Eerdmans is om voor de dagen, waarop het te koud is om te zwemmen, het tarief te verlagen, maar een ieder, die den toestand kent, weet, dat thans reeds bij het hoogere tarief de toeloop aan die zweminrichting zoo groot is, dat vele menschen moeten wachten. En dan vraagt spreker, wanneer er dan gelegenheid gevonden zal worden voor menschen, die tegen een lager tarief kunnen gaan zwemmen. Burgemeester en Wethouders komen nu met een voorstel om een zweminrichting te maken, natuurlijk aan den buiten kant van de stad. Spreker kan niet denken, dat op een af stand van 100 M. van het Levendaal een geschikte zwemgelegenheid te maken zou zijn; het zal altijd moeten zijn aan een uithoek van de stad, en dat zal natuurlijk altijd eenigszins een bezwaar opleveren voor hen, die aan den anderen kant van de stad wonen, maar daaraan is nu eenmaal niets te doen. Spreker meent, dat in dit opzicht hier wel een gelukkige oplossing gevonden is. Burgemeester en Wethouders verklaren dankbaar te zijn, dat de Leidscbe Zwemclub genegen is weder het beheer van deze nieuwe inrichting op zich te nemen. Voor zoover spreker bekend is gebruikt deze vereeniging de zweminrichting aan het Rijn- en Schiekanaal na besloten tijd voor eigen doel einden, voor bijzondere sportoefeningen, waterpolo enz. Het is mogelijk, dat de volkszwemvereeni^ing, welke een adres heeft ingediend, ook gelegenheid zou willen hebben om zich met soortgelijke oefeningen bezig te houden. Spreker vraagt, of te verwachten is dat daartoe voor deze organisatie na bezetten tijd ook gelegenheid zal zijn. Zoo niet, dan zal spreker zich moeten verzetten tegen het voorstel van Burge meester en Wethouders om de exploitatie op te dragen aan de Leidsche Zwemclub. Spreker zegt dit nu reeds, opdat men er nog rekening mede zal kunnen houden en opdat men straks niet zal zeggen: toen is er niets over gezegd. De heer Dubbeldeman wenscht ook iets in het midden te brengen, al zal uitstel niet alleen een ongerief voor de zwemmers beteekenen, maar ook niet in het belang van de werkverschaffing zijn. Men heeft spreker van een zijde, die het weten kan, ver teld, dat, als het vaststaat, dat men dat grondwater kan gebruiken, men dan ook niet gebonden is aan een bepaalde plaats. Ook is spreker verteld, en er moeten menschen op het Stadhuis zijn, die het ook weten, dat bet niet onmogelijk zou zijn dat die zweminrichting werd gecombineerd met de ijsbaan. De huur van het terrein, waar nu de ijsbaan ge vestigd is, is bijna verstreken en men zal dus moeten uitzien naar een ander terrein. Het zal niet zoo gemakkelijk zijn om daarvoor een andere geschikte gelegenheid te vinden. Nu gebruikt men een ijsbaan alleen des winters en een zwembassin alleen des zomers. Men zou dus des winters een terrein kunnen gebruiken voor de ijssport en het zou mogelijk zijn dat men een deel van datzelfde terrein des zomers zou aan wenden voor de zwemsport. De gemeente is in het bezit van een stuk grond, groot onge veer 30 bunder en gelegen aan den Warmonderweg, den Rijns- burgerweg en den Maredijk; het ligt ook ten deele geknepen tusschen dat laantje en het Posthof zelf. Als het mogelijk is te werken met grondwater, is men niet aan een bepaalde plaats gebonden. De grond is daar niet slechter dan aan den Zijl en de toegang tot dat terrein is veel gerieflijker dan aan de Zijl. Men heeft er voor hen, die per fiets willen gaan, twee verbindingen, namelijk over den Rijnsburgerweg en over den Maredijken als straks een brug wordt gebouwd tegenover de Groenoordstraat, dankanrnen de Trekvaart overgaan om aan den Maredijk te komen. Bovendien kunnen zij, die dat wenschen, van de tram gebruik maken. Het voornaarnsle voordeel zou echter zijn de besparing van het bedrag van f 5000.—dat de gemeente bij uitvoering van het ingediende plan jaarlijks zal hebben te betalen. Spreker heeft dat geld gaarne voor de volksgezondheid en de sport over, maar als het goedkooper kan, is hij daarvan een voor stander. De mogelijkheid is er, want de IJsclub heeft er ooren naar om met Burgemeester en Wethouders over die zaak te spreken. Spreker zegt er uitdrukkelijk bij, dat er ambtenaren zijn, die dat weten, omdat men hen er op heeft gewezen, en daarom bevreemdt het hem zoo, dat er over dit denkbeeld in de stukken met geen enkel woord is gerept. Spreker durft er haast niet mede te komen, maar toch is de zaak belangrijk genoeg. Men zal voorbereidende maatregelen moeten nemen, onder andere den grond aanboren om te zien