MAANDAG 22 JANUARI 1923. 13
Verder wil spreker een woord van dank richten tot den
heer Weijer, commies ter secretarie, die als secretaris der
commissie gefungeerd heeft en de commissie ter zijde gestaan
heeft op een wijze, die allen lof verdient.
Wat het rapport zelf betreft, de Voorzitter heeft de daarin
opgenoemde punten niet weerlegd en dat kon ook niet, want
het rapport is door de commissie naar de door haar ontvangen
gegevens opgesteld.
Spreker had gaarne vóór den heer Pera willen spreken,
want hij had namens de commissie verontschuldiging willen
aanbieden in zake hare uitlating in het rapport omtrent het
niet ingrijpen van den waarnemenden Burgemeester, want
de commissie heeft sedert den indruk gekregen dat hij niet
op de hoogte gesteld is van de rijstzaak door den heer
van Eek. L)e heer van Eek had, toen hij den Burgemeester
niet meer kon spreken over deze zaak, onmiddellijk den
waarnemenden Burgemeester op de hoogte moeten stellen;
dan had die kunnen handelendan had die misschien met
den heer van Eek ingestemd wat betreft de wijze, waarop
opgetreden moest worden; hij had misschien de andere Wet
houders er bij gehaald en ook den Raad en de zaak zou dan
een ander verloop gehad hebben.
Het is bevreemdend, dat iemand als de heer van Eek, die
te Leiden bekend is, niet een beteren kijk op de zaak heeft
gehad wat betreft de betrouwbaarheid van de firma de Jongh
Co., en dat hij aan deze zonder een onderzoek in te stellen
de rijst in bewaring gegeven heeft en daarna niet gecontrö-
leerd heeft of de rijst er nog was. Dat is een fout van den
heer van Eek geweest.
Dat het zoo gegaan is, is eenigszins te begrijpen, want de
Burgemeester had een onbeperkt vertrouwen in den heer
van Eek, aan wien hij meende gerust de zaak te kunnen
overlaten, maar de heer van Eek had toch een instructie
moeten hebben en dan had het niet kunnen voorkomen, dat
hij den heer Pera met een kluitje in het riet stuurde.
Ten slotte wil spreker nog wijzen op een punt, dat niet
duidelijk is geworden, ook niet na de mededeelingen van den
Voorzitter. Men leest in het rapport:
«Vervolgens nam met verwondering onze Commissie kennis
van den inhoud van de door den heer Trapman opgemaakte
verklaring, tegen afgifte waarvan de rijst van de firma
de Jongh en Co., ter vervanging van de door die firma
onrechtmatig verkochte ziekenrijst, werd geaccepteerd."
Hoe die brief in de wereld is gekomen is nog altijd een
raadsel, ook na het gesprokene door den Voorzitter.
Spreker weet wel, dat dit alles napleiten is, en het verheugt
hem, dat de Voorzitter heeft kunnen zeggen, dat de distributie
zaken hier zoo goed zijn verloopen en eigenlijk geen cent
hebben gekost en dan is dit bedrag van ƒ3000.niet
veel maar spreker dacht, dat de schoenenaffaire nog al
wat had gekost, dat de bruine boonenteelt op een mislukking
was uitgeloopen en dat ook de varkensmesterij verlies had
opgeleverd.
Burgemeester en Wethouders kunnen, naar spreker meent,
tevreden zijn met het werk van de commissie. Er is aan de
zaak niets meer te doen, maar spreker heeft de overtuiging,
dat, als zij aangepakt was zooals dat had behooren te gebeuren,
die ƒ3000.aan de gemeente zou zijn bespaard.
De heer Eerdmans kan zich zeer goed begrijpen, dat de
heer Pera het woord heeft gevraagd en na de door hem
gedane mededeelingen de opvatting heeft verdedigd, dat hem
in het rapport der commissie niet volkomen recht wordt
gedaan. Thans hoort spreker voor het eerst, hoe het komt,
dat de heer Pera niet op de hoogte is geweest. Als lid der
commissie heeft hij dat niet vernomen. De mededeeling, welke
de heer Pera vroeger heeft gedaan, dat hij van de zaak niet
afwist, ging niet vergezeld van deze andere mededeeling, dat
hij met de heeren Eskens en van Eek had geconfereerd. Dit
laatste bewijst, dat de heer Pera volkomen terecht zegt, dat
hij op de hoogte had moeten zijn gesteld van de zaak, en
zijn mededeeling, dat hij niet op de hoogte is geweest, is
ten onrechte toegeschreven, althans door spreker, aan het
feit, dat hij zich niet voor de zaak zou hebben geïnteresseerd.
Spreker erkent gaarne, althans wat spreker persoonlijk be
treft, dat die verklaring ten opzichte van den heer Pera,
onjuist is.
