GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
11
INGEKOMEN STUKKEN-
N°. 24. Leiden, 12 Januari 1923.
De verordening van 17 Juli 1922 (Gem.blad no. 4),
houdende wijziging van de verordening van 9 Mei 1921
(Gem.blad no. 20), op de heffing eener plaatselijke belasting
naar het inkomen werd bij Koninklijk Besluit van 22 Sep
tember 1922, No. 48, goedgekeurd tot 1 Mei 1923.
Vermits in deze verordening naar onze meening geen
wijziging behoeft te worden gebracht, stellen wij Uwe Ver
gadering voor haar onveranderd opnieuw vast te stellen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 25. Leiden, 12 Januari 1923.
In zijn hierachter afgedrukte circulaire van 14 December
1922 No. 730 W. G. B. deelt de Minister van Arbeid mede,
dat in de Algemeene Regelen d.d. 11 October 1920, betref
fende het verleenen van subsidie in uitkeeringen, die door
de werkgevers aan hunne arbeiders zijn verstrekt, (wacht
geldregeling) met ingang van 1 Januari 1923 een wijziging
wordt aangebracht wat betreft ^ïet aandeel, dat Rijk en
Gemeenten in die uitkeeringen bijdragen.
Deze wijziging komt neer op een vermindering van het
aandeel van het Rijk en een verhooging van het aandeel
der Gemeente in de kosten. Het aandeel van het Rijk
bedroeg tot nog toe 331/3 dat der gemeente werd bij
Raadsbesluit van 1 Februari 1921 vastgesteld op ten hoogste
162/a Thans stelt de Minister het aandeel van Rijk en
Gemeente op een gelijk bedrag vast n.l. 25
De vraag rijst nu: Is het gemeentebelang bij het tot stand
komen van wachtgeldregelingen voldoende betrokken om
die verhooging van 162/3 tot 25 te motiveeren. Daarbij
moet in het oog worden gehouden, dat het Rijkssubsidie
onafscheidelijk is van het gemeentesubsidie zoodat, indien
de gemeente weigert, het Rijk zich ook terugtrekt, en er
dus geen wachtgeldregeling tot stand komt.
Ook schijnt van nader overleg met het Rijk over een
voor de gemeente meer voordeelige verdeeling van ieders
aandeel weinig heil te verwachten.
Voorts zij er op gewezen, dat het Rijk in de aangehaalde
circulaire het wachtgeld, althans de grens tot welke Rijk
en Gemeente gaan, eenigszins vermindert. O. a. zal met
ingang van 1 Januari 1923 slechts een bijdrage worden
verleend over uitkeeringsbedragen van ten hoogste 20.
per week en voorzoover die 70 van het gederfde loon
niet overschrijden.
Alvorens tot de beantwoording van de gestelde vraag
over te gaan, wordt hier een overzicht gegeven van de
kosten, die de wachtgeldregeling tot nog toe voor de ge
meente meebracht.
1921.
Ie kwartaal
171,54
2e kwartaal
656,57
3e kwartaal
102,32
4e kwartaal
159,82
287,36
1922.
Ie kwartaal
2e kwartaal
125,48
3e kwartaal
37,63
October
3,22
Daarna zijn geen wachtgelden meer verleend.
Voor dit doel is op de begrootingen voor 1921, 1922 en
1923 respectievelijk beschikbaar gesteld 10.000,ƒ5000,
en 2000,
De wachtgeldregeling betrof voor Leiden slechts twee
werkgevers, n.l. de firma Molkenboer, alhier, en de N. V.
van Kempen, Begeer en Vos te Voorschoten.
Weliswaar zijn de kosten voor de gemeente dus nog niet
hoog geworden, maar dit kan elk oogenblik veranderen,
indien meer werkgevers van deze wachtgeldregeling gaan
gebruik maken.
De hierbovengestelde vraag moet dus niet alleen bezien
worden uit een oogpunt van de kosten, die uit de wacht
geldregeling tot nog toe voor de gemeente voortvloeiden.
Indien wij U toch in overweging meenen te moeten geven,
die vraag bevestigend te beantwoorden, dan doen wij dit
op de volgende gronden.
Wanneer er in eenig bedrijf geen wachtgeldregeling bestaat,
komt de betrokken werklooze dadelijk bij de verzekering
en, als hij uitgetrokken is, alsook indien hij nog geen recht
op uitkeering heeft, bij de Steuncommissie, vroeger: het
Burgerlijk Armbestuur. In de kosten van de verzekering
betaalt het Rijk de helft, in die der Steuncommissie nagenoeg
niets, thans alleen voor de sigarenmakers.
