598
MAANDAG 18 DECEMBER 192-2.
De artikelen 7 tot en met 18 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen,
waarna de geheele verordening zonder hoofdelijke stemming
wordt vastgesteld.
XIV. Voorstel tot verkoop van een 2-tal strooken grond,
gelegen ten zuiden van de Fruinstraat en ten westen van de
Cobetstraat. Sectie M, no. 3893 ged., aan J. W. Reyneveld.
(Zie Ing. St. No. 379.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van Eck. Ik wensch bij de behandeling van dit
voorstel te verklaren, dat de fractie, waartoe ik behoor, tegen
stander is van den verkoop van gemeentegrond en dus ook is
tegen aanneming van dit voorstel.
Mevrouw van Itallievan Embden. M. d. V. Misschien
staat u mij toe, hoewel het hier niet mede te maken heeft,
een opmerking te maken naar aanleiding van de namen van
straten. Ik heb gehoord, dat naar aanleiding van het geven
van namen aan andere, nieuwe straten, de familie het aan
genaam had gevonden, wanneer het haar te voren ge
vraagd was.
De Voorzitter. Dit is weliswaar niet aan de orde, maar
nu u het gezegd hebt, wil ik wel de toezegging doen, dat
wij er voortaan bij het geven van straatnamen op zullen
letten.
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke
stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en
Wethouders besloten.
XV. Praeadvies op de motie van Mevr. van Itallievan
Embden, in zake de verschaffing van goedkoope groenten en
aardappelen aan de bevolking.
(Zie Ing. St. No. 376).
De beraadslaging wordt geopend.
Mevrouw van Itallie—van Embden. M. d. V. U geeft mij
wel even de gelegenheid, iets te zeggen, naar aanleiding van
den uitroep, dien ik, toen ik dit voorstel heb ingediend, hier
in de vergadering heb gehoord en die ook daarna in de pers
is gekomen. Dat was geen vriendelijke uitroep. Er werd
gezegd, dat voorstel werd gedaan, omdat de verkiezingen in
het zicht waren. Ik ben overtuigd, dat ik het niet daarom gedaan
heb, maar dat het voor het oprapen lag voor wie het wilde,
omdat men kon zien, dat de gemeentenaren het aangenaam
zouden vinden, wat ook weer blijkt uit ingezonden stukken
in de pers. Daarenboven geloof ik, Mijnheer de Voorzitter,
dat het bij de verkiezingen geen nut zou hebben, omdat er
eerder kans is, dat men daardoor tegenstanders krijgt, zoodat
men dus daarvan eerder last zou hebben, dan lust.
Ik hoor daar roepen U vertegenwoordigt toch den midden
stand?
Ik vertegenwoordig geen enkelen stand. Het zou misschien
wat aangenamer zijn, wanneer die toon in den Raad niet
gehoord werd en men wat meer algemeene waardeering voor
elkaar kon opvatten.
Om nu te komen tot het praeadvies van Burgemeester en
Wethouders. Zij zeggen daarin, dat er op het oogenblik geen
abnormaal hooge prijzen voor de groenten in Leiden gevraagd
worden. Sterker durven zij het niet uitdrukken. Die prijzen
zijn wel abnormaalniet als men ze beschouwt in verhouding
tot de vroegere jaren, maar in verhouding tot de waarde
van dit oogenblik. Neemt men de prijzen in verhouding tot
de vroegere jaren, dan zijn zij eerder laag te noemen, maar
neemt men ze naar de waarde van het artikel, dan zijn de
prijzen hoog, want de waarde van het artikel is op het oogen
blik, nu de landbouw geen raad weet met zijn producten
omdat de groote landen, die altijd afnemers waren, het niet
meer nemen, nu het vervoer zoo hoog is, dat het vervoer de
waren doodt, heel gering. Ieder, die tracht rechtvaardig te
zijn, zal gaarne den middenstand een bepaald percentage winst
gunnen. Maar het moet altijd zoo zijn, dat het niet wordt
ten nadeele van de bevolking. Het moet ook weer zoo zijn,
ter wille van dien middenstand zelf, want naarmate de be
volking meer moet uitgeven voor een artikel, dat zij niet
missen kan, zooals voor groenten, naar die mate is hij op een
andere wijze weer minder koopkrachtig. Dus de middenstand
wordt evengoed getroffen.
Dus de middenstand wordt door een te hooge waarde-
berekening van een artikel evengoed getroffen als de geheele
bevolking.
Burgemeester en Wethouders willen wel ingrijpen, dat
hebben zij getoond bij de schaarschte, dat was dus een nega
tief ingrijpen, als het artikel er niet was, mij dunkt, wij
konden ook positieve hulp hebben, als het artikel er wel is,
maar door verschillende omstandigheden boven de normale
waarde verkocht wordt.
