16 van werkloozen aan het Burgerlijk Armbestuur is onttrokken en voortaan zal geschieden door eene speciale gemeentelijke steuncommissie kan naar onze meening gevoegelijk tot vermindering van de subsidie aan dat bestuur met 30.000. worden besloten). Door te verwachten hoogere ontvangsten wordt dus gedekt70000. en door te verwachten lagere uitgaven 30000. Te zamen 100000. Wij geven U alsnu in overweging tot de voorgestelde begrotingswijziging te besluiten door vaststelling van den hierbij overgelegden begrootingsstaat, model C. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 40. Leiden, 15 Januari 1923. In het hierachter afgedrukte, tot Uwe Vergadering ge richte, adres verzoekt de Leidsche Marktkoopliedenbond „Ons Belang" tweeërlei, n.l.: 1°. de vooruitbetaling van de abonnementsgelden voor het hebben van een vaste jaarplaats op de algemeene Zater- dagsche dag- en avondmarkten in plaats van halfjaarlijks, maandelijks te doen geschieden, en 2°. om reductie op het marktgeld voor die kooplieden, die ten gevolge van den aard van hun koopwaar een plaats van meer dan 10 M2. noodig hebben, in dier voege, dat zii voor niet meer dan 10 M2. zullen hebben te betalen. Wij hebben omtrent dit adres het gevoelen ingewonnen van de Commissie voor het Marktwezen, wier desbetreffend advies in de Leeskamer te Uwer inzage ligt. De Commissie begint daarin, met er hare verwondering over uit te spreken, dat de Marktkoopliedenbond dit adres, in het bijzonder het sub 1°. bedoelde verzoek, eerst na de vaststelling van de laatste wijziging der marlctgeldverordening heeft ingediend. Bij deze wijziging toch, op 25 September 1922 tot stand gekomen, is er voor belanghebbenden voldoende gelegenheid geweest, om hunne wenschen ook op dit punt aan den Baad kenbaar te maken, van welke gelegenheid trouwens ook de thans adresseerende bond gebruik heeft gemaakt, en wel langs twee wegen: ten eerste door middel van zijn adres dd. 22 September 1922, waarin de invoering van jaar- plaatsen werd verzocht, doch waarin over gedeeltelijke vooruitbetaling niet werd gesproken, en ten tweede door middel van een amendement van den heer Sijtsma, die, is de Commissie voor het Marktwezen wèl ingelicht, eere- Yoorzitter van den Leidschen Marktkoopliedenbond is waarin uitdrukkelijk een halfjaarlijksche vooruitbetaling van de abonnementsgelden werd voorgesteld (zie Handelingen van den Baad, 1922, blz. 400). Met dit voorstel heeft Uwe Vergadering zich vereenigd en men zou dus met de Com missie voor het Marktwezen kunnen vragen: wat wil men nog meer? Hoewel de Commissie op grond van deze recente beslissing eenerzijds meent, dat zij zou kunnen adviseeren om op het adres ten deze niet in te gaan, wil zij anderzijds niet geheel ontkennen, dat voor sommige marktkooplieden een halfjaarlijksche vooruitbetaling bezwaren kan opleveren. Aan den wensch van adressant om de vooruitbetaling- maandelijks te doen plaats hebben, kan echter h. i. niet worden voldaan. Ten eerste zou het jaarabonnement dan min of meer zijn karakter als zoodanig verliezen en zou men vrijwel tot maandplaatsen komenvervolgens zou dit systeem tot ontduiking kunnen voeren en ten slotte maakt het de administratie uitgebreider. Hier komt nog bij, dat volgens de bestaande verordening voor standplaatsen op de visch- markt en op de bloem- en boommarkt zelfs voor het geheele jaar vooruitbetaald moet worden, zoodat bij inwilliging van adressants verzoek een te groote ongelijkheid zou ontstaan. Br bestaan echter bij de Commissie voor het Marktwezen geen bedenkingen van overwegenden aard tegen, dat de vooruitbetaling driemaandelijks geschiedt, t. w. op den eersten marktdag van ieder kwartaal, met dien verstande, dat hij, die nalaat op tijd de belasting voor het volgende kwartaal te voldoen, zijn recht op een vaste plaats voor het loopende jaar verbeurt. Moeilijker acht de Commissie het, om aan het door adressant in de tweede plaats gedane verzoek tegemoet te komen, aangezien inwilliging daarvan h. i. op ernstige practische bezwaren stuit. De bond wil, dat kooplieden, die door den aard van hun koopwaar een standplaats van meer dan 10 M2. noodig hebben, niettemin slechts voor 10 M2. zullen behoeven te betalen. Het ligt voor de hand zoo merkt de Commissie voor het Marktwezen op te veronderstellen, dat, werd dit vastgesteld, ieder