594 MAANDAG 18 DECEMBER 1922. Ik stel natuurlijk het grootste belang, en ik geloof dat alle dames en beeren dat wel zullen doen, in de toekomst van ©De Valk", omdat het behoud van dien molen in zijn tegen- woordigen toestand voor het stadsschoon van groot belang is. De heer Weissman, secretaris van den Bond Heemschut, is bij mij geweest oui over deze zaak te spreken, maar nu gebeurt het omgekeerde van wat ik met hem besproken heb. De heer Weissman is bij mij gekomen om te vragen, of, als de Bond het onderhoud van omloop en wieken op zich wilde nemen, de gemeente alsdan bereid zou zijn een subsidie te geven. ik heb gezegd: ik voel er veel voor, en heb Heemschut den raad gegeven, zich tot den Gemeenteraad te wenden, met een verzoek tot toekenning van subsidie. Maar nu draait men de zaak geheel omHeemschut verklaart zich thans bereid tot toekenning van een subsidie aan de gemeente voor het onderhoud van gedeelten van dezen molen. In ieder geval vind ik het een belangrijke zaak. Ik zouden Raad willen voorstellen, de mededeeling om praeadvies in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen teneinde nader overleg te plegen met Heemschut. Wat men nu mededeelt is voor de gemeente veel bezwaarlijker, dan wat ik met den heer Weissman afgesproken heb. Ik stel dus voor, deze mededeeling te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter besloten. 4°. Ongeteekend schrijven, waarbij 1.in de gemeente kas wordt gestort als bijdrage in de lasten der gemeente. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming voor kennisgeving aangenomen. 5°. Verzoek van de afdeeling Leiden van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers, om niet aan te nemen het voor stel in zake het geven van handwerkonderwijs onder schooltijd door de gewone onderwijzeressen. Zal worden behandeld bij punt 16 der agenda. 6°. Bezwaarschriften tegen aanslagen in het schoolgeld Middelbaar en Hooger Onderwijs. Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wet houders om praeadvies. 7°. Verzoek van de afdeeling Leiden van den Nederlandschen Bond van Werklieden in Overheidsdienst, om niet aan te nemen het voorstel in zake het verhaal van bijdragen voor pensioen. 8*. Idem als voren van de afdeeling Leiden van den Alge- meenen Bond van Politiepersoneel in Nederland. Dit verzoek luidt als volgt: Algemeene Bond van Politiepersoneel in Nederland afdeeling Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Edelachtbaren Dames en Heeren. De afdeeling Leiden van bovengenoemden Bond in vergade ring bij een op Vrijdag 15 December 1922, gehoord de be sprekingen, in zake het voorstel van Burgemeester en Wet houders der Gemeente Leiden, betredende, het verhaal der pensioenen op de gemeente ambtenaren en werklieden, voor komende in de ingekomen stukken der gemeenteraad van 12 December 1922 onder No. 383. Betreurd in ernstige mate de wijze waarop deze plotselingen financieelen terugbetaling, of het verhaal van de pensioen bedragen op genoemde ambtenaren en werklieden, wordt toegepast. Is van meening dat het de Commissie van Overleg voorde agenten van politie in deze niet is gehoord, alhoewel volgens artikel 4 van het reglement voor de Commissie van Overleg voor de agenten van politie der gemeente Leiden aldus luidt: ©Teneinde de Burgemeester voor te lichten betreffende de arbeids- en dienstvoorwaarden van de agenten van politie wordt, een C. v. O. ingesteld Spreekt de wensch uit dat bovengenoemde afdeeling, die reeds 22 jaar bestaat en Koninklijk is goedgekeurd, in de vervolge gehoord wordt. Adressanten stellen voor, afwijzend te beschikken op het voorstel van Burgemeester en Wethouders in zake het verhaal der 3x/a pensioenheffing voor het gemeente personeel. Adressanten verwijzen U Edelachtbare beleefd naar bijgaande Memorie van Toelichting. 