MAANDAG 18 DECEMBER 1922.
601
de voorstanders van zulk een marktgelegenheid het daar
beproeven. Het succes kunnen we dan afwachten. Maar in
ieder geval zou het heel dwaas zijn, als de gemeente zich
met iets ging bemoeien, wat eigenlijk haar werk heelemaal
niet is.
Mevrouw van Itallie—van Embden. Wanneer ik nog een
enkel punt mag behandelen, dan moet ik er op wijzen, wanneer
men in Leiden niet gewend is om naar de markt te gaan,
dat dat volstrekt niet een bewijs is, dat men er niet aan kan
wennen. Ik meen, dat men dat in andere steden ook gezien
heeft en dat men het hier in Leiden ook al heeft kunnen
waarnemen.
Er is ook gezegd: visch is niet allen dag noodig, maar in
steden waar ik dikwijls kom, bijvoorbeeld in Maastricht, daar
koopt men niet eiken dag in. Dat behoeft niet, dat is bij alle
groenten volstrekt niet noodig, die kan men gerust voor twee
of drie dagen tegelijk inkoopen.
Neen, zegt u, Mijnheer de Voorzitter: ik zou zeggen, laat
u dat nu eens aan mij over. Ik maak het mee in familie's,
die er wonen, dat zij slechts tweemaal per week groente koopen.
Men zegt, dat de markt reeds bestaat. Dat is natuurlijk
waar. En men zegt ook: regen en wind is er nu eenmaal.
Maar ik geloof, dat die menschen toch even ontvankelijk zijn
voor rheumatiek en al dergelijke dingen als wij en dat regen
en wind hen niet aanmoedigt daar te gaan staan, waar
kraampjes en halletjes hen wel zouden aanmoedigen.
Het spreekt vanzelf, dat ik mij kan neerleggen bij het open
stellen van de Korenbeurs. Het is mij er niet om te doen
om iets bepaalds te hebben, maar altijd weer om de bevolking
te helpen.
Nu is mij van verschillende zijden tegemoet gevoerd, dat
ik mijn motie te veel verzwakt heb, maar ik zou willen
vragen, ot men dan die motie eens wil nalezen, dan zal men
zien, dat er van ver zwakken geen sprake is, noch van water in
den wijn doen, maar dat alle mogelijkheden, die ik genoemd
heb, in de oorspronkelijke motie zitten, die bijvoorbeeld
eindigt: «instellen van geregelde groentenmarkten, zooals die
(op) vele plaatsen bestaan".
Nu kon ik na verkregen inlichtingen niet laten staan«het
helpen bevorderen van het instellen van geregelde groenten-
markten" want die bestaan al, ik moest dus zeggen «tot
bloei brengen". En dat is de andere verbetering, die in de
motie is gekomen. Maar op geen enkele wijze is die motie
verzwakt.
Wat nu de opmerking van den heer Dubbeldeman betee-
kent, van de verkiezing en de verkiezingsmanoeuvres, ik zal
daar niet verder op ingaan, ik kan mij niet herinneren, dat
het gezegd is bij de begrooting, het is heel goed mogelijk dat
ik erbij gezeten heb zonder het gehoord te hebben, maar ik
moet tot mijn verontschuldiging zeggen, dat ik hierin de ge
bruiken niet heb gekend. Als te voren in de sectie was aan
gekondigd, dat een ander reeds dit onderwerp behandelen
zou, dan had ik mijn motie niet ingediend, al ware het alleen
maar omdat de goede zeden dat eischen. Ik heb het niet geweten
en ik wil daarvoor, als het moet, gaarne excuus maken.
In elk geval, van een verkiezingsmanoeuvre is niet in het
minst sprake. Dat kon ook niet, want men heeft door een
dergelijke motie alle kans den middenstand tegen zich te krij
gen, wat geen middel is om zijn herkiezing te vergemakke
lijken.
Wat Wethouder Pera betreft, bij heelt gezegd, dat ik mij
altijd heb gehouden bij verwachtingen en hoop. Men kan
niet altijd met cijfers komen als iets nog beginnen moet. Dat
is nu echt mannenredeneering. Men kan met cijfers komen
van iets dat bestaat, niet van iets wat men nog moet op
richten. Men moet hierbij op zijn intuitie en gezond verstand
af gaan. Er zijn voorbeelden van plaatsen, waar het markt
wezen bloeit, hier bloeit de vischverkoop, dat zijn dingen
waarop men zich beroept, niet op cijfers van iets, dat niet
bestaat.
En dan heeft men gezegd, dat de groenten wel wat te hoog
in prijs zijn. Men heeft gezegd, dat ik daar tevreden over
ben. Dat is een absoluut verkeerd begrip. Ik heb gezegd: die
prijzen zijn laag in vergelijking met andere jaren, maar te
hoog in vergelijking met de waarde en daarop komt het aan.
Datgene wat waarde geeft, is de waarde van de producten
zelf. Nu maakt de middenstand gebruik van de crisis in den
landbouw. Die kan men niet met kunstmiddelen opheffen.
De crisis in den landbouw blijft evengoed als die in den tuinbouw.
