600 MAANDAG 18 DECEMBER 1922. niet mogelijk mocht zijn, het oprichten van groente- en fruittentjes, na aanvraag van verkoopers, op zich te willen nemen." In deze motie wordt gesproken over het overwinnen van eventueele moeilijkheden. Wanneer dat beteekent, moeilijkheden bij de veiling, dan meen ik, dat wij dat niet kunnen doen. Ook meen ik, dat wij ons ervan moeten onthouden om van gemeentewege hallen te gaan exploiteeren of tentjes beschikbaar te stellen. Zooals de heer Heemskerk reeds gezegd heeft, in den Haag zijn van gemeentewege halletjes geëxploiteerd. Daar ging de zaak ten gronde. Zij worden nu door particulieren geëxploiteerd en nu bloeien ze. Mevr. DubbeldemanTrago. M. de V. Nu ik gehoord heb, hoe mevrouw van ltallie haar motie verdedigd en eigenlijk in den steek gelaten heeft, heb ik den indruk gekregen, dat haar voorstel eigenlijk heel weinig ernstig bedoeld is geweest. Ik wil niet herhalen wat ik bij de begrooting over de levens middelenvoorziening gezegd heb, maar ik wil een voorstel doen, waarvan ik meen, dat het praktisch is en zich bij den bestaanden toestand aansluit. Het luidt als volgt: »ündergeteekende stelt voor op 5 verschillende plaatsen van de stad, zoo mogelijk Vischmarkt, Beestenmarkt, Doezastraat, v. d. Werfstraat en Kalvermarkt iederen werkdag van 912 uur des voormiddags een groenten- en aardappelenmarkt te organiseeren en de kooplieden geen staangeld in rekening te brengen". De Voorzitter. Wordt deze motie ondersteund Zoo ja, dan zou ik er voor zijn, die om praeadvies in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen. Op het oogenblik bestaat er op de Aalmarkt en de van der Werffstraat gelegen heid daartoe, maar er wTordt bijna geen gebruik van gemaakt. Het zal heel wat moeite kosten om de markt te doen floreeren. De heer Dubbeldeman. Ik zou het woord niet gevraagd hebben, wanneer mevrouw van ltallie niet ingegaan was op den uitroep, dien ik destijds gedaan heb, toen zij hier een voorstel indiende, met te verwijzen naar de aanstaande ver kiezing. Ja, Mijnheer de Voorzitter, ik wil dien uitroep niet terugnemen. Want in de toelichting, die mevrouw van ltallie nu heeft gegeven, blijkt ten duidelijkste, dat het een ver kiezingsmanoeuvre is en niets meer. Mevrouw van ltallie heeft er in de sectievergadering bijgezeten, dat een van de Raads leden aankondigde bij de aanstaande begrooting een dergelijk voorstel te doen en dan komt men niet twee dagen later met een dergelijk voorstel in den Raad. Had zij dat niet gedaan, dan zou ik dien uitroep niet gebezigd hebben. Maar nu blijkt, dat zij alleen wil laten zien: Wij vrijzinnig-democraten, wij willen ook iets doen. Als het dan hier verdedigd moet worden en er komt critiek op, men wil het niet aanvaarden, dan is men direct bereid zooveel water in zijn wijn te doen, dat er geen wijnsmaak meer aan is. Mijnheer de Voorzitter, daaraan doen wij niet mee. Nu ik toch het woord heb, wil ik ook wel een paar woorden zeggen over het voorstel zelf. Ik geloof ook niet, dat al werd het voorstel van mevrouw Dubbeldeman aangenomen, wij er dan direct waren. Maar vast staat toch wel, dat de menschen, die groenten moeten koopeD, nog wel eens gesneden worden, om het zoo eens uit te drukken, ook in de volksbuurten. Daar moet paal en perk aan gesteld worden. Ik weet wel, de kweekers krijgen niet de prijzen, die hun toekomen. Vaak verbouwen die menschen zelfs met verlies, maar er zit een groep menschen tusschen, die parasiteert niet alleen op het publiek, maar ook op de menschen, die de producten voortbrengen. Daaraan zou de gemeente iets moeten doen. Dat zou zij kunnen doen, door de kweekers in staat te stellen', hun groenten direct te ver- koopen aan de consumenten en dat kan niet anders dan door den producenten de gelegenheid te geven hun groenten te ver- koopen op verschillende plaatsen van de stad. Ik weet wel, dat zal direct niet zoo vlug gaan. De vrouwen zijn verwend, doordat in één straat misschien wel op één uur, 5, 6 ver schillende venters komen. Maar nu in een tijd van malaise, ook voor den minderen man, zullen zij gaan zoeken, waar zij het goedkoopst ze kunnen krijgen. Dat zal zijn op de markt. Als dat van gemeentewege wordt aangewakkerd dan komen wij er wel. Ik bedoel niet, dat de menschen, die hun brood verdienen met groenten verkoopen, worden uitgeschakeld. Maal ais het kan, moeten wij prijsregelend optreden. Is er een andere methode voor te vinden, dan zullen wij die ook graag accepteeren, maar dat hebben wij niet gehoord, en zoo lang die andere methode niet gegeven wordt, vertrouw ik dat dit dezelfde is. De heer Knuttel. M. d. V. Ik zal niet tegen deze voorstellen stemmen, omdat ik natuurlijk de gelegenheid wil geven, voor zoover dat door de meerderheid mogelijk gemaakt zal worden, om te zien wat op deze manier gedaan kan worden. Dat beteekent echter niet, dat ik er mij eenige illusie van maak. Ik geloof inderdaad, dat het marktwezen niet zoo spoedig zal inburgeren. Ik geloof, dat de eenige manier om daadwerkelijke