MAANDAG 12 FEBRUARI 1923. 25
Met 22 tegen 6 stemmen wordt overeenkomstig bet voorstel
van Burgemeester en Wethouders besloten.
VSór stemmen: de heeren Sanders, Pera, Mulder, Eikerbout,
Meijnen, van der Lip, mevr. van Itallievan Embden, de
heeren Wilbrink, Sijtsma, van Stralen, Wilmer, Knuttel,
Stijnman, Huurman, Splinter, Kuivenhoven, van Hamel,
Bisschop, Oostdam, Heemskerk, Jan de Lange en Eerdmans.
Tegen stemmen: mevr. DubbeldemanTrago, de heeren
Piekaar, Groeneveld, van Eek, Kooistra en Dubbeldeman.
XIV. Voorstel:
a tot beschikbaarstelling van gelden voor den aanleg van
eene nieuwe grondwater-zweminrichting op een terrein
bewesten de Zijl;
b tot het als afgedaan beschouwen van het voorstel-Piekaar,
inzake de uitbreiding van de zwemplaats aan de nieuwe
vaart of de opening van eene andere zwemgelegenheid.
(Zie Ing. St. No. 51.)
Hierbij komt tevens in behandeling het desbetreffend verzoek
van het bestuur der Zweminrichting „de Zijl".
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Piekaar wenscht den aandrang, blijkens de stukken
door den Directeur van Gemeentewerken uitgeoefend om zoo
spoedig mogelijk met den bouw een aanvang te maken met
het oog op de volksgezondheid, opdat de nieuwe inrichting
dit jaar nog eenige maanden in gebruik zal genomen kunnen
worden, te ondersteunen, maar hij dringt tevens op spoed
aan in verband met de werkloosheid, omdat in het bedrag,
noodig voor den bouw, veel arbeidsloon zit.
Spreker geeft in overweging om met de Leidsche Zwemclub,
waarmede Burgemeester en Wethouders zich blijkens de
stukken in verbinding hebben gesteld, niet in zee te gaan en
de exploitatie in eig^n beheer bij de gemeente te houden. De
menschen, die in de oude zwemplaats werkzaam waren, zullen
in de nieuwe met hetzelfde werk kunnen worden belast.
Bij voorbaat wil spreker iets zeggen over de tarieven.
Blijkens de stukken wordt er gerekend op het uitgeven van
abonnementen, waardoor de prijzen der baden zullen varieeren
tusschen de 6} en 10 cent. Volgens de Leidsche Zwemclub
is dat zeer goedkoop, maar spreker wijst er op, dat de menschen
uit de volksklasse niet in staat zijn een abonnement te nemen
en telkens, als zij van de inrichting willen gebruik maken,
een bedrag van 10 cent moeten betalen. Spreker geeft daar
om in overweging een eenheidsprijs te stellen en dien niet
hooger te nemen dan 5 cent. Een arbeidersgezin, waarin
bijvoorbeeld drie jongens beneden de 15 jaar zijn, die op de
beurs van vader en moeder zijn aangewezen, als zij willen gaan
zwemmen, kan geen abonnementen aanschaffenvader moet
telkens in de beurs tasten. Daarom raadt spreker aan het
tarief zoo laag mogelijk te stellen.
De heer Knuttel meent begrepen te hebben, dat in de
stukken wel eenig idee van de exploitatie-rekening aan de
hand wordt gedaan, maar die rekening toch afzonderlijk aan
de orde komt.
De Voorzitter zegt, dat de heer Piekaar, die heeft ge
wezen op het geval dat er in een gezin verschillende kinderen
zijn, wel eens mag overdenken, dat de prijs van het tweede
abonnement in één gezin is 2.zoodat dus, als men het
aantal zwemdagen op 100 stelt, een bad 2 cent kost. Door
het stellen van een eenheidsprijs van 5 cent zou het derhalve
niet goedkooper worden. Spreker zou het voorgestelde tarief
niet zoo spoedig willen afwijzen, vooral als hij in aanmerking
neemt, dat de inrichting volgens het voorstel op bepaalde
tijden tegen 2V» cent toegankelijk zal worden gesteld. De heer
Piekaar zegt wel, dat de menschen die abonnementsgelden
niet kunnen betalen, maar, al wil spreker zich niet bemoeien
met de uitgaven van anderen en die uitgaven niet. beoor-
deelen, hij wijst er toch op, dat die menschen wel uitgaven
kunnen doen voor vele niet strikt noodige zaken, zooals
sigaretten enz., welke ook niet zoo weinig geld kosten; ver
gelijkt men daarbij de kosten van een bad, dan zijn deze
zeer gering.
Spreker is het echter met den heer Knuttel eens, dat eerst
de principieele beslissing moet genomen worden, opdat de
bouw kan plaats hebben, later kunnen dan nog de tarieven
ter sprake komen.
De heer Groeneveld brengt in herinnering, dat indertijd
door den Raad een specialiteit is aangewezen om een rapport
uit te brengen over het rioleeringsstelsel te Leiden, doch dat
men daarvan nooit meer iets vernomen heeft. Een rapport
schijnt echter wel te zijn uitgebracht, want in de overgelegde
stukken wordt daarnaar verwezen. Het wordt tijd, dat de
Raad eens met dit rapport in kennis gesteld wordt. Wat
hebben de Raadsleden aan een verwijzing naar iets, wat zij
niet kennen Spreker dringt dus aan op overlegging van het
rapport aan den Raad.
