MAANDAG 18 DECEMBER 1922. 597: aanvang der Kerstvacantie. De rek is zeer lang. Persoonlijk is mijn gevoelen, dat het veel beter zou zijn die drie dagen van de herfstvacantie te gebruiken, om de Kerstvacantie te vervroegen. Daar dit onderwerp aan de orde is, wil ik dit denk beeld in overweging geven. De heer van der Lip. M. d. V. Ik wil gaarne het denk beeld van den heer Eerdmans overwegen, al wil ik er dade lijk aan toevoegen, dat, waar de herfstvacantie zoo kort ge leden is ingevoerd, wij daarop niet dadelijk terug kunnen komen. De heer Eerdmans weet wel, dat aan de invoering nog al wat vast heeft gezeten. Na eenigen strijd, mag ik wel zeggen, is de herfstvacantie eindelijk ingevoerd. Om nu daaraan zoo spoedig weer te gaan tornen, lijkt mij niet goed. Maar overigens wil ik zijn denkbeeld gaarne in overweging nemen. De beraadslaging wordt gesloten en art. 4 zonder hoofde lijke stemming aangenomen. De artt. 5 tot en met 8 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. In artikel 9 is een fout geslopen. In plaats van „artikel 27" moet gelezen worden »artikel 26". Het gewijzigd art. 9 en de artt. 10 tot en met 16 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 17, luidende: Voor de toelating tot de eerste en hoogere klassen der Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus gelden de be palingen van den algemeenen maatregel van bestuur, be doeld in artikel 21 bis der Middelbaar-Onderwijswet. Om tot de eerste klasse der Hoogere Burgerschool voor meisjes te worden toegelaten moeten de leerlingen, behoudens het bepaalde in het derde lid van dit artikel, een examen afleggen, waarvan de eischen bij het programma worden vastgesteld. Voor de toelating tot de eerste klasse der Hoogere Burger school voor meisjes vindt het bepaalde in artikel VI van den in het eerste lid van dit artikel genoemden algemeenen maatregel van bestuur overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat voor de toelating tot de eerste klasse dier school tweemaal 'sjaars, op het einde van den cursus en vóór den aanvang van den volgenden cursus, examen wordt afgenomen. Zij, die zich aan het eerste examen hebben onderworpen en niet zijn toegelaten, kunnen in bijzondere gevallen door de Examencommissie tot het tweede examen worden toegelaten. Niet-leerlingen der Hoogere Burgerschool voor meisjes worden tot een hoogere klasse dier school slechts toegelaten na het afleggen van een examen, waaruit blijkt, dat zij in staat zijn het onderwijs in de klasse, waarvoor zij zich aan gemeld hebben, te volgen. Leerlingen komende van eene andere, naar het oordeel van de directrice, overeenkomstige school, worden zonder examen toegelaten tot dezelfde klasse der Hoogere Burgerschool voor meisjes, waartoe zij volgens schriftelijke verklaring van den directeur der school, die zij verlieten, aldaar behoorden. De heer Meijnen. M. d. V. Ik zou gaarne een nadere me- dedeeling ontvangen of, wanneer die leerlingen, die zijn afge wezen en een tweede examen kunnen doen, aan bepaalde dingen gedacht is; welke bijzondere gevallen kunnen dat zijn? Of is dat niet bekend? De heer van der Lip. Artikel 17, lid 3 houdt in, dat de meisjes examen kunnen doen voor de vacantie en ook na de vacantie. De laatste zinsnede slaat op een eventueel opgelegd herexamen. De beraadslaging wordt gesloten. Art. 17 wordt zonder hoofdelijke stemming en de artt. 18 tot en met 28 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de geheele ver ordening zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. (De heeren Groene veld en van Hamel waren inmiddels ter vergadering gekomen.) XIII. Verordening, houdende regeling van de jaarwedden der leeraren aan het Gymnasium, de Hoogere Burgerschool met 5-jarigen cursus "en de Hoogere Burgerschool voor Meisjes te Leiden. (Zie Ing. St. No. 382.) Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. De artt. 1 tot en met 3 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 4 luidende: De leeraren in gymnastiek en handwerken genieten: a. indien zij 19 tot en met 24 lesuren 's weeks hebben, eene aanvangsjaarwedde van f 3000.welke wedde na het volbrengen van 2, 4, 6, 8, 10, 12 en 14 dienstjaren, telkens met f 200.en na 16 dienstjaren met f 100.-!— wordt ver hoogd tot een maximum van 4500. b. indien zij 10 of meer, doch minder dan 19 lesuren 's weeks hebben, behalve eene vaste wedde van f 700. 120.'sjaars per wekelijksch lesuur, na het volbrengen van 2, 4, 6, 8, 10, 12, 14 en 16 dienstjaren telkens te ver- hoogen met 10.per wekelijksch lesuur, zoodat de maxi mum bezoldiging f 700.— plus 200.'sjaars per weke lijksch lesuur bedraagt; c. indien zij minder dan 10 lesuren 's weeks hebben 120.'s jaars per wekelijksch lesuur, na het volbrengen van 2, 4, 6, 8, 10, 12, 14 en 16 dienstjaren telkens te ver- hoogen met 10.per wekelijksch lesuur, zoodat de maxi mum bezoldiging f 200.'s jaars per wekelijksch lesuur bedraagt. Voor elk wekelijksch lesuur boven 24 uur per werk, geniet de leeraar eene bezoldiging van 120.per jaar. Op het salaris van de leerares in de handwerken, die slechts in het bezit is van de bevoegdheid tot het geven van lager nijverheidsonderwijs in dat vak, wordt een altrek van 15 toegepast. Buiten toestemming van den leeraar kunnen hem niet meer dan 30 lesuren per week worden opgedragen. Indien aan een leeraar in de gymnastiek het perceel Pieters kerkgracht No. 5 als ambtswoning wordt aangewezen met genot van verlichting en duinwater, zal van zijn wedde een bedrag van 400.worden ingehouden. De heer Meijnen. M. d. V. Aan het eind staat het salaris van een leerares in de handwerken, die slechts in het bezit is van de bevoegdheid tot het geven van lager nijverheids onderwijs in dit vak. Wordt daarmede bedoeld een onder wijzeres in het bezit van de gewone acte voor nuttige en fraaie handwerken? De heer van der Lip. M. d. V. Voor dit onderwijs is een gewone lagere acte en een die volgens de Nijverheidsonderwijs wet kan worden verkregen. Wie dus slechts een dezer acten heeft, krijgt niet het volle salaris, dat krijgt alleen degene, die een middelbare acte heeft. Het is een bijvoeging, die op verlangen van den Inspecteur is aangebracht. De beraadslaging wordt gesloten en art. 4 zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Artikel 5 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming aangenomen. Beraadslaging over artikel 6 luidende: Bij de berekening van de jaarwedden der leeraren in natuur- en scheikunde wordt voor 4 tot en met 7 wekelijksche lesuren 1 uur, voor 8 tot en met 15 wekelijksche lesuren 2 uur en voor 16 of meer wekelijksche lesuren 3 uur bijge teld; eveneens wordt voor den leeraar in de natuurlijke historie voor 8 of meer wekelijksche lesuren 1 uur meer berekend. Op het salaris van den leeraar, die in het door hem onderwezen vak geen volledige bevoegdheid bezit, wordt een aftrek van 15 toegepast, met dien verstande, dat indien hij in het bezit is van twee akten, die elk afzonderlijk be voegd maken tot het geven van onderwijs aan eene Hoogere Burgerschool met driejarigen cursus, uitgezonderd voor de akte schoonschrijven, geen aftrek wordt toegepast. De heer Meijnen. M. d. V. Bij artikel 6 wordt telkens bij een complex van uren een uur bijgevoegd. Om welke reden heeft die bijvoeging plaats? Zoo wordt van 4 tot 7 uur 1 uur bijgevoegd en van 8 tot 15 uur worden 2 uur bijgevoegd. De heer van der Lip. M. d. V. Het zal den heer Meijnen toch wel bekend zijn, dat dit een gewone regeling is bij de wedden van leeraren in de natuur- en scheikunde. Dat zijn de uren, die noodig zijn voor het prepareeren van de practische lessen, het klaarzetten van allerlei benoodigdheden enz., de zoogenaamde laboratoriumuren. Dit is trouwens ook geheel conform de rijksregeling. De beraadslaging wordt gesloten. Artikel 6 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 5