DONDERDAG 7 DECEMBER 1922. 553 Het zal best wennen om alleen des avonds te vergaderen en de naam van anti-democratischen maatregel is daarop in het geheel niet van toepassing. De beraadslaging wordt gesloten. De motie van de heeren Oostdam en Sanders wordt met 19 tegen 4 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Dubbeldeman, Pera, van der Lip, Bots. Meijnen, Eikerbout, Mulder, Kuivenhoven, van Stralen, Wilbrink, Sijtsma, Heemskerk, mevr. DubbeldemanTrago. de heeren Splinter, Piekaar, Knuttel, Huurman, Groeneveld en van Eek. Vóór stemmen: de heeren Sanders, Eerdmans, Wilmer en Oostdam. De Voorzitter. Thans zal ik in stemming brengen het voorstel van den heer Sijtsma. De heer Sanders. M. d. V. Moet niet eerst gestemd worden over den geheelen post? Moet niet eerst uitgemaakt worden, of deze post al dan niet geschrapt wordt? De Voorzitter. Dat gaat niet. Vóórdat een post in stemming gebracht kan worden, moet beslist zijn over de daarop betrekking hebbende voorstellen. Het voorstel van den heer Sijtsma wordt vervolgens met 16 tegen 7 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Dubbeldeman, Sanders, Pera, Meijnen, Eikerbout, Mulder, Kuivenhoven, van Stralen, Wilbrink, Heemskerk, mevr. DubbeldemanTrago, de heeren Piekaar, Knuttel, Huurman, Groeneveld en van Eek. Vóór stemmen: de heeren Eerdmans, van der Lip, Bots, Wilmer, Sijtsma, Splinter en Oostdam. Volgnr 87 wordt ten slotte met 20 tegen 3 stemmen aan genomen. Vóór stemmende heeren Dubbeldeman, Eerdmans, Pera, van der Lip, Bots, Meijnen, Eikerbout, Mulder, Kuivenhoven, van Stralen, Wilbrink, Sijtsma, Heemskerk, mevr. Dubbel demanTrago, de heeren Splinter, Piekaar, Knuttel, Huurman, Groeneveld en van Eek. Tegen stemmen: de heeren Sanders, Wilmer en Oostdam. Beraadslaging over volgnr 88, luidende: Jaarwedden van de ambtenaren der Gemeente-Secretarie. f 108692. De heer Eerdmans. M. d. V. Ik zou iets willen vragen betreffende de Afdeeling Onderwijs en wel in de eerste plaats iets wat u persoonlijk betreft. Ik heb gezien, dat door den Burgemeester van Utrecht een schrijven gericht is tot den Minister van Binnenlandsche Zaken omtrent de kosten van het onderwijs, welke de ge meenten te wachten staan ingevolge de technische herziening van het lager onderwijs, welke op het oogenblik bij de Tweede Kamer aanhangig is. De Voorzitter. Ik verzoek den heer Eerdmans dit liever ter sprake te brengen bij het Hoofdstuk »Kosten voor het Onderwijs". Volgnummer 88 heeft alleen betrekking op de ambtenaren ter Gemeente-Secretarie. De heer Eerdmans. Dan zou ik mij willen beperken tot het voorstel tot verhooging. Ik wil de opmerking maken, in aansluiting aan hetgeen bij de algemeene beschouwingen door mij is gezegd, dat ik het blijf betreuren, dat wij hier een afzonderlijke Afdeeling gekregen hebben. Ik zou willen vragen, of het niet mogelijk is, dat, wanneer op deze Afdeeling op een bepaalden tijd iets meer te doen is, door ambtenaren, die op een andere Afdeeling werkzaam zijn, wordt bijge sprongen. Vroeger, toen deze Afdeeling niet bestond, waren de ambtenaren over andere Afdeelingen verspreid en zou dit in ieder geval gemakkelijker geweest zijn, doch nu moet het ook wel mogelijk zijn gebruik te maken van de hulp van ambtenaren, die in een andere afdeeling werkzaam zijn. Subsidiair zou ik de vraag willen stellen, of, wanneer eventueel de Raad mocht besluiten om de verhooging en dus een nieuwen ambtenaar toe te staan, het mogelijk zou zijn dezen ambtenaar aan te stellen zonder dat het geheel van het personeel ambtenaren wordt vermeerderd, doordat uit een anderen tak van dienst een ambtenaar wordt genomen om de plaats in dezen tak van dienst te vervullen. Op die wijze zou een voortdurende last, die jaarlijks zou terugkeeren, niet de begrooting komen verzwaren. Behalve deze twee vragen, wensch ik als mijn gevoelen kenbaar te maken, dat het de voorkeur zou verdienen wanneer men de werkzaamheden, die er nu zijn, met de krachten van de drie man, plus de krachten van den Wethouder zal weten te bestrijden. Bij de algemeene beschouwingen heb ik doen uitkomen, dat het ongewenscht is om het ambtenarengetal uit te breiden ik ben van plan mij tegen de verhooging te verklaren. De heer van der Lip. Ik zal een