verbetering te brengen zou zijn een volkomen centralisatie van de distributie van de levensmiddelen, dus een soort monopolie. Dat krijg ik nog niet gedaan, ik zal daarom niet tegen stemmen, maar ik vorm mij zeker niet de minste illusie, dat op die manier iets tot stand zal worden gebracht. De heer Pera. M. d. V. Ik zou een paar woorden willen zeggen. Veel valt er niet te zeggenwat mevrouw van ltallie naar voren heeft gebracht komt hierop neer: ik geloof, ik verwacht, ik ben van meeDing en dat zal wel zoo mooi gaan. Dat zijn allemaal dingen, die in de lucht hangen en hoegenaamd geen vastheid geven of eenige zekerheid van het welslagen. Ik geloof dat het niet goed is op die manier een onderneming te beginnen. Ik vestig er de aandacht op, dat mevrouw van ltallie begonnen is te zeggen, dat de tegenwoordige prijzen, die genomen worden, vergelijkenderwijze nog al behoorlijk zijn. Maar, zegt zij, de bijzondere omstandigheden, waaronder wij leven, waardoor de producenten hoegenaamd niet in staat zijn die prijzen te maken, die ze eigenlijk moesten hebben, zouden de prijzen bij particulieren verkoop voordeeliger kunnen zijn. Nu geloof ik, wanneer wij eenmaal in een crisistijd ver- keeren, zooais wij dien hebben, wij door kunstmiddelen de zaak heel moeilijk in een lijn kunnen brengen, die wij wel aangenaam zouden vinden. Het is een andere vraag, of het wenschelijk is, dat die prijzen zich zouden schikken naar de treurige omstandigheden, waarin de producenten verkeeren. Alles wat mevrouw van ltallie naar voren heeft gebracht zijn gissingen, hoopvolle verwachtingen, maar daaraan ligt hoegenaamd geen zekerheid ten grondslag. Wij hebben op het gebied van groenteverkoop ook eenige ondervinding. Toen de gemeente destijds met den verkoop van groenten zich bezig hield, werd dat gedaan op een voordeelige wijze voor degenen, die zich lieten bedienen. Maar wat is gebeurd? De winkeliers waren vlug bij de hand om de prijzen van de groenten in de winkels lager te stellen dan de prijzen, die de gemeente in elk geval moest stellen. Zoo is het enkele malen gebeurd, dat wij een mooien voorraad groenten hadden ingekocht om de gemeentenaren te bedienen en men de gemeente er mee liet zitten. De winkeliers boden groenten aan voor prijzen, voor deeliger dan die van de gemeente. Vandaar dat de gemeente heel voorzichtig moet zijn, met zich op dat terrein te begeven, omdat het succes geheel afhangt van het optreden van de personen, die den handel drijven, vandaar de uitdrukking: de koopman maakt dezaak. Oudtijds was het zoo, dat een zaak werd verkocht, omdat die zaak een renommée had. Wij zien nu zaken, die goed waren, bij overgang in andere handen in korten tijd ver dwijnen, en andere zaken te voorschijn treden, wanneer er iemand aan het roer staat, die de bekwaamheid heeft. Ik zeg nog eens, het is een gevaarlijke onderneming, wanneer de gemeente iets op touw gaat zetten, terwijl zij het roer uit handen moet geven aan personen, waarvan zij niet weet, of zij iets praesteereri op dat gebied. Waar de zaak zoo staat, is er alle kans, dat de resultaten ongunstig zullen zijn. En ik wijs in verband hiermede op het halbedrijf in den Haag, waar reeds op gewezen is. De gemeente moest daar belangrijke sommen bijleggen, vandaar dat men eenstemmig er toekwam, de sociaal-democraten voorop, dat halbedrijf af te schaffen. Men heeft toen dat halbedrijf in handen gesteld van dezelfde personen, die er in werkzaam waren geweest en het eigen aardige is nu, dat onder de leiding van diezelfde personen, die met schade voor de gemeente destijds gewerkt hadden, er nu door hen winst gemaakt wordt. Daaruit blijkt, dat het succes van een onderneming toch afhangt van het optreden van de personen. Laat men, als er hier verbetering mogelijk is, energisch de hand aan de ploeg slaan, doch laat men de gemeente er buiten laten, want die is het lichaam niet, dat geschikt is om een dergelijke onderneming te beginnen. Ik moet dan ook in ieder geval ten sterkste aanbevelen, wat door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld en moet ontraden het voorstel van mevrouw Dubbeldeman aan te nemen, want het is zoo goed als zeker, dat het voor de gemeente uit zal loopen op een grooten strop. Nu is de vraag: ziet het er in Leiden zoo uit, dat wij er ons over druk moeten maken? Wij hebben een onderzoek ingesteld naai de verschillende prijzen, die in de onderscheiden buurten gevraagd worden en het eenstemmig oordeel was, dat er geen reden is om daar bijzondere aanmerking over te maken en er dus voor de gemeente geen aanleiding is, handelend op te treden. Een meer onschuldig ding is, dat bekend wordt gemaakt, dat er daar en daar gelegenheid is om een groenten- markt te houden. Wil men er ook aardappelen verkoopen, ook goed. Er bestaat voor particulieren gelegenheid daar naar toe te gaan. Die gelegenheid om er zijn waren aan te bieden is er geweest, maar er is geen gebruik van gemaakt. Laten

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 8