koopman met het oog op „den aard van zijn koopwaar" een zoo groot mogelijke standplaats zou verlangen, welke hem dan, voorzoover grooter dan 10 M2., kosteloos gegeven zou moeten worden. De ruimte, die op de markt beschikbaar is en waarmede toch reeds gewoekerd moet worden, zou hierdoor relatief nog verminderen en de bloei van de markt zou zoodoende niet worden bevorderd. Bovendien, hoe moeten in de belasting verordening de kooplieden, die voor de reductie in aan merking zouden komen, worden aangeduid Om een wille keurige en ongeoorloofde toepassing van de gunstige bepaling uit te sluiten, zouden de vele koopwaren naar haren aard omschreven moeten worden, hetgeen niet wel mogelijk is, want, vraagt de Commissie terecht, waar zou de grens getrokken moeten worden In dit verband deelt de Commissie ons mede, dat zij nog heeft overwogen, of voor de kooplieden, die zulks verkiezen, niet een soort aparte markt zou kunnen worden ingericht op de Nieuwstraat en nabij de Hooglandsche Kerk, waar zij dan tegen een verlaagd tarief zouden kunnen staan. Deze oplossing scheen der Commissie niet kwaad toe. Echter is gebleken, dat deze verandering bij belanghebbenden niet in goede aarde zou vallen, zoodat de Commissie gemeend heeft dit denkbeeld verder 'te moeten laten rusten. Het moge waar zijn, dat de tegenwoordige toestand, bijv. op de Koornbeurs, niet in alle opzichten voldoet, dit kan echter van het gansche marktterrein in de omgeving worden gezegd en in ieder geval is het, naar het oordeel van de Commissie voor het Marktwezen, beter, dat er eenige drang tot beperking in de plaatsruimte bestaat (niet het minst voor de kooplieden, die met vele en omvangrijke artikelen aan de markt komen), dan dat ieder steeds meer grond in beslag gaat nemen. De Commissie adviseert derhalve ten deze geen verandering in den bestaanden toestand te brengen. Ten slotte spreekt de Commissie de hoop uit, dat na de behandeling van het onderhavige adres voorloopig geen stappen of pogingen tot wijziging van de onderscheidene marktverordeningen, tenzij strikt noodzakelijk, zullen worden gedaan. De Commissie acht het niet wenschelijk, dat in deze verordeningen, na ampele voorbereiding, overweging en bespreking vastgesteld, telkens weder veranderingen worden aangebracht en zij is daarom van oordeel, dat in het alge meen op eventueele volgende verzoeken op dit gebied in het belang van de markten verder niet moet worden ingegaan. Immers, begint men met aan alle mogelijke wenschen te voldoen, dan is het einde niet te overzien, gaat allengs alle stabiliteit op marktgebied ontbreken en komt er een onrust en onzekerheid te heerschen, die niet anders dan nadeelig kunnen werken. Ons College kan zich bij de hierboven weergegeven be schouwingen van de Commissie voor het Marktwezen geheel aansluiten en overeenkomstig haar voorstel geven wij U mitsdien in overweging: a. niet in te gaan op het verzoek van den Leidschen Marktkoopliedenbond „Ons Belang" om reductie van het marktgeld voor de algemeene Zaterdagsehe dag- en avond- markten ten behoeve van kooplieden, die door den aard van hun koopwaar meer dan 10 M2. plaatsruimte innemen; b. over te gaan tot vaststelling van de navolgende ver ordening: VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 17 Mei 1920 (Gemeenteblad No. 23), regelende de heffing van eene belasting onder den naam van Marktgeldin de gemeente Leiden, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 25 September 1922 (Gemeenteblad No. 50). Artikel I. Artikel 2, sub VII, van bovengenoemde verordening wordt gewijzigd als volgt: 1°. In de derde alinea vervalt de achter het woord „be lasting" geplaatste komma, alsmede de woorden: „te voldoen bij halfjaarlijksche vooruitbetaling" met de daarachter ge plaatste komma; 2°. In de vierde alinea vervalt de achter het woord „jaar" geplaatste komma, alsmede de woorden: „bij halfjaarlijksche vooruitbetaling"; 3°. Na de vierde alinea wordt ingevoegd een nieuwe alinea, luidende „De belasting voor het hebben van een vaste plaats, als bedoeld in de derde en vierde alinea, moet op den eersten marktdag van ieder kwartaal van het jaar bij vooruitbetaling worden voldaan, bij gebreke waarvan het recht op het hebben van een vaste plaats voor het loopende jaar vervalt."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 6