MAANDAG 18 DECEMEER 1922. 613 op beroepen, dat de ambtenaren en werklieden wel tevreden mogen zijn, want dat bun toestand beter is, dan van vele werklieden in particuliere bedrijven. Hij heeft het speciaal over de loonen gehad, die in het particuliere bedrijf lager zijn. Dat is niet heelemaal juist, want in verschillende bedrijven en vakken zijn de loonen veel hooger, dan wat door de gemeente wordt betaald. Ik heb hier in het bijzonder op het oog de loonen van vaklieden zooals metselaars, huissmeden, timmerlieden, waarvan mij bekend is, dat de loonen hooger zijn in de particuliere bedrijven, dan die bij de gemeente verdiend worden. Op mijn vraag, hoe het toch kwam, dat Burgemeester en Wethouders, waar zij een begrooting hebben ingediend, die toch sluitend is geweest, en waarin dan toch wel zal zijn gerekend op alle uitgaven voor de pensioenen in het komende jaar, nu komen met een dergelijk voorstel, heb ik geen antwoord gehad. De heer Heemskerk heeft wel gezegd, het gaat er om, om uitzetting van de uitgaven te voorkomen, maar dat kan toch niet voor 1923 gelden, want de uitgaven voor de pensioenen zullen toch wel berekend zijn aan de hand van de bestaande wet. Ik kan mij indenken, dat Burgemeester en Wethouders, bij een volgende begrooting, wanneer de toestand van de gemeente daar aanleiding voor geeft, met iets dergelijks zullen komen, maar ik kan mij niet voorstellen, dat zij dat doen, nu de begrooting is vastgesteld. De heer Heemskerk heeft ook gezegd, dat het wenschelijk is, dat de ambtenaren en werklieden in het algemeen belang zich opofferingen getroosten, maar dat algemeen belang is een vaag begrip. Ik vraag mij af of het juist de salarissen en loonen van het gemeentepersoneel moeten zijn, die in de eerste plaats moeten opgeofferd worden aan dat vage begrip: algemeen belang. Ik vraag mij af, kunnen de Raadsleden van de rechtsche richting, die er naar hebben gestreefd, om buitengewoon hooge bedragen binnen te sleepen uit de gemeentekas om christelijke scholen te bouwen, op het oogenblik is een adres ingekomen van een Roomsch-Katholieke vereeniging, die door een poging tot vernietiging van een Raadsbesluit wil trachten geld uit de gemeentekas te trekken De Voorzitter. Mag ik u even waarschuwen dat dit buiten de orde is? De heer van Stralen. Ik ben toch binnen de orde, ik heb het over het begrip algemeen belang, waarover ook de heer Heemskerk het had. Ik meende dit te moeten zeggen, dat de loonen van het gemeentepersoneel niet het eerst er voor in aanmerking komen om op te bezuinigen. Ik zou mij op verschillende personen kunnen beroepen, die het daarmede geheel eens zijn. De heer van der Lip heeft onder anderen betoogd, dat het voor de gemeente nadeelig zou zijn, wanneer men niet overging tot afschaffing van de pensioensbijdrage, vooral met het oog op sollicitatie's. En bij deze gelegenheid heeft hij ook betoogd, dat de loonen in Leiden volstrekt niet hooger zijn dan in andere gemeenten. Ten slotte kwam hij tot de conclusie, dat afschaffing van de pensioenpremie een onafwijsbare eisch was. En dan vraag ik mij af, Mijnheer de Voorzitter, er is door verschillende Raadsleden gezegd, door den heer Jan de Lange en anderen, dat het geen verslechteringen zijn, maar als het gemeentepersoneel in dezen tijd en vooral in deze winterperiode voor de keus gesteld zou zijn, wat het liever deed, afstand te doen van die 1.tot 1.80 van hun weekinkomen, of van de aanspraken op een verhoogd pensioen op lateren leeftijd, of het dan niet gezegd zou hebbenwij kunnen dat bedrag absoluut niet missen, hoezeer wij ook verblijd zouden zijn met een verbetering van onze pensioenuitzichten. Daarom blijf ik van meening, dat de Raad goed zal doen het voorstel van Burgemeester en Wethouders te verwerpen, evenals verschillende Gemeenteraden in het land reeds gedaan hebben. Ik wijs speciaal op Nijmegen, waar een sterke Roomsch- Katholieke Raadsfractie is, maar waar toch eenzelfde voorstel van Burgemeester en Wethouders tot premieheffing is ver worpen. De heer Pera. M. d. V. Naar aanleiding van de opmerking van den heer Kooistra over de schraalheid van het loon, zou ik dit willen zeggen. Ik heb in mijn leven gedurende vijftig jaar ook eenige ervaring opgedaan. En dan heb ik ondervonden, dat een huisgezin, dat 20.per week inkomen had, daar goed van leefde en er geen sprake was van