8
MAANDAG 22 JANUARI 1923.
van
3x 5
0.75
3x10
1.-
3x15
1.50
3x20
2
3x30
2.50
3x50
3.—
3x75
3.50
grooteren meter
4.—
Beraadslaging over artikel 1, luidende:
Artikel 10 van bovengenoemde verordening wordt gewijzigd
als volgt:
1°. Sub a wordt gelezen: «Volgens aanwijzing van den
enkeltariefmeter (enkeltarief)
voor de eerste 5000 eenheden per jaar27 cent per eenheid
voor de tweede 5000 eenheden per jaar: 23 cent per eenheid;
voor alle volgende eenheden per jaar: 19 cent per eenheid.
De huur van een enkeltariefmeter bedraagt:
per maand."
2°. Sub b wordt in plaats van: »40", »20", »18", »16",
«14", en 1.50" gelezen onderscheidenlijk: »36", »18",
»16", »14", »12" en 1.25".
3°. Sub c wordt onder 1°. in plaats van: »25" gelezen:
»20", terwijl onder 2°. in plaats van: «10 cent" wordt ge
lezen: «7 cent".
De heer Eerdmans vraagt waarom sub 3° geen sprake is
van de 12 eerste K. W. U. in het woonhuistarief. Er wordt
gezegd: «Sub c wordt onder 1° in plaats van: »25" gelezen:
»20"", hetgeen beteekent, dat het vaste recht van het woon
huistarief van 25 op 20 wordt teruggebracht. En verder wordt
onder 2°. in plaats van«10 cent" gelezen«7 cent". Dit
sluit in zich, dat de prijs van de eerste en duurdere K. W. U.
ongewijzigd blijft.
De Voorzitter zegt, dat het ook hem is opgevallen, maar
dat hij niet de reden kent waarom dit voorstel aldus luidt.
De zaak is ook in de commissie behandeld en men heeft
daar blijkbaar geen aanleiding gevonden om ook de eerst
verbruikte K. W. U. goedkooper te maken, wellicht omdat
voldoende compensatie werd gevonden in de prijsverlaging
van de later verbruikte hoeveelheden en in de verlaging van
het vaste recht. Spreker gelooft trouwens, dat het een kwestie
van weinig belang is, omdat die soort aansluitingen niet zoo
veel voorkomen. Waar de heer Bots niet aanwezig is, kan
spreker geen meerdere opheldering geven.
De heer Eerdmans zegt vroeger de invoering van het woon
huistarief te hebben hooren noemen als practisch en van veel
waarde, maar, als nu een prijsvermindering plaats heeft en
de prijs van de eerste K. W. U. gaat niet naar beneden, dan
moet daarvoor een practische reden bestaan. Spreker hoopt bij
gelegenheid de reden daarvan te mogen vernemen.
De Voorzitter antwoordt, dat de heer Eerdmans op de
zaak kan terugkomen, als de Wethouder Bots weer aanwezig
zal zijn.
De beraadslaging wordt gesloten en art. I zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Art. II wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
aangenomen, waarna de geheele verordening zonder hoofdelijke
stemming wordt vastgesteld.
XXVII. Voorstel:
a. om niet in te gaan op het verzoek van den Leidschen
Marktkoopliedenbond «Ons Belang", in zake reductie van
Marktgeld
b. tot vaststelling van de verordening, houdende wijziging
van de verordening van 17 Mei 1920 (Gemeenteblad
No. 23), regelende de heffing van eene belasting onder
den naam van «Marktgeld" in de gemeente Leiden.
(Zie Ing. St. No. 40.)
Hierbij komt tevens in behandeling het desbetreffend adres.
a. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
sub a besloten.
b. Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen I en II worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de geheele
verordening eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stem
ming wordt vastgesteld.
XXVIII. Verordening, regelende de heffing van belastingen
voor het gebruik van het Openbaar Slachthuis te Leiden.
(Zie Ing. St. No. 21 en 22.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
Art. 1 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
aangenomen.
De Voorzitter vestigt de aandacht op eenige drukfouten;
in art. 2, sub IIc moet de komma achter «varken" vervallen
en sub IV moet in plaats van «slachtstallen" gelezen worden
«slachthallen".