De heer Sijtsma heeft gevraagd waarom er voor den
directeur geen instructie was vastgesteld, en spreker moet
verklaren, dat het ook hem heeft verbaasd, dat dit niet is
geschied, omdat artikel 5 van de desbetreffende verordening
aan Burgemeester en Wethouders imperatief het vaststellen
van zulk een instructie voorschreef. Toen de commissie ter
secretarie samen kwam, was de eerste vraag, die gesteld werd,
waar de instructie van den directeur was en toen werd er
geantwoord, dat die er niet was en er ook nooit was geweest.
Het is niet in den haak, als dergelijke dingen gebeuren als
met die rijst en de waarnemende Burgemeester dan niet op
de hoogte wordt gehouden, maar bovendien hadden Burge
meester en Wethouders, waar de verordening het vaststellen
van een instructie voor den directeur voorschreef, niet mogen
doen alsof die verordening niet bestond. Indien een ander
zich niet aan een gemeenteverordening houdt, geldt dit voor
onbehoorlijk en kan hij zelfs met de politie in aanraking komen.
Wat de firma de Jongh betreft, nog vóór de rijst-afïaire is
in de bladen een bericht verschenen, op grond waarvan de
directie van het levensmiddelenbedrijf iets omtrent die firma
had kunnen vermoeden. Bij een brand, welke 's nachts bij
die firma plaats had, was gebleken, dat zij hyacinthenbollen
tot koffie braudde. Dat had een aanwijzing moeten wezen,
dat men te doen had met een firma, welke gecontröleerd
moest worden, als men haar hoeveelheden levensmiddelen
van eenige beteekenis toevertrouwde. Het branden van
hyacinthenbollen tot koffie is niet iets, dat een bona fide
firma doet.
De heer Knuttel heeft met belangstelling van den heer
Sijtsma vernomen, dat hij in de eerste vergadering van de
commissie zulke scherpzinnige opmerkingen gemaakt heeft.
Voor zoover spreker weet heeft hij geen enkele vergadering
der commissie bijgewoond.
De Voorzitter zegt, dat het zijne bedoeling in eersten
termijn niet geweest is om het rapport te weerleggen, doch
alleen om, nu hij voor het eerst in het openbaar over deze
zaak kan spreken, ook zijnerzijds eenige beschouwingen te geven.
De zaak komt hierop neder, dat men in zijn vertrouwen
in deze firma bedrogen is, hetgeen ook duidelijk erkend is.
Was de zaak nog in den distributietijd uitgekomen, dan had
de gemeente op grond van de distributiebepalingen de firma
in haar macht gehad, maar het kwam pas uit toen de
distributie afgeloopen was, en toen ontbrak aan de gemeente
de macht om iets ie doen en de Justitie wilde niet medewerken.
Er is gevraagdwaarom den heer van Eek niet een instructie
gegeven Spreker zou niet weten, wat voor instructie dat
zou moeten zijn. Een instructie was over bodig, want alle
noodige bepalingen stonden reeds in de verordening op het
levensmiddelenbedrijf en in de instructie van den directeur
van den gemeentelijken keuringsdienst.
De zaak is, dat men voor den gek gehouden is. Nu kan
men zeggenmen moet zich niet voor den gek laten houden,
maar wie vliegt er niet eens in, als hij anderen crediet geeft?
In den distributietijd was alles door Minister Posthuma
geheel geregeld wat betreft allerlei levensmiddelen, maar
toen deze zaak uitkwam was de distributie geëindigd en had
men aan die regelingen niets meer. Had men hier de zaak
zelf ter hand genomen en zelf pakhuizen gehuurd enz. dan
zou men er zooals in andere gemeenten aanzienlijke bedragen
op hebben moeten toeleggen. De bruine boonen hebben
inderdaad aan de gemeente veel gekost, doch deze zaak was
niet aan Dr. van Eek toevertrouwd, terwijl de varkens
mesterij, die onder Dr. Stuurman stond, aan de gemeente
niets heeft gekost. Spreker heeft echter niet gezegd, dat de
distributie niets gekost heeft, maar alleen dat de onkosten
voor de gemeente ten slotte betrekkelijk niet zóó groot ge
weest zijn. In Rotterdam bijvoorbeeld heeft men nog allerlei
achterstallige distributiekosten, maar hier was alles een jaar
na de distributie afgelost.
Ten slotte geeft spreker in overweging om onder dank
betuiging aan de commissie voor de genomen moeite, punt 36
aan te nemen.
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke
stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en
Wethouders besloten.
XXXVII. Bezwaarschriften tegen aanslagen in het school
geld Middelbaar- en Hooger Onderwijs dienst 1921/22.
(Zie Ing. St. No. 4.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming beschikt
op diverse bezwaarschriften, dienst 1921/22, in zake het school
geld Middelbaar- en Hooger Onderwijs, overeenkomstig het
overgelegd advies van Burgemeester en Wethouders.
XXXVIII. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke
directe belasting dienst 1919/20 en 1920/21.
(Zie Ing. St. No. 6.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming beschikt
op diverse bezwaarschriften, belastingjaren 1919/20 en 1920/21,
in zake de plaatselijke directe belasting naar het inkomen,
overeenkomstig het advies van de met het onderzoek daarvan
belaste commissie.
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.