MAANDAG 11 DECEMBER 1922.
581
Voortzetting Tan de geschorste openbare
vergadering van 4 December 1923
op Maandag 11 December 1922
des namiddags te halt twee uur.
Voorzitter: de heer Burgemeester Jhr. Dr.N.C. DE GIJSELA AR.
Afwezig: de heeren de Lange en Schone veld.
De Voorzitter legt alsnog over:
1°. Voorstel van den heer Huurman tot wijziging van de
verordening op de heffing eener zakelijke belasting op het
bedrijf.
Zal worden behandeld bij volgnr 39 der begrooting.
2°. Idem als voren van den heer F. Eikerbout.
De Voorzitter. Dit voorstel is eerst hedenmorgen ingekomen,
zoodat het volgens het Reglement van Orde thans niet in
behandeling zou kunnen komen, maar ik heb het attent
nagelezen en daarbij is mij gebleken, dat het geheel is te
beschouwen als een amendement op het voorstel van den
heer Wilmer. Wil ook de heer Eikeibout het als zoodanig
beschouwen, dan kan het heden worden behandeld.
De heer Elkerrout. Gaarne, Mijnheer de Voorzitter.
De Voorzitter. Dan stel ik voor het te behandelen bij
volgnummer 39.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
3°. Adhaesiebetuiging van het district Leiden van de
Federatie van Werkgevers in het boekdrukkersbedrijf, aan
het adres van de Vereeniging van Industrieelen, betreffende
de zakelijke belasting op het bedrijf.
Zal worden behandeld bij volgnr 39 der begrooting.
4*. Schrijven van den heer W. A. van Resteren, houdende
mededeeling, dat hij zich niet beschikbaar stelt voor de
waarneming der functie van Directeur van den Markt- en
Havendienst.
Dit stuk luidt als volgt
's Gravenhage 9 Decbr 1922
Hierbij heb ik de eer U.E.A. Heeren beleefd mede te deelen,
dat ik, tengevolge van de wijze waarop door verschillende
raadsleden omtrent de waarneming der functie van Directeur
van den Markt- en Havendienst in den Gemeenteraad is ge
sproken, aanleiding gevonden heb om mij voor de waar
neming dier betrekking niet beschikbaar te stellen.
Intusschen betuig ik Uw College mijn hartelijken dank voor
Uw voorstel aan den Raad en de waardige wijze waarop dat
voorstel door U werd verdedigd.
Met de meeste hoogachting
Uw dienstw. dienaar
van Resteren.
Aan Heeren Burg. en Weth. der gem. Leiden.
Voortgezet wordt de behandeling van de begrooting van
inkomsten en uitgaven der gemeente voor den dienst 1923.
Aan de orde zijn thans de Ontvangsten van de begrooting
van inkomsten en uitgaven der gemeente voor den dienst 1923.
De volgnrs 1 tot en met 18 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
De Voorzitter. Volgnummer 19 wordt verhoogd met
ƒ3200.wegens de bij Raadsbesluit van 25 September 1922
vastgestelde verhooging van de marktgelden.
Het aldus verhoogd volgnr 19 en de volgnrs 20 en 21
worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr 22, luidende: Schoolgelden
f 127.355.—"
verhoogd met ƒ7000.— wegens hoogere raming van de opbrengst
der schoolgelden van het openbaar en bijzonder lager onderwijs.
De heer Eerdmans. M. d. V. Ik heb aan slot van het antwoord,
dat door het college is gegeven bij volgnummer 22, een voor
spelling gelezen, luidende:
»Het ligt in ons voornemen binnen niet al te langen tijd
een voorstel in te dienen tot verhooging van het schoolgeld
voor het Gymnasium, de H. B. S. voor Jongens en de H. B. S.
voor Meisjes."
De bedragen van dat schoolgeld hebben voor de middenklasse
in deze stad reeds een dergelijke hoogte bereikt, dat ik niet
begrijp, dat men de opvoeding van de kinderen voor degenen,
die hierbij toch al zwaar getroffen zijn, in de toekomst nog
zwaarder zal willen maken. Ik geloof, dat deze voorspelling
in menig gezin met zorg zal worden ontvangen en dat het
toch niet kan liggen in de lijn, waarin onze tijd zich beweegt,
om, terwijl reeds zware lasten moeten worden opgebracht, de
opvoeding van de kinderen bijna tot een onmogelijkheid te
maken.
