DONDERDAG 7 DECEMBER 1922. 557 kunnen uw particuliere fietsen niet meer bergen; wij moeten die plaats gebruiken voor dienstfietsenals ge in den omtrek uw fietsen "kunt zetten, best; maar hier in het bureau moet de plaats gereserveerd worden voor dienstfietsen. Nu had ik eerder dan bet antwoord, hetwelk Burgemeester en Wethouders gegeven hebben, alle mogelijke andere antwoorden verwacht op de in de sectie's gestelde vraag be treffende inkrimping van het politiepersoneel. Bijvoorbeeld ook het antwoord in den geest van hetgeen de heer Knuttel bij de algemeene beschouwingen heeft gezegd, namelijk dat wij in dezen tijd de bezuiniging niet moeten zoeken door inkrimping van personeelformatie's. Dit had ik nog rationeeler gevonden, want er zit wel eenige juistheid in. Maar nu hebben wij van Burgemeester en Wethouders ten antwoord gekregen: wij kunnen het personeel inkrimpen en wij willen het ook wel, maar er is geen plaats voor fietsen. Dat is geen argument. Dan moet er voor plaats gezorgd worden; en er is plaats. De heer Oostdam. M.d. V. Het doet mij genoegen, dat de heer Wilmer ook nog eens gezegd heeft, dat het tegenwoordige politiebureau zoo'n ongelukkig ding is. Daaruit blijkt, dat mijn mentaliteit niet zoo afkeurenswaardig was als de heer Kooistra veronderstelde, toen ik als een van de middelen tot werkverschaffing den bouw van een nieuw politiebureau aangaf. Men behoort toch aan de menschen, die in dienst der gemeente zijn, behoorlijke werklokalen te geven, en de wijze, waarop het politiepersoneel thans is gehuisvest, is niet gezond. De heer Kooistra is tot mijn leedwezen niet aanwezig, dus ik mag er verder niets van zeggen, anders krijg ik de aan merking te hooren dat ik iemand aanval, die er niet is, en daarvoor ben ik beducht! lntusschen, niet hiervoor heb ik het woord gevraagd, maar wel om in het licht te stellen, dat het antwoord, hetwelk Burgemeester en Wethouders geven op de vraag betreffende het politiediploma en de toelage daarvoor, niet op deze vraag slaat. Burgemeester en Wethouders zeggen: »er kan niet aan gedacht worden het diploma niet meer als eisch te stellen." Iets dergelijks is bij het lid, dat de vraag deed, niet opgekomen. Dat lid heeft alleen hierop willen wijzen, dat thans tegelijk èn de promotie èn de toelage gegeven worden. Ik gun den politie-agenten gaarne vooruitgang, maar waarom is het noodzakelijk om terstond die twee dingen tegelijk te geven? Ik vind het alleszins billijk dat men, wanneer de politie-agenten het diploma verwerven, hun daarvoor de toelage geeft, maar dan kunnen zij later wel eens gepromoveerd worden tot fste klasse in verband met de andere eischen, waarvan in het antwoord van Burgemeester en Wethouders sprake is. Ik vind het economisch noch paedagogisch die beide dingen, bevordering en toelage, terstond te geven. Misschien is het weder een kleinigheid, maar ik zal toch niet nalaten om telkens ook op die kleine dingen te wijzen. De heer van Eck. Ik ben degeen geweest, die in de sectie's de opmerking heeft gemaakt dat het niet goed was dat van de agenten, die in den laatsten tijd aangesteld waren, een groot deel behoort tot de politieke rechterzijde. Daarop is geantwoord, dat die opmerking niet duidelijk was. Ik wil dan nu die zaak nog eens wat uitvoeriger mededeelen. Van de van het eind van '1920 af tot nu aangestelde en in dienst gebleven 27 politie-agenten zijn 7 Katholiek, 5 Ghris- telijk-Historisch, 10 Anti-Revolutionair; dus 22 behooren tot de rechterzijde. Van 2 is onbekend gebleven, welke gezind heid zij waren toegedaan en 3 behooren tot andere richtingen. Mijnheer de Voorzitter, nu wordt in het verslag der sectie's geantwoord, dat alleen naar de bekwaamheid wordt gerekend. Ik kan dat niet tegenspreken, ik neem dat aan, maar u zult mij moeten toegeven, dat het feit dat die toe stand bestaat, toch verkeerd geacht moet worden. Het maakt niet alleen een verkeerden indruk bij het publiek, maar het moet ook een verkeerden invloed op de onderlinge verhou dingen uitoefenen. De grootste der drie organisatie's, die wij hebben, moet wel den indruk hebben gekregen, dat men bezig is haar er onder te werken. Men kan den schijn tegen zich hebben. Kan het zijn, dat men de agenten van politie uit bepaalde streken zoekt? In ieder geval komt bet mij voor, dat de schijn des kwaads, zou ik bijna zeggen, moet ver meden worden, want het lijkt er op, dat men menschen neemt, die voor een overgroot deel behooren tot een andere richting. Daarom beveel ik deze zaak ten zeerste in de over weging van Burgemeester en Wethouders aan. De heer Knuttel. Nu wij toch krijgen een politiedebat, ben ik van plan iets te zeggen, om duidelijk te maken waar om ik tegen dezen post ben, want daaromtrent bestaat, geloof ik, misverstand. Ik ben niet tegen dezen geheelen post, om dat ik van meening zou zijn, dat niet een groot deel van de taak der politie vervuld moet wordenook niet, omdat ik bezwaren heb tegen bepaalde handelingen van bepaalde politie-ambtenaren, want als ik daarvan uitging, zou het mijn taak geweest zijn, eerst een