596
MAANDAG 18 DECEMBER 1922.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XI. Verordening, tot wijziging van de verordening van
2 Augustus 1920 (Gem.blad No. 35), laatstelijk gewijzigd bij
verordening van 12 December 1921 (Gem.blad No. 50),
betreffende het verleenen vari een bijslag op de pensioenen
aan Gemeente-ambtenaren en hunne weduwen en weezen
toegekend, krachtens de verordening regelende het verleenen
van pensioen en wachtgeld aan gemeente-ambtenaren en de
verordening, regelende het verleenen van pensioen aan
weduwen en kinderen van Gemeente-ambtenaren, zooals deze
luiden na de wijziging van 26 Maart 1914.
(Zie Ing. St. No. 378.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
Het eenig artikel en daarmede de geheele verordening wordt
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vastgesteld.
XII. Verordening op de Hoogere Burgerschool met 5-jarigen
cursus en de Hoogere Burgerschool voor Meisjes te Leiden.
(Zie Ing. St. No. 382).
De algemeene beschouwingen worden geopend.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik lees hier, dat men voor de
meisjes de toelatings-exameris wat minder zwaar wil maken
dan voor de jongens. Ik sta op het standpunt, dat vrouwen
en mannen gelijke rechten moeten hebben. Maar daar moet
ook tegenover staan, dat de plichten ook gelijk zijn. Als zoo'n
meisje straks geslaagd is, pretendeert zij dezelfde rechten als
de mannelijke sollicitant, dan moet zij zich ook onderwerpen
aan dezelfde eischen van het examen. Misschien dat daarvoor
andere gronden kunnen worden aangevoerd. Maar uit billijk
heidsoogpunt moet men de examens voor meisjes en jongens
gelijk houden.
De heer van der Lip. M. d. V. Het antwoord op die vraag
had de heer Sijtsma kunnen vinden in ons praeadvies. Wij
hebben er inderdaad ook over gedacht, die eischen volkomen
gelijk te stellen en zelfs later hebben wij die zaak nog eens
onder de oogen moeten zien, toen de Inspecteur aanvankelijk
op die gelijkstelling aandrong. Wij zouden echter mijns inziens
niet verstandig doen, met dien weg op te gaan. Het heeft
mij dan ook genoegen gedaan, dat de Inspecteur op zijn aan
vankelijk bezwaar is teruggekomen. Wij moeten toch niet
vergeten, dat de Hoogere Burgerschool voor meisjes een twee
slachtig karakter draagt. Voor die school melden zich aan
leerlingen bestemd voor de afdeeling B., die dus later eind
examen moeten doen maar ook voor de afdeeling A, die het
onderwijs zullen ontvangen, wat voor de reorganisatie alleen
op deze school werd gegeven. Wanneer wij nu bij de
toelating precies dezelfde eischen gaan stellen als voor de
toelating tot de Hoogere Burgerschool voor jongens, dan
worden wij onbillijk tegenover die meisjes, die later niet de afdee
ling B. zullen volgen, maar afdeeling A. Wij hebben in Leiden
geen andere inrichting voor Middelbaar Onderwijs, dus de pas
zou voor sommige meisjes afgesneden worden om op de Hoogere
Burgerschool te komen en de ontwikkeling te krijgen, die
afdeeling A geeft.
De dames en heeren weten, dat het rekenen dikwijls een
struikelblok is bij het toelatingsexamen. Wij zullen dus met
het oog op het tweeledig doel der school bij dit examen met
eenige omzichtigheid te werk moeten gaan om den pas niet
af te snijden voor die leerlingen, die er niet aan denken eind
examen te doen, maar alleen de afdeeling A willen volgen,
en voor wie het examen het er dus minder toe doet.
Mevrouw van Itallievan Embden. M. d. V. Ik voor mij
heb mij heel goed kunnen neerleggen bij dat verschil, dat de
Wethouder hier heeft, aangegeven. Er zijn wel eens mannen,
die feministischer zijn dan vrouwen, dat is maar gelukkig ook.
Maar het zou kunnen zijn, dat de Burgerschool daardoor in
iets minder aanzien kwam. Men weet hoe uit een kleine bron
een groot praatje kan ontstaan of een soort stigma van dom
heid zou worden gedrukt op de meisjes, die naar die school
toe gaan. Mij lijkt vermindering van den eisch betreffende
het rekenen goed gezien, omdat de ontwikkeling van de meisjes
gewoonlijk niet dien kant uitgaat. Dat wil niet zeggen dat
zij dommer zijn. Wanneer men gelijkwaardigheid zou willen
scheppen, moet die niet worden gevonden in een op zichzelf
domme gelijkheid, maar op een andere wijze. Men kan van
die meisjes het, is bekend dat zij meer taalgevoel hebben
iets meer van taal vragen, bijvoorbeeld een opstel, dat men
anderen niet vraagt, of iets meer afgaan op algemeene ont
wikkeling, die meisjes eerder te pakken hebben dan jongens.