't Welk doende Namens en in opdracht van de gehouden ledenvergadering Voorzitter IJ. Kuipers. Secretaris H. J. C. Bourgonje. Leiden 16 December 1922. Zullen worden behandeld bij punt 17 der agenda. 9°. Verzoek van de afdeeling Leiden van het Nederlandsch Onderwijzersgenootschap, om het voorstel betreffende het geven van handwerkonderwijs onder schooltijd door de gewone onder wijzeressen, aan te houden. Dit verzoek luidt als volgt: Leiden 16 Dec. 1922. Geeft met verschuldigden eerbied te kermen het Bestuur der Afdeeling Leiden van het Nederl. Onderwijzersgenootschap, naar aanleiding van het voorstel van de Heeren Oostdam en Wilbrink tot opheffen van het instituut Vakonderwijzeressen voor de nuttige handwerken, dat het deze opheffing een zeer ernstig nadeel acht voor het onderwijs in de handwerken, daar het overtuigd is, dat dit vak slechts door vakonderwijzeressen met vrucht onderricht kan worden, dat de groote vermindering van het aantal lesuren een evenredige vermindering van de resultaten zal veroorzaken, terwijl ook het gewone onderwijs, dat gedurende een kleiner aantal uren gegeven zal worden, de nadeelige gevolgen ervan zal ondervinden, zoowel voor de vrouwelijke als de mannelijke leerlingen, die gedureude dien tijd wat bezig gehouden moeten worden en dat, waar de beoogde bezuiniging eerst over jaren ten volle zal bereikt worden, het te behalen voordeel niet opweegt tegen de groote schade, toegebracht aan dit voor de meisjes uit de volksklasse zoo bij uitstek noodige onderricht. Het Bestuur is trouwens van oordeel, dat, wanneer na eenigen tijd de ernstige gevolgen van deze afschaffing bespeurd worden, wederom tot invoering zal worden overgegaan, zoodat alleen een tijdelijke desorganisatie van het onderwijs bereikt zal worden. Op deze gronden meent het dan ook, bij Uwe Vergadering ten zeerste te moeten aandringen, a.s. Maandag nog geen besluit te nemen, maar eerst nog gelegenheid te geven tot het uitbrengen der noodige adviezen. Hetwelk doende H. Lautenbach, Voorz. P. Sega ar, Secret. Aan den Raad der Gemeente Leiden. De Voorzitter. Dit request is pas heden morgen ingekomen, het is in ieder geval niet op tijd bezorgd, zoodat ik het buiten beschouwing kan laten, maar omdat het toch in relatie staat met het punt, dat heden in behandeling komt, heb ik geen bezwaar het te behandelen bij punt 16. Aldus wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten. 10°. Missive van Mr. E. A. Cosman houdende mededeeling van de rechterlijke beslissing in zake de navordering der belasting naar het inkomen. Deze missive luidt als volgt: Leiden, 15 December 1922. Aan Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. Bij deze hebben wij de eer U te berichten, dat de Arron- dissements-Rechtbank te 's Gravenhage in de zaak betreffende de navordering der belasting naar het inkomen, heeft beslist bij haar gisteren uitgesproken vonnis, dat zij bevoegd was van het verzet tegen het dwangbevel kennis te nemen; dat de grieven van den opposant tegen de wettigheid van den aanslag ongegrond waren, maar dat door hem terecht een beroep is gedaan op verjaring. De Rechtbank verklaarde op dezen laatsten grond het verzet gegrond, stelde het dwangbevel buiten werking en veroordeelde den Gemeente-Ontvanger in de kosten aan de zijde van de tegenpartij begroot op f 200. Ik ben nog niet in het bezit van een afschrift van het vonnis, zoodat ik vooralsnog mij moet onthouden van de beoordeeling der beslissing. Oppervlakkig beoordeeld lijkt ze mij beslist onjuist.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 2