Met te hooge prijzen begunstigt uitsluitend de tusschenhandel
zich zelf. Als men den tuinbouw er mee op dreef kon helpen,
was er iets voor te zeggen, maar dat is juist niet het geval,
want degenen, die de groenten teelen en aanbrengen, hebben
100 maal meer werk dan de tusschenhandel, die niets doet,
dan ze in de stad van huis tot huis slijten. Wanneer men
nu ziet, dat zij ten onder gaan, die er hun zweet en dagen
aan hebben gegeven en dat anderen er van profiteeren, dan
kweekt dat bitterheid. Ik blijf dus mijn motie handhaven. Ik
wil er nu nog iets bijvoegen, wat hier eigenlijk niet opslaat,
maar wat men er bij gebruiken kan. Uit, het voorbeeld, dat
in den Haag die kraampjes slecht gingen toen de gemeente
ze exploiteerde, terwijl ze nu goed gaan, terwijl dezelfde
menschen er in staan, moet men de conclusie trekken, dat
men de menschen een aandeel in de winst moet geven. Dat
ligt voor de hand. Anders zou ik me niet kunnen begrijpen,
wat voor bovenmenschelijke kracht er aan heeft medegewerkt,
om ze nu wel te doen slagen. Het zit 'm in het egoïsme, dat
wil, dat de menschen extra beloond worden voor extra diensten.
De Voorzitter. Dat is in den Haag.
Mevrouw van Itallievan Embden. Men mag een der
gelijke vergelijking toch wel trekken?
De Voorzitter. Men moet doen als in den Haag: het vrij
laten.
Mevrouw van Itallievan Embden. Ik wil toch gaarne
mijn motie handhaven, zooals ik ze heb ingediend.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. De geachte Wethouder
haalt immer oude koeien uit de sloot. Ik zou hem willen
verzoeken, doe dat voor deze gelegenheid niet. Hij zegt te-
gelijkertijcfbegin niet uitvoering te geven aan het voorstel
van mevrouw Dubbeldeman, want dan haalt de gemeente een
strop. Ik zou zeggen, laat de Wethouder dat voorstel eens
goed lezen, want daardoor kan de gemeente nooit een strop
krijgen. Wat zij vraagt is dit: laat de gemeente een aantal
gelegenheden beschikbaar stellen waar gemarkt kan worden,
dat behoeft de gemeente niets te kosten. Misschien is er een
agent van politie, of een paar noodig, maar die zijn er toch.
Dan moet er een kleinigheid uitgegeven worden om er pu
bliciteit aan te geven, dat op die en die plaatsen, op dat en
dat uur gestald kan worden. Dat is al, wat er voor de ge
meente uit voortvloeit. Dat kan toch geen slrop geven Anders
moet de Wethouder aantoonen, welke strop dat kan zijn.
Wij voelen ook wel de bezwaren, als de gemeente een nieuwe
branche moet beginnen. Maar het is misschien mogelijk, als
het op deze wijze wordt aangepakt, dat het niet door de ge
meente behoeft te geschieden. Nu haalt hij hier ook de dis
tributie aan, toen de gemeente kool ging koopen en veel
goedkooper ging verkoopen. Dat was ook de bedoeling, de
gemeente ging in dat artikel handelen, om de prijzen naar
beneden te drukken.
Alleen is het misschien mogelijk, dat de man, die destijds
voor de gemeente kool ingekocht heeft, te veel heeft inge
kocht. Hij had niet meer moeten koopen dan noodzakelijk was om
den prijs naar beneden te brengen. Dat ligt niet aan het
stelsel, maar aan den man, die waarschijnlijk niet voor die
taak berekend was.
Ik geloof, dat deze zaak gesteld moet worden in handen
van den nieuwen Marktmeester of directeur van het markt
en havenbedrijf. Dat zal iemand moeten zijn, die ook iets
anders weet dan alleen ambtenarij, dat spreekt vanzelf. Ieder
jaar wordt Leiden grooter en de eischen, die in het belang
der burgerij gesteld moeten worden, evenzeer. Waarom het
niet eens te probeeren op deze manier, vooral nu aangetoond
is, dat het geen geld behoeft te kosten?
De Voorzitter. Het lijkt mij, dat het denkbeeld, dat in
de motie van mevrouw Dubbeldeman is belichaamd, wel de
overweging waard is. Het komt mij daarom voor, dat het
verstandiger zal zijn, dat dit denkbeeld aan de Commissie
voor het Marktwezen in overweging gegeven wordt en ge
vraagd wordt wat de Marktmeester, hetzij de tegenwoordige,
hetzij eventueel de volgende, ervan denkt. Persoonlijk ben
ik van meening, dat de zaak het beste gediend zal worden,
als de kooplieden uit eigen beweging met hun tentjes komen
om dat te bevorderen bestaat bij Burgemeester en Wethou
ders geen bezwaar.
Als het uitvoerbaar is den bloei van onze markt te bevor
deren, desnoods door haar op een andere plaats te houden,
of door bijvoorbeeld een tijd lang geen staangeld te vragen,
zooals met de paardenmarkt geschiedt, geloof ik niet, dat Burge
meester en Wethouders daar a priori iets tegen zullen hebben.
Ik zou daarom willen vragen, of mevrouw Dubbeldeman
hierin geen aanleiding kan vinden haar motie in te trekken.
Mevrouw Dubbeldeman—Trago. M. d. V. Ik zie de nood
zakelijkheid niet in om mijn motie in te trekken, het lijkt
mij beter dat zij dan om praeadvies gaat, dan kan zij toch
naar de Marktcommissie gezonden worden.
De Voorzitter. Als nu de Marktmeester voorstelt een
andere plaats voor de markt aan te wijzen dan de in de motie
van mevrouw Dubbeldeman genoemde, dan doen zich mis
schien weer andere moeilijkheden voor. Ik zou daarom wer-