of het water goed is. Spreker is een leek en is derhalve slechts overbrenger van een gedachte van een ander. De heer Jan de Lange betreurt het, dat de heer Eerdmans financieele bezwaren tegen dit voorstel heeft ingebracht, en hij begrijpt dat ook niet. Jaar en dag is hier over die nieuwe zweminrichting gesproken en spreker heeft zich vanmiddag verblijd over de mededeeling, dat Burgemeester en Wethouders voornemens waren zoo spoedig mogelijk met de uitvoering van dit werk te beginnen met het oog op de werkverschaffing. Werd het idee van den heer Eerdmans gevolgd, dan zou dit plan weer eenigen tijd van de baan worden geschoven en zou men weer eerst eens gaan praten over de vraag of het geld, voor deze zweminrichting bestemd, niet beter voor den woningbouw zou kuDnen worden besteed. Met dat al zou het plan voor de nieuwe zweminrichting stop staan en zouden de menschen, die op de uitvoering wachten, geduld moeten hebben totdat dit eene plan in een ander plan was omgedraaid, terwijl zij ten slotte nog niets hadden. In verband met de werkverschaffing lijkt spreker dit plan voor den aanleg van een zwemirichting een van de beste plannen, omdat er nog al wat grondwerk bij is en aardig wat werklooze arbeiders te werk gesteld zouden kunnen worden. Spreker hoopt dan ook, dat dit voorstel zal worden aange nomen en Burgemeester en Wethouders zoo spoedig mogelijk met de uitvoering een aanvang zullen maken. Wat het geldelijk bezwaar van den heer Eerdmans aangaat, spreker vindt een bedrag van f 95000.juist weinig, maar bovendien komt een deel van dat geld terug, doordat er minder steun moet worden uitgekeerd aan de menschen, die reeds lang genoeg op de Hoogewoerd hebben geloopen. Als men aanneemt, dat er 50 menschen zullen kunnen worden geplaatst, dan zou dat elke week een bedrag van 500. schelen. Elke week, dat de beslissing wordt aangehouden, is men 500.kwijt, welk bedrag men anders in mindering kan brengen van de stichtingskosten teneinde de exploitatie goedkooper te maken. Als men het steungeld in mindering daarvan brengt, dan zal blijken, dat men nog al aardig goed koop uitkomt met het maken van deze zweminrichting. Het denkbeeld om het terrein ook dienstbaar te maken aan de ijssport lacht spreker wel toe, maar hij kan niet inzien welk verschil het met het oog daarop zou uitmaken, of de zwem plaats zich bevindt aan de Zijl of aan het Posthof. Steeds zullen er een aantal menschen blijven, die niet dichtbij wonen en voor wie de afstand bezwaar zal opleveren. Als men nu weder een ander plan gaat ontwerpen, dan houdt dat maar op en onderwijl blijven de vverkloozen wandelen. De heer Knuttel acht het denkbeeld van den heer Dubbel deman bijzonder onpractisch, niet alleen omdat de zaak daar door op de lange baan geschoven zou worden, maar ook omdat ijsbaan en zweminrichting niet te combineeren zijn wegens de geheel verschillende eischen, waaraan beide inrichtingen moeten voldoen. Een zwemplaats is een smal, diep water, omgeven door kleedkamertjes en schotten, maar een ijsbaan moet hebben een groote oppervlakte met ondiep water, omdat bij grootere diepte het water niet spoedig genoeg bevriest. De heer Mulder meent, dat eigenlijk wel een woord van hulde mag gesproken worden wat betreft het door Burge meester en Wethouders uitgebracht rapport. Het gaat feitelijk hierover: Burgemeester en Wethouders stellen voor hun toe te staan een crediet van 95000.— om dit, ingeval blijkt dat het water daar geschikt is, te besteden voor inrichting eener zwemplaats. Burgemeester en Wethouders wilden niet vooraf een proef nemen, die de gemeente 5000.zou kosten, welk geld weggeworpen zou zijn, als de Raad het plan over het geheel genomen mocht verwerpen. Spreker verbaast er zich over, dat er nog verschil van meening blijkt te bestaan over de plaats, waar de nieuwe inrichting moet komen. Zij zal komen op een aan de gemeente toebehoorend terrein, vlak achter een dicht bevolkte volks buurt; men zal toch moeten toegeven, dat het daar de ge schiktste plaats is voor dergelijke inrichting. De heer Dubbeldeman wil de inrichting brengen naar den Rijnsburgerweg, maar dat is ten opzichte van de volksbuurten juist het slechtst gelegen punt. De volksmassa in haar geheel, die aan deze inrichting behoefte heeft en waarvoor men juist deze inrichting wil maken, woont hoofdzakelijk aan den kant van de stad, waar Burgemeester en Wethouders de inrichting willen vestigen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 12