Op die wijze zou men een equivalent kunnen scheppen, waar
door op de meisjes geen stigma gedrukt wordt van minder
waardigheid en ook niet op de school.
Indien Burgemeester en Wethouders iets voor dit denkbeeld
voelen, houd ik het gaarne aanbevolen.
De heer Sijtsma. M. d. Y. Naar aanleiding van hetgeen
mevrouw van Itallie gezegd heeft zou ik willen opmerken,
dat, wanneer het examen voor die twee groepen niet gelijk
mag zijn, het mij beter toeschijnt tweeërlei examens te houden,
voor de meisjes, die denzelfden weg opgaan als van de jongens-
Hoogere Burgerschool en voor degenen, die de heer van
der Lip het laatste noemde. Men schenkt dan toch altijd nog
eenig voordeel aan een groep meisjes, voor wie het examen
gemakkelijker wordt het gemaakt. Zooals mevrouw van Itallie het
wenscht wordt een buitengewoon moeilijke taak om voor de
toelatingsexamens te examineeren. Het lijkt mij toe, waar wij
voor jongens en meisjes dezelfde voorwaarden scheppen om
in de wereld vooruit te komen, dat zij ook aan dezelfde eischen
moeten kunnen voldoen. Ik zou daarom de examens gelijk
willen hebben, de billijkheid brengt het mee.
De heer van der Lip. M. d. V. Het lijkt mij ondoenlijk
wat de heer Sijtsma wil, namelijk bij de toelating twee ver
schillende examens af te nemen, één voor afdeeling A en
één voor afdeeling B, omdat dan al direct, bij de toelating
beslist zal moeten worden, welke richting het kind zal uitgaan.
Dat kan natuurlijk niet. Menig ouder zou zeggen: dat weet
ik nog niet, dat hangt er van af, hoe het kind zich op school
ontwikkelt, welke gaven het ten toon spreidt. Dan zou juist
een van de voordeelen van de nieuwe inrichting verloren
gaan, namelijk dat men eerst na twee jaar behoeft te bepalen,
welken kant men zal uitgaan.
Wat betreft het idee van mevr. van Itallie, om een equivalent
te zoeken, daar voel ik ook heelemaal niets voor. De eischen
voor de toelating tot de Hoogere Burgerschool zijn wettelijk
geregeld. Ons voorstel is alleen om bij het toelatings-examen
voor de meisjes-Hoogere Burgerschool die eischen niet zoo
precies te nemen met het oog op de leerlingen bestemd voor
afdeeling A. Het examineeren wordt daardoor wel wat moeilijker,
maar dat kunnen wij wel overlaten aan de examencommissie.
Wanneer wij voor een massa leerlingen de school niet willen
sluiten, moeten wij wel een beetje soepelheid betrachten bij
dat examen en dat kunnen wij gerust overlaten aan de
examencommissie.
Mevrouw van Itallie-van Embden. Wanneer het van
de cijfers afhangt, zou het dan misschien niet op deze wijze
gevonden kunnen worden, dat ik clementie mag bepleiten voor
de jongens als zij in taal iets minder zijn, althans dat daar
ook soepelheid in de cijfers wordt betracht?
De heer van der Lip. Dat heeft er niets mede te maken,
want de eischen voor de toelating tot de Hoogere Burgerschool
zijn vastgesteld bij Koninklijk Besluit. Daarin kunnen wij
geen verandering aanbrengen. Het Koninklijk Besluit geelt
precies aan welke cijfers de leerlingen moeten halen om tot
de Hoogere Burgerschool te worden toegelaten. Maar bij de
meisjes-Hoogere Burgerschool treffen wij een tweeslachtig
karakter aan. Er komen ook leerlingen op, die niet voor het
eiudexamen zullen worden opgeleid.
De algemeene beschouwingen worden gesloten.
De artikelen 1, 2 en 3 worden achtereenvolgens zondef
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 4, luidende:
Behalve deze vacantie zijn er nog vier vacantiën:
1°. eene, welke omvat den Zaterdag voorafgaande aan de
week, waarin de 1ste November valt, en den daarop volgenden
Maandag en Dinsdag;
2°. eene, welke loopt van Zaterdag (na afloop van den
schooltijd) vóór Kerstmis tot den derden Dinsdag na den
aanvang der vacantie;
3°. eene, welke loopt van Zaterdag (na afloop van den
schooltijd) vóór Goeden Vrijdag tot den tweeden Dinsdag
na Paschen;
4#. eene, welke loopt van Vrijdag (na afloop van den na
middag schooltijd) vóór Pinksteren tot den eersten Woensdag
na Pinksteren.
De heer Eerdmans. M. d. V. Ik zou naar aanleiding van
dit artikel een opmerking willen maken ter overweging. Wij
hebben sinds twee jaar die herfstvacantie, die een drietal
dagen duurt. Ik geloof, dat het goed zou zijn als de Wethou
der van Onderwijs eens overwoog, of het misschien geen aan
beveling zou verdienen in de toekomst die dagen te trekken
bij de Kerstvacantie. Wij hebben dit jaar een zeer laten