enkel woord zeggen ter bestrijding van hetgeen de heer Eerdmans gisteren en heden in het midden heeft gebracht. Het heeft mij in zijn betoog van gisteren zeer getroffen, dat de heer Eerdmans op de hoofdzaak van mijn betoog in het geheel niet is ingegaan. Hij heeft alleen uit mijn betoog gehaald hetgeen ik heb gezegd omtrent plaatsen als Arnhem en Haarlem, zeggende dat dit plaatsen zijn, die beter in haar geld zitten dan Leiden. Het verdere en het voornaamste van mijn argu mentatie heeft hij doodgezwegen. Nu zal de heer Eerdmans waarschijnlijk wel willen toegeven, dat hetgeen ik gisteren gezegd heb omtrent die andere plaatsen evengoed weggelaten had kunnen zijn. Ik heb het heusch niet bij vage argumenten gelaten, ik heb gewezen op de vermeerdering van het aantal scholen, de bemoeiingen met het bijzonder onderwijs enz. Doch op al die dingen gaat de heer Eerdmans eenvoudig niet in. Voor mijn part kan hij schrappen hetgeen ik gisteren omtrent die andere plaatsen heb gezegd, er blijft dan nog genoeg over. Ik heb die mededeeiing alleen gedaan om aan te toonen, dat op andere plaatsen de afdeeling Onderwijs veel meer ambte naren telt. Ik kan mij overigens kwalijk voorstellen, dat gemeenten als Haarlem en Arnhem meer ambtenaren op de afdeelingen genomen hebben, dan strikt noodzakelijk is. Wat betreft zijn vraag van heden, wil ik opmerken, dat er tegenwoordig op mijn afdeeling veel werk blijtt liggen, terwijl ik ervan houd de zaken op tijd af te handelen. De afdeeling is inderdaad overkropt met werkzaamheden, en aan de tijdelijke hulp van een ambtenaar van een anderen tak van dienst heb ik niets. Ik moet iemand op de Afdeeling hebben, die van de moeilijke onderwijswetgeving op de hoogte is en werkelijk goed werk kan afleveren; een tpdelijk gedetacheerde kan ik niet gebruiken, ik moet een goede kracht hebben, willen de zaken van het onderwijs goed behartigd worden. Ik kan werke lijk niet begrijpen, dat d heer Eerdmans zooveel bezwaren maakt. Hij mo«st vertrouwen dat Burgemeester en Wethouders tot dit voorstel niet zouden overgegaan zijn, wanneer uitbreiding van het personeel op deze afdeeling niet strikt noodzakelijk is. De Voorzitter. Ik heb een voorstel van den heer Eerdmans ontvangen, luidende: »Ondergeteekende stelt voor art. 88 met ƒ3400.te verlagen." Het voorstel wordt niet voldoende ondersteund en kan mitsdien geen onderwerp van beraadslaging en stemming uitmaken. De beraadslaging wordt gesloten. Volgnr 88 verhoogd met f 3400.teneinde Burgemeester en Wethouders in staat te stellen het personeel van de Afdeeling »Onderwijs" met een hoofdcommies te vermeerderen, wordt ten slotte met 22 tegen 1 stem, die van den heer Eerdmans, aangenomen. De volgnrs 89 tot en met 91 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr 92, luidende: y>Druk- en bind werk 18000. De heer Groenevei.d. M. d. V. Mijn vraag, in de sectie's gedaan, is in het verslag niet goed opgenomen, maar ik begrijp toch niet, ook al is mijn vraag verkeerd overgebracht, dat Burgemeester en Wethouders tot de conclusie zijn geko men dat er meer kosten aan verbonden zullen zijn. Ik heb in de sectie gevraagd: om voor de Raadsleden, die hunne Handelingen en Verordeningen niet wenschen te laten inbinden, portefeuille's of doozen ter beschikking te stellen. Wij krijgen gelegenheid onze Handelingen te doen inbin den en ik laat het ook steeds doen en de mreste andere Raadsleden laten het eveneens doen, maar er zijn enkele Raadsleden, die dat niet gemakkelijk vinden die willen liever de Handelingen los houden, zoodat zij, als ze dat wenschen, af en toe eenige stukken daaruit kunnen lichten en medene- men. Voor die Raadsleden zou ik een portefeuille beschikbaar willen steller. In geen geval kan het meer kosten dan inbinden. Burge meester en Wethouders hebben blijkbaar daarnaar niet geïn formeerd, maar ik heb dat wel gedaan. Het inbinden kost ongeveer 3,50, terwijl een portefeuille kost ongeveer 1,Waarom nu met alle geweld de ge meente voor een rijksdaalder benadeeld moet worden en de Handelingen voor de Raadsleden, die het niet wenschen, toch ingebonden moeten worden, begrijp ik niet. Maar nog dringender is het om te voldoen aan den geuiten

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 3