24 arbeidsweek voor de werklieden geen bezwaren bestaan. Ook wij meenen, zooals wij boven reeds met een enkel woord opmerkten, dat daartoe zonder bezwaar kan worden over gegaan. Niet alleen dat bet ten deze door het Bijk gegeven voorbeeld, dat voor zijn werklieden de 48-urige arbeidsweek reeds invoerde, alsmede dat van het particulier bedrijf en van verschillende andere gemeenten in Amsterdam is de invoering met 1 Juli a.s. te verwachten op zich zelf reeds navolging verdient, nu bovendien de finantieele toestand der gemeente een zoo zuinig mogelijk beheer nood zakelijk maakt, meenen wij, dat het achterwege laten van een verlenging van den arbeidsduur in het belang van de gemeente niet langer verantwoord is. Wij wenschen er nog uitdrukkelijk op te wijzen, dat ook bij invoering van de 48-urige arbeidsweek, waarbij de vrije Zaterdagmiddag behouden blijft, voor den arbeider voldoende tijd zal overblijven om zich aan zijn gezin, aan zijn ont wikkeling en aan het vereenigingsleven te wijden. Aan zijn weekinkomen raakt de voorgestelde regeling nietalleen het uurloon wordt uit den aard der zaak eenigszins verlaagd en gebracht op V*8 van het weekloon, hetgeen een wijziging van de salarisverordening noodzakelijk maakt. Vermits dit uurloon in hoofdzaak dient voor de berekening van de vergoeding voor overwerk, hetwelk zooveel mogelijk wordt beperkt, meenen wij ook uit dezen hoofde van de werklieden slechts een gering offer te vergen. Den arbeidsduur van die categorieën van werklieden, voor welke die thans ten hoogste 10 uur per dag, resp. 55 uur per week bedraagt, meenen wij vooralsnog ongewijzigd te moeten laten. Ten opzichte van het personeel van de Brand weer, zullen wij echter, in navolging van Amsterdam en andere gemeenten, zoo spoedig mogelijk met een afzonder lijke regeling komen. Ten slotte stellen wij U voor, evenals dit met de werk lieden, die in afwisselenden dag- en nachtdienst werkzaam zijn, het geval is, ook voor die werklieden, die gedurende de wintermaanden beneden den normalen arbeidsduur arbeid verrichten en toch hun volle loon uitgekeerd krijgen, met een groot deel van het werkliedenpersoneel van Gemeente werken is dit bijv. het geval - een gemiddelde 48-urige arbeidsweek voor te schrijven. Deze regeling maakt het mogelijk, dat de tijd, die ge durende de wintermaanden beneden den normalen arbeids duur wordt gewerkt, in de overige maanden wordt ingehaald. Wat de verlenging van den arbeidsduur van de admini stratieve ambtenaren betreft, daaromtrent bestaat bij de hoofden van dienst niet algeheele overeenstemming, wel en dit is ook alleszins verklaarbaar ten aanzien van de technische ambtenaren, wier werktijd zich aansluit bij dien van de weiklieden. Ook wij kunnen tot zekere hoogte toe geven, dat in het algemeen verlenging van den arbeidsduur van de administratieve ambtenaren niet met een evenredige verhooging van hunne arbeidspraestatie gepaard zal gaan. De werkzaamheden dier ambtenaren loopen evenwel, wat aard, omvang en gehalte betreft, zoozeer uiteen, dat het trekken van een grens vrijwel ondoenlijk is. Evenals in 1919 stellen wij U daarom voor te bepalen, dat de normale maximum-arbeidsduur voor de ambtenaren gelijk zal zijn aan dien van de werklieden en derhalve zal bedragen 8| uur per dag en 48 uur per week. Wij wenschen daarmede niet uit te maken trouwens ook thans arbeiden de administratieve ambtenaren vrijwel allen minder dan 8 uur daags dat zij nu ook inderdaad eiken dag 8| uur en elke week 48 uur zullen werken, maar wel achten wij het nuttig buiten twijfel te stellen, dat het hoofd van eiken diensttak ten allen tijde bevoegd is, om, wanneer de dienst dit zijns inziens vordert, hen langer dan den gewonen werktijd te laten arbeiden, zonder dat dit door de betrokkenen voor overwerk mag worden aangezien. Ook het bepaalde in het 2de lid van art. 22 van de verordening regelende den rechtstoestand van de ambtenaren der ge meente Leiden blijft uit den aard der zaak ongewijzigd van kracht. Ten slotte kunnen wij U mededeelen, dat de Burgemeester een eventueele verlenging van den arbeidsduur van het politie-personeel nader onder de oogen zal zien, zoodra de regeling ten opzichte van het overige personeel is vastgesteld. Op grond van het bovenstaande