Het houden van eene openbare aanbesteding had destijds geen zin in verband met de door genoemden bond vast gestelde minimum-tarieven, beneden welke het den aange sloten leden, en dat waren alle boekdrukkers van eenige beteekenis, verboden was drukwerk af te leveren. En ver mits verder de heer IJdo de gemeente gedurende een reeks van jaren op uitstekende wijze en als het noodig was in den kortst mogelijken tijd had gediend, achtte men het toen dezerzijds alleszins rationeel hem de leverantie wederom voor een 5-jarig tijdvak op te dragen en niet in zee te gaan met de organisatie van drukkerspatroons, die het werk onder de in aanmerking komende drukkers wilde verdeelen en zich voor eene goede uitvoering aansprakelijk wilde stellen. Men achtte hieraan een te groot risico voor de gemeente verbonden, aangezien het bij het gemeentelijk drukwerk op tal van factoren aankomt, die het noodzakelijk maken, dat de gemeente met den uitvoerder en niet met een tusschenpersoon in nauw contact is. In het bijzonder bij spoedwerk moet de gemeente er op kunnen rekenen, dat het werk op de vlugste en op de door haar verlangde wijze gereed komt. En dit kan niet beter het geval zijn, dan wanneer de gemeente eene overeenkomst heeft met een vertrouwden, uitstekenden drukker, hoeveel moeite de organisatie zich ook zou willen geven en hoezeer ook de tusschenpersoon, die het werk moet verdeelen, alles in het werk zou stellen om de gemeente vlug en goed te doen bedienen. Een en ander is uitvoerig uiteengezet in het boven vermelde Ingekomen Stuk. In verband met het eindigen der overeenkomst op 31 December j.l. is door ons reeds geruimen tijd geleden over wogen, op welke wijze thans het te leveren drukwerk zou moeten worden opgedragen. Wij hebben echter zoo lang mogelijk gewacht met de indiening van een desbetreffend voorstel, eensdeels met het oog op den onzekeren toestand in het drukkersbedrijf (eerst in de afgeloopen maand kwamen de patroons onderling tot overeenstemming, terwijl daarna de bekende staking van een gedeelte der gezellen plaats had anderdeels, aangezien met het oog op de exorbitant hooge kosten moest worden nagegaan in hoeverre het drukwerk nog meer beperkt diende te worden, dan in de jaren 1921 en 1922 reeds het geval is geweest. Terwijl toch in de jaren 1916 en 1917 (onder het oude contract) de drukkosten resp, 8.700.en 10.700.bedroegen en volgens ons praeadvies van December 1917 op eene stijging van ten minste 100 °/0 werd gerekend, bleken de kosten in 1918 en 1919 reeds 'tot resp. 43.000.en 36.700.te zijn gestegen, terwijl in 1920 zelfs bijna zesmaal meer n.l. ruim 61.600.moest worden betaald, dan in 1917. Tengevolge van de aanzienlijke beperking van het drukwerk in de jaren 1921 en 1922, daalden de kosten in die jaren resp. tot 32.000.en 28.000.In het belang van de ge meentefin anciën en vermits in deze tijden beperking van de uitgaven meer dan ooit geboden is, zal alles in het werk gesteld moeten worden, om nog tot meerdere verlaging van de uitgaven voor het gemeentelijk drukwerk te geraken. In hoeverre dit door de onlangs door den Nederlandschen Bond van Boekdrukkerijen vastgestelde nieuwe tarieven kan worden verkregen, kunnen wij thans nog niet met nauw keurigheid zeggen. Blijkt echter, dat hierdoor geen belangrijke besparing verkregen wordt, dan zal noodgedrongen tot nog meerdere beperking van het op te dragen drukwerk dienen te worden overgegaan. Onder deze omstandigheden heeft het o. i. geen zin in te gaan op het hierachter afgedrukte verzoek van het dagelijksch bestuur van het district Leiden van de Federatie van Drukkerspatroons in Nederland, om uit Uwe Vergadering eene commissie te benoemen, die met adressant een regeling ontwerpt, om het gemeentelijk drukwerk over meerdere drukkerijen te verdeelen. Daargelaten het zonderlinge ver zoek van adressant, dat niet ons College, hetwelk dergelijke zaken voor Uwe Vergadering pleegt voor te bereiden, met adressant eene regeling zou ontwerpen, doch eene commissie uit Uw midden, komt het ons voor, dat van een verdeeling van het werk bezwaarlijk sprake kan zijn op een tijdstip, waarop het nog geheel onzeker is, of er eigenlijk wel veel te verdeelen valt. Indien toch tot verdere beperking van het drukwerk, waaronder reeds niet begrepen is het drukken van de Ingekomen Stukken, van de Handelingen van den Gemeenteraad, van het Gemeenteblad en van verschillende werken, die ten behoeve van de bedrijven worden uitge voerd, wordt overgegaan, dan wordt de leverantie tenslotte zoo gering, dat eene verdeeling in perceelen, en dat lijkt ons gelet op het boven gereleveerde de eenige wijze, waarop zonder al te groot bezwaar aan den wenscli van adressant zou kunnen worden tegemoet gekomen en waarbij de gemeente het heft in handen houdt veilig achterwege kan blijven. Teneinde echter een beslissing in dien geest niet voor een lang tijdsverloop onmogelijk te maken, lijkt het ons thans het beste niet weder een overeenkomst voor den tijd van 5 jaren aan te gaan, doch de leverantie voorloopig slechts voor het jaar 1923 wederom aan den tegenwoordigen drukker, die geheel op het gemeentelijk drukwerk is ingericht, op te dragen. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging: a op het verzoek van het Dagelijksch bestuur van het district Leiden van de Federatie van Drukkerspatroons in Nederland, om een commissie uit Uw midden te benoemen, die met dit bestuur een regeling voor het gemeentedrukwerk ontwerpt, thans niet nader in te gaan; b de levering van het drukwerk voor de gemeente gedurende het jaar 1923 wederom ondershands op te dragen aan den heer Eduard IJdo, boekdrukker alhier, tegen de door den Nederlandschen Bond van Boekdrukkerijen vastgestelde minimum-tarieven en verder onder de bestaande, m. m. gewijzigde voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Geeft eerbiedig te kennen, Het Dagelijksch bestuur van het district Leiden van de Federatie van Drukkerspatroons in Nederland, dat de duur van de overeenkomst, welke de gemeente gesloten heeft met den tegenwoordigen drukker van het gemeente-drukwerk binnenkort afloopt, dat het uw college ernstig in overweging geeft om met de tot dusver gevolgde regeling van het gemeente-drukwerk, welke in geen der groote gemeenten van ons land meer bestaat te breken; immers voor de bevoorrechting van één drukker bestaat geen enkele gemotiveerde reden. Tal van drukkerijen in de gemeen^ Leiden zijn uitnemend geoutil leerd om het gemeente-drukwerk vlug en accuraat af te leveren, dat zij U voorstellen om uit uw college een commissie te benoemen om in overleg met ons bestuur, te komen tot een meer rechtvaardige verdeeling van het gemeente-druk werk, dat het op voorhand uw college kan waarborgen, dat bij een verdeeling, zooals het bestuur zich die voorstelt, het drukwerk zal geleverd worden aan den minimum-prijs, dat de levering vlug en accuraat zal geschieden, dat de belangen van den tegenwoordigen drukker, zeer zeker gerespecteerd zullen worden. Redenen waarom het bestuur uw college eerbiedig ver zoekt een commissie te benoemen, die met *ons een regeling voor het gemeente-drukwerk ontwerpt, welke billijker is dan de thans bestaande. 't Welk doende Arnold Smits Voorzitter H. Hovingh Secret. Aan den Raad der Gemeente Leiden. N°. 27. Leiden, 12 Januari 1923. In een tot ons College gericht adres, dat te Uwer inzage in de Leeskamer is neergelegd, vraagt de heer P. van Ulden, pachter van het baggerwerk en de uitvoering van bijkomende werkzaamheden in deze gemeente, op grond van beweerde slechte uitkomsten van het bedrijf, onze medewerking tot herziening van de pacht voor het jaar 1923 of om hem van het loopende pachtcontract te ontslaan. Wij kunnen geen termen vinden om op het verzoek om herziening in te gaan, ons daarbij stellende op het standpunt, ook door Uwe Vergadering tot dusverre steeds ingenomen, dat het risico van een eenmaal aangegane overeenkomst geheel voor rekening van den aannemer (pachter) moet blijven, die bij daling van exploitatiekosten, voordeeliger verkoop van de producten van zijn bedrijf, als anderszins, toch zeker ook het voordeel niet met den besteder (verpachter) zou willen deelen. Door inwilliging van een verzoek, als door den heer van Ulden gedaan, zou niet alleen een gevaarlijk precedent worden geschapen, maar zou ook het karakter van het contract van aanneming of pacht geheel verloren gaan. De pachter is verplicht uit te voeren, wat hij bij contract op zich heeft genomen. Ook tegen inwilliging van het verzoek om ontslag van de pachtovereenkomst, welke op 31 December a. s. eindigt, bestaan overwegende bezwaren. Dat wij niettemin het adres van den heer van Ulden bij Uwe Vergadering ter sprake brengen, vindt zijn oorzaak in de omstandigheid, dat er intusschen wel eenige reden is ontstaan, om op één enkel punt den pachter eenigszins tegemoet te komen. Wij doelen hier op het bedrag, dat door de gemeente aan den pachter moet worden betaald voor het vervoer van allerlei stoffen, waarvan de gemeente zich wenscht te ontdoen (zie 4 en art. 20 van de pachtvoorwaarden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 2