klacht in te dienen en als die geen resultaat had tegen te stemmen; dus dat heeft er ook niet mede te maken; maar de zaak is, dat wij hebben een klassenstrijd en dat de wetgeving is een klasse-wetgeving. Zoolang de politie zal zijn een machtsmiddel in handen van de bezittende klasse in den klassenstrijd, wat bij elke ver scherping van dien strijd zal uitkomen, wil ik dit geld niet aan de heerschende klasse toekennen. Nog een opmerking, Mijnheer de Voorzitter, die hier eenigs- zins buitenom gaat. Ik kan niet begrijpen, dat de heer van Eck zich verwondert over de verhouding van verschillende richtingen onder de benoemde politie-agenten; ik kari mij toch moeilijk indenken, dat iemand in deze tijden naar die betrekking solliciteert als hij niet tot de rechterzijde behoort. De Voorzitter. Ik wil kortelijk in de eerste plaats den heer Eerdmans antwoorden. Er zouden inderdaad meer fietsen kunnen worden gehuurd. Toen ik pas in Leiden was, waren er zeer weinig, maar men kan niet alle agenten op fietsen plaatsen. Naar mijn meening is een agent per fiets minder weerbaar bij volksopstootjes en dergelijke; hij moet dan de fiets ergens neerzetten, enzoovoort. Er moet altijd een deel van de agenten van politie te voet zijn; dan kunnen de agenten dikwijls meer uitrichten, dan wanneer zij per fiets ter plaatse van de ordeverstoring komen. Jk zal deze zaak evenwel met den Commissaris van Politie ernstig bespreken. Ik geloof dit en dat is ook de meening van den Commis saris van Politie dat de politie niet, zooals anderen, haar rijwielen in een ander dan in het eigen gebouw kan plaatsen, want dit ontmoet politioneele bezwjaren. Wanneer men ergens spoedig moet wezen, moet het niet noodig zijn, eerst naar een andere plaats, in casu naar een fietsenbewaarplaats, te gaan; dat zou te veel tijd in beslag nemen. Het is misschien interessant om erover te spreken, maar in de praktijk zal het veel bezwaren ontmoeten. Ik geloof, dat hierin een groote besparing zou liggen, wanneer het politiebureau in allen deele in orde was en er van een tekort aan ruimte geen sprake was. Ik geloof, dat wij, als er een nieuw politiebureau was, hoogstwaarschijnlijk in allerlei opzichten zooveel zouden kunnen besparen, dat daarmede ruimschoots alle kosten van rente en aflossing van het daarin gestoken kapitaal zouden gedekt worden. Hetzelfde heeft men ook dikwijls waargenomen bijvoorbeeld bij weeshuizen, die vroeger gevestigd waren in onpractische gebouwen en met welker vestiging in nieuwe gebouwen vol doende besparingen verkregen werden op de exploitatie, die dan zooveel practischer kon zijn, om daarmede de kosten van rente en aflossing van de bouwkosten van die nieuwe gebouwen te dekken. Men kan dan alles veel practischer inrichten en wij moeten dien weg op om tot beduidende besparing te komen. De heer Wilmer zegt, dat er in het politiebureau ook stonden eigen fietsen van de agenten. Ja, die gelegenheid moet er zijn met het oog op den afstand, waarop verscheiden agenten wonen. Sinds ik weder wat beter ter been ben, ben ik eens in de nieuwe wijken gaan kijken, en ik heb bemerkt dat in die nog al ver van het centrum der stad verwijderd liggende straten verschillende agenten van politie wonen. Men kan toch niet vergen, dat die menschen, die een groot deel van den dag op de been moeten zijn, eerst zoo'n heel stuk loopen naar het politiebureau en als de dienst afgeloopen is weder hetzelfde stuk terug? Niemand is er tegen, dat een schooljongen per fiets naar school gaat; waarom zou een agent niet per fiets naar zijn bureau mogen gaan en na afloop van zijri dienst weder naar huis? Waarom zou hij vóór en na den dienst nog eens een half uur moeten gaan loopen Men zegge niet: het slenteren is niet vermoeiend. Dat is het wel en de politie-agenten worden dikwijls niet voldoende daarom geapprecieerd. Het slenteren is niet zoo prettig. Actiet optreden is dikwijls gemakkelijker; dat moeten ze soms doen, maar zij kunnen dat natuurlijk niet zelf uitlokken ten einde blijk te geven van hun dienstijver. Het is zeer natuurlijk, dat er voldoende gelegenheid moet zijn om fietsen te stallen voor agenten, die veraf wonen. Ik meen, dat het zoo'n practische eisch is, dat wij vroeger of later zullen moeten komen tot den bouw van een nieuw politiebureau. Nu wil ik verklaren, dat ik niet onnoodig agenten zal gaan aanstellen, en ik verwacht dan ook dat er op dezen postgeld zal overschieten. Ik denk, dat ik de bestaande vacature's, waarvan in de Memorie van Antwoord sprake is, onvervuld zal laten en misschien nog eenige meer, juist om het zoo zuinig mogelijk aan te leggen. De agenten zei ven zullen moeten toegeven, dat zij allen moeten medewerken om de kosten voor de politie zoo gering mogelijk te doen zijn. Ik ben er niet voor om te zeggenik vind het mooi om onder mij een groot corps te hebben. Verleden jaar heb ik een opgaaf verstrekt omtrent de getalsterkte van het politiecorps in eenige gemeenten en daaruit blijkt, dat wij in vergelijking met plaatsen met

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 7