Een arbeider echter, die onder een wachtgeldregeling valt,
komt niet bij de verzekering of bij den steun. In herinnering
zij hierbij gebracht, dat aangezien de verzekering de laatste
jaren geleidelijk beperkt is geworden, enthans de gemiddelde
trektermijn op 60 dagen is te stellen, de betrokkene dus al
zeer spoedig bij de Steuncommissie komt en dan op een
enkele uitzondering na, geheel voor rekening van de ge
meente is. Het is de gemeente dus wel wat waard dit laatste
te voorkomen.
Hoewel uit den aard der zaak hier geen raming van
kosten kan worden gegeven, is het toch duidelijk, dat in
den tegenwoordigen tijd, nu de werkloosheidsperioden veel
langer zijn dan normaal, elke wachtgelder voor de gemeente
een besparing beteekent, omdat in zijn uitkeering ook werk
gever en Rijk bijdragen.
Bovendien blijven door een wachtgeldregeling de normale
verhoudingen in de bedrijven bewaard, wat mede een alge
meen belang en in het bijzonder een gemeentebelang kan
worden genoemd.
Wij stellen U derhalve voor de door den Minister van
Arbeid in zijn circulaire van 14 December 1922 No. 730
W. G. R. afd. WV. AB. ontworpen gewijzigde wachtgeld
regeling te aanvaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
s' Gravenhage, 14 December 1922.
Ik heb de eer U mede te deelen, dat in de Algemeene
Regelen dd. 11 October 1920 betreffende het verleenen van
subsidie in uitkeeringen, die door de werkgevers aan hunne
arbeiders zijn verstrekt (Wachtgeldregeling), met ingang van
1 Januari 1923 eene wijziging wordt aangebracht wat betreft
het aandeel, dat Rijk en gemeenten in die uitkeeringen
bijdragen.
Het eerste wordt gebracht van een derde deel op een
vierde deel (25 terwijl het aandeel der gemeente even
eens wordt gebracht op ten minste een vierde deel (25
in overeenstemming mede met de regelen, welke gelden bij
de werkloosheidsverzekering, waarbij Rijk en gemeenten elk
een vierde deel der inkomsten van de kassen bijdragen.
Daardoor zal de bepaling sub III worden gelezen:
III. Bedrag van het Rijkssubsidie.
„In de uitkeeringen, welke ingevolge een wachtgeldregeling
als sub I bedoeld door een werkgever worden gedaan,
wordt door het Rijk voor een vierde deel bijgedragen"
„Het subsidie wordt echter niet verleend, tenzij de gemeente,'
waar de arbeider is gevestigd, voor minstens een vierde
gedeelte in de uitkeeringen bijdraagt."
Ik vertrouw, dat Uw bestuur met de wijziging accoord
gaat, zoodat de bestaande wachtgeldregeling voor de
ingezetenen Uwer gemeente kan behouden blijven, hetgeen
ongetwijfeld voor U van belang is.
Daarom zal ik het op prijs stellen, zoo spoedig mogelijk,
uiterlijk vóór 28 dezer, te vernemen, of het bedrag der
subsidie van Uw gemeente voor uitkeeringen in wachtgeld
regelingen op 25 of meer dier uitkeeringen wordt gebracht.
Het Rijk zal voorts met ingang van 1 Januari 1923
slechts een bijdrage verleenen over uitkeeringsbedragen van
ten hoogste 20.per week en voorzoover die 70% van
het gederfde loon niet overschrijden.
Ten slotte zullen met ingang van genoemden datum in
de gevallen, waarin een collectief arbeidscontract een
minimum loon garandeert, het uitbetaalde loon en de
wachtgeld-uitkeering te zamen per week niet meer mogen
bedragen dan het gewaarborgde minimum.
De Minister van Arbeid,
Yoor den Minister,
De Secretaris-Generaal,
A. L. SCHOLTENS.
Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden.
N°. 20. Leiden, 12 Januari 1923.
Bij raadsbesluit van 20 December 1917 (Ingek. Stukken
no. 299) werd besloten de levering van het drukwerk voor
de gemeente wederom voor den tijd van 5 jaren, ingaande
1 Januari 1918, ondershands op te dragen aan den heer
Eduard IJdo, boekdrukker alhier, tegen de door den Neder-
landschen Bond van Boekdrukkerijen vastgestelde minimum
tarieven en verder onder de in de concept-overeenkomst
vermelde voorwaarden.