De heer Meijnen. M. d. V. Ik wensch een vraag te doen
over het bedrag der gezamenlijke schoolgelden. Ik heb in de
sectievergadering gevraagd of het schoolgeld van alle bijzon
dere scholen niet veel meer was dan 25000.en zoo ja,
hoe hoog de volledige raming was. Daarop is geantwoord,
dat het schoolgeld voor alle bijzondere scholen niet berekend
moest worden op 25000.—, doch op f 50000.—. Op dezen
post was alleen uitgetrokken de geraamde opbrengst der
schoolgelden voor die bijzondere scholen, voor welke de ge
meente de schoolgelden int.
Nuzouikde vraag willen stellen of, bij dezen post, behalve
de vermeerdering met 2000.voor het bijzonder onderwijs,
en die met 5000.voor het openbaar onderwijs, welke reeds
in de Memorie van Antwoord vermeld staan, ook niet dat
meerdere bedrag van f 25000.moet worden opgenomen als
een vermeerdering van inkomsten.
De heer van der Lip. M.d.V. Wat betreft de opmerking
van den heer Eerdmans het volgende: Hij zal zich herinneren,
dat indertijd door den heer Meijnen bij de regeling van het
schoolgeld voor de lagere scholen het bezwaar is geopperd
dat er een wanverhouding kwam tusschen het schoolgeld
voor de Uitgebreid Lager Onderwijs-scholen en dat voor de
Hoogere Burgerschool. Ik heb toen geantwoord, dat naar
mijne meening dan de beste oplossing was niet om het school
geld voor de Uitgebreid Lager Onderwijs-scholen te verlagen,
maar om dat van de Hoogere Burgerschool te verhoogen.
Naderhand ben ik aan deze uitspraak herinnerd door den
heer de Lange, die er nog eenigszins een verwijt van maakte
dat ik nog niet was gekomen met voorstellen tot verhooging
van het schoolgeld van Hoogere Burgerschool en Gymnasium.
En bij die gelegenheden heeft niemand in den Raad een geluid
doen hooren als thans de heer Eerdmans. Ik meende dus, dat
over het algemeen die verhooging gewenscht werd.
Wij zullen echter hierover nu maar niet lang en breed
debatteeren, maar dit uitstellen tot de zaak zelf in behan
deling komt.
Wat betreft de opmerking van den heer Meijnen, wij kunnen
natuurlijk alleen onder de inkomsten opnemen de schoolgelden,
die wij zelf innen en niet die door de schoolbesturen worden
ge'ind. Dat komt echter weer in het reine bij de uitkeering
van de vergoeding ex artikel 101 der Lager Onderwijswet aan de
bizondere schoolbesturen, waarvan het bedrag van het school
geld wordt afgetrokken. Wanneer wij alle schoolgelden inden,
zou de desbetreffende post van de uitgaven natuurlijk
hooger zijn.
De beraadslaging wordt gesloten en het verhoogde volgnr
22 zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De volgnrs 23 en 24 worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr 25, luidende: Ontvangsten
ter zake van de stedelijke fabrieken van gas en electriciteit
a. de Gasfabriekf 336831.
b. de Electriciteitsfabriek incl. Tijdaanwijzinq 347455.
f 684286.—"
waarbij tevens in behandeling komen de door den heer van
Eek ingediende voorstellen, luidende:
I.
»Ondergeteekende stelt voor om bij de ontvangsten van de
gasfabriek de posten retributie en winst te schrappen en in
overeenstemming daarmede den niet contractueel vastgestelden
gasprijs met 1 cent per M®. te verlagen"; en
II.
»Ondergeteekende stelt voor om hij de ontvangsten van de
electriciteitsfabriek de posten retributie en winst te schrappen
en in overeenstemming daarmede de verordening op de elec-
triciteitsprijzen aldus te wijzigen, dat de niet-contractueel vast
gestelde prijzen met 4 cent per eenheid worden verlaagd."