geven wij U alsnu in overweging: I. het besluit van Uwe Vergadering van 28 Augustus 1919 voorzooveel betreft het bepaalde in A sub a en b, en B sub. a, te wijzigen en in plaats daarvan te lezen: A. a. de gewone arbeidsduur van dé werklieden in dienst der gemeente Leiden niet meer dan 81/2 uur per dag en 48 uur per week bedraagt en dat de arbeidsduur van die werklieden, die gedurende de wintermaanden slechts minder dan 8l/2 uur per dag en 48 uur per week arbeid kunnen verrichten, gedurende de overige maanden in die mate wordt verhoogd, dat de arbeids duur over een jaar berekend gemiddeld niet meer dan 48 uur per week bedraagt, evenwel met dien verstande, dat per dag niet langer dan 91/2 uur en per week niet langer dan 51 uur arbeid wordt verricht; b. de arbeidsduur voor de werklieden, die in afwisse lenden dag- en nachtdienst werkzaam zijn, per week gemid deld niet meer dan 48 uur bedraagt, berekend over een tijdvak, waarin een volledige periode van het ploegenstelsel is vervuld B. a. de gewone arbeidsduur van de ambtenaren niet meer dan 8V2 uur per dag en 48 uur per week bedraagt en dat de arbeidsduur van die technische ambtenaren, die uit den aard van hunne betrekking gedurende de wintermaanden slechts minder dan 8V2 uur per dag en 48 uur per week arbeid kunnen verrichten, gedurende de overige maanden in die mate wordt verhoogd, dat de arbeidsduur over een jaar berekend gemiddeld niet meer dan 48 uur per week bedraagt, evenwel met dien verstande dat per dag niet langer dan 9l/2 uur en per week niet langer dan 51 uur arbeid wordt verricht II. vast te stellen de navolgende verordening: VERORDENING, houdende wijziging van de Verordening van 61 Januari 1918 (Gemeenteblad No. 3) laatstelijk gewijzigd bij verorde ning van 17 Mei 1920 (Gemeenteblad No. 22). Eenig Artikel. Staat A, bedoeld in art. 2 van bovengenoemde verordening- wordt in dezer voege gewijzigd, dat: a. uit het hoofd van de kolommen 1 tot en met 6 de vermelding van de uurloonen vervalt; b. daaraan een noot wordt toegevoegd van den volgenden inhoud „Voor de berekening van het uurloon wordt het weekloon gedeeld door 48. Bij de eindafrekening van loonen wordt een bedrag kleiner dan een halve cent verwaarloosd en een bedrag boven een halven cent als een geheele cent gerekend". III. te bepalen dat deze nieuwe regeling van den arbeids duur en de sub II genoemde verordening in werking treden, zoodra en naarmate dit door Burgemeester en Wethouders in overleg met de hoofden van takken van dienst wordt bepaald. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 56. Leiden, 6 Februari 1923. Gelijk U bekend is werden tot de voormalige 3de klasse scholen 2 malen per jaar en wel in April en October nieuwe leerlingen toegelaten. Na de reorganisatie van het lager onderwijs worden tot de voor die scholen in de plaats ge komen scholen, voor de eene helft nieuwe leerlingen toege laten in Maart en voor de andere helft in September. Ten einde nu te voorkomen, dat de leerlingen 11a het verlaten der gewone lagere school nog een maand moeten wachten op de toelating tot het vervolgonderwijs, waarvoor tot nu toe de toelating eveneens in April en October plaats had, achten wij het gewenscht de toelating van nieuwe leerlingen voor dit onderwijs ook een maand te vervroegen en dus te stellen op Maart en September. Weliswaar valt de toelating dan niet geheel samen met het begin van het zomer- of het wintergedeelte der cursussen, maar aangezien de hoofden bij het vervolgonderwijs van meening zijn, dat zulks in het kader van dit onderwijs geen bezwaar oplevert en het niet wel mogelijk is het wintergedeelte reeds in September te doen aanvangen, ook al omdat zulks van invloed zoude kunnen zijn op het aantal leerlingen, meenen wij, dat de wijziging der betrekkelijke verordening kan blijven beperkt tot het vervroegen van de tijdstippen voor de aangifte en toelating van nieuwe leerlingen, op de wijze als boven is aangegeven. Onder opmerking, dat de Inspecteur van het lager onder wijs in deze inspectie zich, blijkens zijn in de leeskamer ter inzage gelegd advies, met ons voorstel kan vereenigen, geven wij U in overweging over te gaan tot vaststelling van de navolgende verordening

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 6