De artikelen 2 tot en met 4 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de
geheele verordening eveneens zonder beraadslaging of hoofde
lijke stemming wordt vastgesteld.
XXIX. Verordening, regelende de heffing van een belasting
op vrachtautomobielen, motoromnibussen en aanhangwagens.
(Zie Ing. St. Nis. 11 en 34.)
De algemeene beschouwingen worden geopend.
De Voorzitter onderstelt, dat de dames en heeren er wel
attent op zullen zijn geweest, dat in de toelichting tot dit
voorstel op bladzijde 3, eerste kolom, 3e alinea, staat: «Vol
gens art. 3", terwijl dit moet zijn: «Volgens art. 4" en dat
onderaan die kolom, waar staat «(zie art. 4)", moet gelezen
worden: «(zie art. 5)".
De heer Heemskerk kan zich in het algemeen met dit
voorstel wel vereenigen en onderstelt, dat de burgerij, die al
lang genoeg heeft geklaagd over de belemmeringen en den
hinder, welke zij van het toenemende vrachtautoverkeer onder
vindt, deze verordening wel zal toejuichen, behalve de
eigenaren van de vrachtauto's misschien.
Spreker zou de vraag willen stellen of de automobielen en
motor-omnibussen, die den laatsten tijd het personenvervoer
tusschen Leiden en de omliggende gemeenten onderhouden,
onder deze verordening zullen vallen. Dat is niet duidelijk.
In artikel 4 wordt wel gezegd, dat er geen belasting wordt
geheven, wanneer de vrachtautomobielen enz. slechts van
de wegen gebruik maken voor doortocht door de gemeente
langs den kortsten weg en zonder oponthoud, maar onder die
uitzonderingsbepaling vallen de door spreker bedoelde auto
mobielen en motoromnibussen niet, omdat zij wel in deze
gemeente oponthoud hebben. Spreker meent, dat deze voer
tuigen niet aan een belasting mogen worden onderworpen,
al werken zij mede aan de verwaarloozing van de straten en
al berokkenen zij schade aan de huizen, omdat er zijns inziens
aan dit soort verkeer geen belemmeringen in den weg mogen
worden gelegd. Het is namelijk vooral voor de bewoners van
de buitengemeenten en voor de ingezetenen van Leiden een
groot gemak, dat deze dienst met automobielen en motor
omnibussen wordt ingericht.
De heer Oostdam is er zeer voor om van de vracht
automobielen belasting te heffen met het oog op de slijtage
aan de bestrating, maar, begrijpt hij het ontwerp goed, dan
zullen wel de stadgenooten worden getroffen, niet de menschen
uit de buitengemeenten. Is dit zoo, dan zal hij zijn stem aan
dit voorstel niet kunnen geven, omdat de burgerij veel meer
last ondervindt van de auto's uit de buitengemeenten dan
van die uit Leiden. Hij wenscht dienaangaande te worden
ingelicht.
De heer Eerdmans stemt in met hen, die zeggen, dat de
burgerij last ondervindt van het populair worden van de
vrachtauto's. Het onderhoud van verschillende soorten van
wegen, vooral klinker- en grindwegen, is daardoor duurder
geworden en de huizen, welke sterk trillen, als deze soort
wagens er langs rijdt, worden er niet beter op. Bovendien
zijn de smerige straten reden, dat de winkelpuien bevuild
worden. Neemt men dat alles bij elkander, dan kan spreker
begrijpen, dat het toenemend vrachtautoverkeer als een minder
welkom verschijnsel wordt beschouwd, maar de vraag is of
door de voorgestelde belasting die plaag zal verminderen. Zijn
de bedragen, die geheven zullen worden, betaald, dan blijven
de dingen, welke de burgerij hinderen, onverminderd bestaan.
Er verandert niets.
Wanneer men ook elders ging doen wat men thans te
Leiden voorstelt, dan zou men eigenlijk ingaan tegen den
geest van den tijd. De vrachtauto's verdwijnen niet meer en
zullen wat betreft het vrachtvervoer dezelfde rol gaan ver
vullen, die indertijd het rijwiel vervulde voor het personen
vervoer. Als dergelijke nieuwe dingen komen, dan is het
eerste wat de gemeenschap tracht te doen, ze aan banden te