10 MAANDAG 22 JANUARI 1923. het sluiten van nieuwe contracten toe te passen de glijdende schaal, zoodat met de winst de pachtsom stijgt en met het verlies daalt. Wat betreft het bezwaar, dat er nog heel wat meer pachters zijn, die de voorwaarden, waarop zij hunne overeenkomsten met de gemeente hebben aangegaan, ver anderd zouden willen hebben, men zal dat niet automatisch moeten doen, maar elk geval op zich zelf moeten behandelen. Wanneer men niet op andere wijze dit gezin kan helpen, dan is toch het verzoek om den man te ontslaan van het loopende pachtcontract altijd nog gemakkelijker toe te staan dan het verzoek om verhooging der pachtsom. Het vragen om ontslagen te worden van het contract is toch een bewijs, dat er verlies geleden wordt; het beteekent, dat men door het contract ten onder gaat, want als men maar een matige winst maakt, zal men er niet aan denken zoo iets te vragen. Spreekster is van oordeel, dat het verkeerd is dat men bij dergelijk contract automatisch eischt, dat aan de gestelde voorwaarden moet voldaan worden; elk geval moet op zich zelf beoordeeld worden, zooals ook hier eenigszins gebeurt, en bij het sluiten van nieuwe contracten ga men op meer moderne wijze te werk. De heer Mulder begrijpt niet hoe mevrouw van Itallie er toe komt zells de gedachte in het midden te brengen van de opheffing van de pacht en van het geven van ontslag, want waar zou men dan met de geheele geschiedenis naartoe moeten Niemand zou er meer iets aan doen en de gemeente is op dat werk niet ingericht, zoodat het college van Burgemeester en Wethouders dan een geduchten uitbrander zou hebben gekregen. Spreker stemt tot op zekere hoogte toe, dat wij elk geval afzonderlijk moeten beschouwen, maar het geldt hier een verpachting, welke tamelijk wel gelijk staat met een ver pachting van grond. Een drietal vergaderingen tevoren heelt de Raad geweigerd vermindering van pacht van land toe te staan, omdat de Raad oordeelde, dat het niet aanging om, als het een pachter tegenliep, de pacht te verlagen, aangezien een pachter, als het hem goed gaat en hij groote winsten maakt, niet meer pacht betaalt. Spreker meent, dat Burgemeester en Wethouders een zeer mooi voorstel hebben ingediend, en, in overeenstemming met het advies van de Commissie van Fabricage, doen wat zij kunnen doen. Zij erkennen, dat het voor den pachter een zeer slechte tijd is, en hadden liever gezien, dat de man wat aan het werk had verdiend, maar hij meent, dat Burgemeester en Wethouders dadelijk een goed idee hebben gehad om, waar de gemeente wat meer had kunnen bedingen voor den ophaal dienst, daarin een aanleiding vinden om, ofschoon het niet in het contract was bepaald, een verhooging toe te staan op het bedrag, dat hij voor het vervoer van bepaalde stoffen ontving. Volgens de gegevens, waarover Burgemeester en Wethouders beschikken, zal daardoor de pachter een voordeel genieten van ƒ1200.— Het college is zoover gegaan als het maar eenigszins mogelijk was. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stem ming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders besloten. (De heer van Hamel had de vergadering inmiddels verlaten.) XXXII. Praeadvies op de motie van den heer Groeneveld, in zake de demping van de geheele sloot langs de van der Helmkade. (Zie lng. St. No. 344 van 1922 en No. 14 van 1923.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen komstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. XXXIII. Voorstel: a. te verklaren dat eenige gedeelten van de Oostdwarsgracht (Waterweg) en van de Oostdwarsgracht (O. Z.), niet meer voor den openbaren dienst bestemd zullen zijn; b. tot beschikbaarstelling van gelden voor de verbetering van de Looiersbrug, de Oostdwarsbrug en de Greinbrug en de daarmede verband houdende werken. (Zie lng. St. No. 306 van 1922 en No. 28 van 1923.) Het voorstel van Burgemeester en Wethouders sub a en b, op verzoek van den heer Groeneveld in stemming gebracht, wordt met 24 tegen 3 stemmen aangenomen. Vóór stemmende heeren Mulder, van der Lip, Kooistra, Wilbrink, Kuivenhoven, Splinter, Eikerbout, Sijtsma, Oostdam, mevrouw DubbeldemanTrago, de heeren Huurman, Wilmer, Knuttel, Stijnman, Bisschop, van Eek, Heemskerk, Dubbelde man, mevrouw van Itallievan Embden, de heeren Sanders, van Stralen, Meijnen, Jan de Lange en Pera. Tegen stemmen de heeren Eerdmans, Piekaar en Groeneveld. XXXIV. Voorstel tot nadere vaststelling van de jaarlijksche bijdrage in het tekort op de exploitatie van het badhuis van de Woningbouwvereeniging »De Eendracht". (Zie lng. St. No. 10.