kreuning of benauwdheid, en dat in andere gelijksoortige gezinnen armoede troef was. Ik herinner mij een gezin, dat 50.per week inkomen had, en dat om de schulden de vlucht genomen heeft, terwijl een ander gezin, van dezelfde grootte, goed leefde van 16.a f 18. In 1914 de kosten van een gezin op 100 stellende ik heb het laatst ook aangehaald, maar ik mag er nog wel eens aan herinneren waren die kosten in 1919 192, in 1920 222 en in September 1922 174. Dat zijn toch cijfers, die in elk geval van beteekenis zijn. Overigens, Mijnheer de Voorzitter, meen ik het hierbij te kunnen laten. De beraadslaging wordt gesloten. Het, amendement van den heer Kooistra wordt verworpen met, 16 tegen 9 stemmen. Tegen stemmen: de heeren Heemskerk, Jan de Lange, Oostdam, Pera, Mulder, Bots, van der Lip, Wilbrink, Sanders, Meijnen, Kuivenhoven, Huurman, van Hamel, Schoneveld, Bisschop en Eerdmans. Vóór stemmen: de heeren Dubbeldeman, Sijtsma, de dames van Itallie— van Embden en DubbeldemanTrago, de heeren van Stralen, Groeneveld, Knuttel, van Eek en Kooistra. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders sub A wordt vervolgens in stemming gebracht en aangenomen met 18 tegen 7 stemmen. Vóór stemmen de heeren Heemskerk, Jan de Lange, Oost- dam, Pera, Mulder, Bots, van der Lip, Sijtsma, Wilbrink, Sanders, Meijnen, mevrouw van Itallievan Embden, de heeren Kuivenhoven, Huurman, van Hamel, Schoneveld, Bis schop en Eerdmans. Tegen stemmen: de heer Dubbeldeman, mevrouw Dubbel demanTrago, de heeren van Stralen, Groeneveld, Knuttel, van Eek en Kooistra. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders sub B wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Wij zijn thans aan het einde van de agenda. Ik wil de dames en heeren even mededeelen, dat naar aanleiding van den brief van den heer van Kesteren, die bij den aanvang der zitting is voorgelezen, Burgemeester en Wethouders aan den heer Romanesko verzocht hebben om tijdelijk zijn lunctie te blijven waarnemen na 1 Januari aanstaanden, omdat natuurlijk in den dienst moet worden voorzien en tegen een vergoeding overeenkomstig die, welke den heer van Kesteren in uitzicht was gesteld. Wij hebben den heer Romanesko opgedragen om een reorganisatieplan bij ons in te dienen. Wij zullen dan zoo spoedig mogelijk met nadere schriftelijke voorstellen komen. Ik zal nu de deuren laten sluiten, omdat de heer üostdam eenige vragen heeft te stellen, maar zal voor dien even de rondvraag houden. Heeft iemand nog iets in het midden te brengen in het belang van de gemeente? De heer Jan de Lange. Ik zou Burgemeester en Wet houders willen vragen, of er geen mogelijkheid is, dat de straatreiniging wat beter wordt gedaan? De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders zullen dit overwegen. Bij de begrooting is deze kwestie ampel besproken. U moet ook eens op de kosten letten. Is het nu werkelijk zoo vreeselijk met onze straten gesteld? Men kan toch niet alles prachtig hebben. Ik heb natuurlijk ook liever schoone stratenmaar met dit mistige weer en dien kleiachtigen bodem is er niet veel aan te doen. Burgemeester en Wet houders willen echter gaarne in overweging nemen, wanneer er niet te veel kosten aan verbonden zijn, of er niet iets aan te doen is. De heer Mulder. Ik heb den vorigen keer al geantwoord, dat het wel mogelijk is, maar dan moeten wij wat meer menscben aanstellen. Is het nu verantwoord dat te doen? Wanneer het morgen droog is en er komt een zonnetje, dan is alles weer schoon en als het dan weer gaat regenen en er komt mist, dan is Leiden weer in last. Hoe is het nu in andere steden? Wanneer ik ergens anders ben geweest en ik kom terug, dan bevalt het mij toch beter op de Leidsche straten dan op andere straten. De heer Jan de Lange. Het is mijn bedoeling niet daarvoor menschen aan te stellen, maar ik dacht dat het al veel ver betering zou geven, wanneer die menschen, die nu de straten vegen, ze afspoten. De heer Mulder. Ik wil er wel over spreken met den Reini gingsdienst. De heer Dubbeldeman. U spreekt maar steeds over vuile en schoone straten, maar dat is het niet alleen, u moet eens zien, hoe die winkelpuien er uit zien. Twee, drie maal per dag moet die boel schoon gemaakt worden en dat kost toch meer geld, dan dat de gemeente zorgt voor schoone straten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 21