De heer Eerdmans wijst erop, dat Burgemeester en Wet
houders voorstellen voor den aanleg van deze zweminrichting
95.000.te hunner beschikking te stellen, te vinden uit
geldleening, doch dat dit niet in overeenstemming is met het
feit, dat bij de begrooting voor 1923 op den post Onvoorzien
ƒ50.000.voor dit doel gereserveerd is. De financieele regeling
van deze zaak schijnt op het oogenblik in de oogen van
Burgemeester en Wethouders dus een andere te zullen zijn
dan den Raad aanvankelijk is voorgesteld.
Die post van ƒ50.000.scheen dus in te sluiten, dat men
de uitgaaf over meer dan één jaar wenschte te verdeelen;
als men nu voorstelt het bedrag van 95000.uit leening
te vinden, dan sluit dit in zich dat het werk dit jaar voltooid
zal moeten zijn.
Spreker is er echter niet gerust op, dat men er met dat
bedrag van 95.000 zal zijnin Ingekomen Stuk No. 51 zijn eenige
aanduidingen, die het hoogst waarschijnlijk maken dat dat
bedrag wel zal worden overschreden. Een eerste aanduiding
is gelegen in de mogelijkheid, die Burgemeester en Wet
houders laten doorstralen, dat het geheele plan zal mislukken,
omdat men nog niet voldoende zeker is dat het uit den grond
op te pompen water geschikt voor dit doel zal zijn. Wanneer
de Baad het thans aangevraagd bedrag toestaat, zal een
definitieve boring ter plaatse geschieden; mislukt die boring
echter, dan is het daaraan bestede geld weg en dat zou dus
een groote tegenvaller zijn. Maar mocht die boring wel
gelukken, dan zal nog rekening te houden zijn met het feit,
dat het hier een globale raming betreft. Dit blijk ook uit het
slot van het Ingekomen Stuk No. 51, waar gezegd wordt
dat vele ondergeschikte punten nog nader zullen moeten
uitgewerkt worden. Het is misschien wat zwartgallig gedacht,
maar als zoo'n zaak nog niet vaststaat en ondergeschikte
punten nog moeten worden uitgewerkt, dan pleegt dat niet
mede te vallen. Spreker is er dan ook niet gerust op, dat
men er met dat bedrag van 95.000.zal zijn. Dit sluit in,
dalt men zich heeft voor te stellen, dat deze nieuwe zwem
inrichting de gemeente jaarlijks een aardig bedrag aan geld
zal kosten. De gemeente zal hebben op te brengen de rente
en de aflossing van de geldleening; de exploitatie zal een
tekort opleveren, dat men gevoegelijk zal mogen stellen op
5000.of 6000.per jaar.
Men komt hiermede op een jaarlijkschen last voor de
gemeente van ongeveer 12000.
Vat men de plannen in het oog, dan komt de nieuwe
inrichting op een afgelegen plaats, welke wel vergoelijkend
wordt voorgesteld als 300 M. te zijn verwijderd van het
dichtst bevolkte gedeelte van Leiden, waar de volksklasse
heet te wonen, maar die in elk geval is gelegen aan het
uiterste einde van de gemeente, precies aan de grens. Het
is alsof op het Levendaal en in de buurt van de Haarlem
merstraat en de Beestenmarkt niet een talrijk publiek woont,
dat zich zal hebben op te maken om naar de uiterste punt
van de gemeente te gaan, achter de scheepsbouwwerf van
de firma Boot, waar die kuil voor het verzamelen van het
grondwater zal worden gegraven. Bovendien is het de vraag
hoe het met de exploitatie zal gaan, want, zooals men zegt,
zal het water in den aanvang vrij koud zijn en men zal
moeten afwachten of het op den duur een behoorlijke tempe
ratuur krijgt.
Spreker heeft dit plan niet met zooveel sympathie ontvangen
en bij hem is de gedachte gerezen of in dezen tijd, waarin
groote uitgaven zijn te doen voor doeleinden op het gebied
van de volkshuisvesting, niet behoorde te worden uitgezien
naar een andere wijze om voor dezen zomer in de zwem-
behoefte te voorzien. Men zou bij wijze van proef de bestaande
zweminrichting gedurende het grootste gedeelte van de week
tegen een laag tarief kunnen openstellen en gedurende enkele
tijden een hooger tarief kunnen behouden. Spreker weet niet
of het voorstel, verleden jaar door den heer Piekaar ingediend,
om deze zweminrichting uit te breiden, voor verwezenlijking
vatbaar is, maar als dezen zomer een proef werd genomen
in den door spreker aangegeven zin, dan zou men kunnen
beginnen met die som van 100.000.—, welke wordt aange
vraagd, te gebruiken voor den bouw van woningen en op
die manier een groot aantal menschen uit die ongelukkige
woningen halen. Spreker is het met den heer Wilmer eens,
dat, als men voor bepaalde doeleinden gelden wil besteden,
de voorziening in de woningtoestanden het allernoodzakelijkst is.
Volgt men spreker's denkbeeld op, dan kan men het
volgend jaar nog zien, maar dan kan men althans eerst een
onderzoek instellen naar de kwestie van het grondwater en
trachten een meer centraal punt voor de zweminrichting te
vinden. Voor een groot deel der ingezetenen, die niet per