Er wordt aan herinnerd, dat het gemeentelijk levensmid-
delenbedrijf in den Raad hier verworpen is. Dat is verworpen,
omdat het den meesten leden van den Raad te radicaal toe-
leek. Wij hebben gezien, dat de gemeente, die een levens-
middelenbedrijf geheel en al gaat beheeren, in buitengewoon
moeilijke omstandigheden komt, zoodat de voorbeelden door
andere gemeenten gegeven, niet opwekkend zijn en de gemeente,
in het algemeen genomen, niet bepaald op groote koopmans
eigenschappen mag bogen. Daarom hebben wij het niet aan
gedurfd een geheel gemeentelijk levensmiddelenbedrijf in te
richten, omdat men op de gemeentehuishouding evenmin
onbewezen theorieën mag toepassen als op de gewone burger
lijke huishouding, die van theorieën heel weinig en van de
praktijk veel leven moet.
Toch behoeven gemeentelijke bedrijven niet altijd slecht te
gaan, getuige het vischbedrijf. Nu heeft men daarvoor een
gemakkelijk zinnetje opgezet: men zegt dat men de bevolking
heeft geleerd visch te eten. Maar nu de bevolking het een
maal geleerd heeft, gaat het nog! Dat verzwakt de bewijs
voering van Burgemeester en Wethouders. Immers, nu de
bevolking het eenmaal geleerd heeft, kon zij het evenals voor
andere voedingsmiddelen buiten het bedrijf stellen. Zij kan
dus ook groente leeren eten op een andere wijze. Men kan
derhalve visch en groente op één lijn stellen.
Wat dus betreft het gemeentelijk leveren van groente kan
ik mij de bezwaren van de gemeente begrijpen, omdat de
gemeente daarvoor den noodigen handelsgeest mist en omdat
er groot risico aan verbonden is en ook omdat de bevolking
kiesehkeurig is, waardoor de gemeente, als zij op een gegeven
oogenblik heel veel van een bepaalde groente inkoopt, soms
ondervindt, dat de bevolking toevallig pleizier kan hebben in
een andere groente, en dan schade kan lijden.
Maar nu de tweede van mijn mogelijkheden. Ik heb ze
expres ruim gemeten en ik geloof, dat Burgemeester en Wet
houders hier in hun bewijsvoering zwakker staan. Zij zeggen
men kan de tuinders niet noodzaken op de veilingen de groenten
aan het publiek te geven.
Het spreekt vanzelf, dat men de tuinders niet kan nood
zaken, men kan ze ook niet noodzaken, dat zij aan de
aanlegkade of in de daarvoor beschikbare hal de groenten
aan het publiek verkoopen. Maar de praktijk is, dat verscheidene
tuinders het graag zojuden doen. Zij weigeren, niet genoodzaakt
door een verordening van de gemeente, maar door een
voorschrift van de Tuinbouwvereeniging, waarbij zij zijn
aangesloten, om direct aan de gemeentenaren te verkoopen.
Er wordt pressie uitgeoefend, sterker dan een advies.
Wij hebben nog pas hier gezien wat zich bij de melk heeft
afgespeeld. Wij hebben daarbij gezien, hoe een buitengewoon
sterke pressie een verzameling van handelaren op bepaalde
handelaren kan uitoefenen. Dat is een betrekkelijk particulier
geval, waarmede wij ons niet bemoeien kunnen, wanneer het
niet ten gevolge had, zooals hier, dat de gemeentenaren niet
zelf van de tuinders kunnen koopen, althans niet van die van
Alkemade, en van de hal gebruik maken. Dan blijft er een
kleine hoeveelheid tuinders over, die meer van Rijnsburg
komen, die zich meer met het marktwezen bezig houden,
waarop ik aanstonds wensch terug te komen. Burgemeester
en Wethouders zeggen ook, dat zij niet willen ingrijpen en
daardoor den middenstand drukken. Ik heb al gezegd, dat een
stad niet gezond kan zijn, als zijn middenstand niet gezond
is. Maar andersom kan de middenstand niet gezond zijn als
de bevolking te veel moet geven voor meer bepaalde dingen,
waardoor hij dus op een ander deel van den middenstand
een druk gaat uitoefenen. De middenstand zal voor de
distributie van de groenten altijd noodzakelijk blijven, omdat
er altijd zal blijven een afstand van de plaats waar de groenten
te krijgen zijn en de bewoners, en omdat de vrouwen uit
een oogpunt van gemakzucht, liever wat meer betalen wan
neer de kar aan huis komt, dan dat zij gaan naar de plaatsen
waar zij verkocht wordeneen gewoonte, die in Holland altijd
wel eenige kracht van bestaan blijkt te hebben. Als werkelijk
de middenstand de groenten brengt naar huis toe, dan mag
hij ook meer rekenen, omdat hij meer kosten krijgt en meer
risico. Ik wensch alleen het gemakkelijker te maken voor dat
deel van de bevolking en die vindt men onder alle
klassen, die wel de moeite er voor over heeft naar de
groenten toe te gaan, in plaats van dat de groenten bij hen
komen.
Ik kom dus nu voor de derde mogelijkheid en dat is deze,
dat er wel gelegenheid tot markten bestaat, maar dat die
gelegenheid niet wordt benut. Nu ben ik het met Burge
meester en Wethouders eens, waar deze die gelegenheid of
dat bekend zijn van die markten nieuw leven zouden willen
inblazen. Nu zegt men, dat het Leidsche publiek niet gaat
naar de markten. Ik kan niet inzien, waarom het Leidsche
publiek anders zou zijn dan waar ook. Burgemeester en
Wethouders noemen enkele plaatsen waar het anders is. Ik