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXXV. Voorstel: a. om niet aan te nemen het voorstel-Wilmer en het daarop ingediend amendement-Elkerbout in zake wijziging van de verordening op de heffing eener zakelijke belas ting op het bedrijf; b. tot vaststelling van de verordening, houdende wijziging van de verordening van 8 Augustus 1921 (Gem.blad No. 21), op de heffing eener zakelijke belasting op het bedrijf. (Zie lng. St. No. 42.) De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter stelt voorop, dat het college van Burge meester en Wethouders met een zelfstandig voorstel is ge komen, niet omdat het het voorstel van den heer Wilmer niet apprecieerde, maar alleen met het oog op de wijze van behandeling. Spreker wenscht in de eerste plaats te vragen, of de heer Wilmer bereid is zijn voorstel in te trekken en zich neder te leggen bij het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Zoo niet, dan verzoekt spreker den heer Wilmer het door hem voorgesteld artikel 1 te wijzigen en als volgt te lezen »In artikel 4 direct achter de eerste alinea te voegen: »en bij den aanvang van een der vorenbedoelde tijdvakken den leeftijd van 16 jaar hadden bereikt".". De heer Wilmer spreekt in zijn voorstel van «niet den leeftijd van 16 jaar bereikt hebben" en ook is deze redactiefout begaan in dit Ingekomen Stuk. Volgens die redactie zou men dit gekke geval krijgen, dat belastbaar werden die werklieden, die minder dan f 2400.verdienen en beneden 16 jaren oud zijn. Spreker begrijpt, dat de heer Wilmer tot deze vergissing gekomen is ten gevolge van een samenloop van ontkenningen in dat artikel. Verder zou spreker den heer Wilmer in overweging willen geven de artikelen van zijn voorstel met Romeinsche cijfers aan te duiden zooals steeds het gebruik is bij een voorstel tot wijziging eener verordening. Indien de heer Wilmer zijn voorstel handhaaft, zal dit in de eerste plaats aan de orde komen. Het voorstel van den heer Eikerbout ware te beschouwen als een amendement op het voorstel van den heer Wilmer, of, indien deze zijn voorstel intrekt, op het voorstel van Burgemeester en Wethouders, alleen wat betreft het tarief. Spreker vertrouwt, dat de heer Wilmer ook zal willen overnemen de redactie van het voorstel van Burgemeester en Wethouders wat betreft den aanhef van artikel 5. De heer Wilmer verklaart zijn voorstel in te trekken. Het verheugt spreker, dat Burgemeester en Wethouders de hoofdgedachte van zijn voorstel in hun eigen voorstel hebben belichaamd, maar het spijt hem, dat zij niet hebben over genomen de vrijstelling van arbeiders onder de 16 jaar. Het bezwaar, daarentegen door Burgemeester en Wethouders aangevoerd, is hetzelfde als indertijd door Wethouder van der Pot is aangevoerd tegen dergelijk amendement van den heer Sanders, maar spreker meende dat daaraan tegemoet gekomen was doordat er sprake was van arbeiders onder de 16 jaar, terwijl indertijd sprake was van arbeiders onder 18 jaar. Een patroon, die arbeiders noodig heeft waaraan hij iets heeft, zal niet personen onder de 16 jaar aanstellen, omdat hij anders teri hoogste ƒ12.belasting per arbeider zal moeten betalen. Als een patroon personen onder de 16 jaar wil aanstellen, dan doet hij dat afgescheiden van deze belasting en wel omdat die arbeidskrachten veel goedkooper zijn. Spreker heeft de overtuiging, dat door dit voorstel niet in de hand zal worden gewerkt het sociale gevaar, dat Burge meester en Wethouders ervan duchten, maar hij heeft tevens de overtuiging, dat, waar Burgemeester en Wethouders er een sociaal gevaar in zien, dit er ook in gezien zal worden door de overgroote meerderheid van den Raad. Bovendien, waar de vergadering zulk een vlug verloop heeft, wil spreker daarin geen storing brengen en trekt hij zijn voorstel in; hij ondersteunt gaarne het voorstel van Burgemeester en Wet houders, en adviseert den Raad dit aan te nemen. De Voorzitter zegt, dat nu de heer Wilmer zijn voorstel heeft ingetrokken, het voorstel van Burgemeester en Wet houders No. 35b, aan de orde is, terwijl het voorstel van den heer Eikerbout als amendement daarop moet worden beschouwd. Spreker vraagt of den heer Eikerbout zijn voorstel handhaaft.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 10