DONDERDAG 7 DECEMBER 4922. 579 hebben verdiend, voor dezen steun in aanmerking komen en anderen, die van 4000.tot 4300.— hebben verdiend, den toeslag niet krijgen. Waar ik er echter toch iets voor gevoel, dat degenen, die van het Burgerlijk Armbestuur trekkende zijn of van de in wording zijnde Steuncommissie hulp zullen ontvangen, in den barren wintertijd iets meer behoefte hebben dan in den zomer, en waar de gemeente in deze toch niet verder kan gaan dan het strikt noodzakelijke, heb ik gemeend tusschen den heer van Stralen en den Wet houder een tusschenweg te moeten zoeken en daarom heb ik de eer het volgende voorstel in te dienen: «Ondergeteekende stelt voor van gemeentewege aan werk- looze hoofden van gezinnen en kostwinners, die naar het oordeel van het Burgerlijk Armbestuur of Steuncommissie daarvoor in aanmerking komen, een reductie te verleenen van 50% op den prijs, waarvoor door de Gasfabriek cokes aan particulieren wordt geleverd, en als regel 4 H. L. per week, tot uiterlijk 45 April 4923." De heer Bots. M. d. V. Volgens den heer Schoneveld mogen wij aan hen, die niet, wat de uitkeering betreft, op het maximum staan, tegen den winter zeker meer geven, zonder gevaar te loopen dat de Regeering daarop aanmerking zou maken. Nu kan ik mededeelen, dat dat reeds gebeurt. Verleden week zijn in het Burgerlijk Armbestuur dergelijke gevallen behan deld, maar voor hen, die op het maximum staan, mogen wij ook in den winter niet daarboven gaan, willen wij niet ontrouw worden tegenover hetgeen door Gedeputeerde Staten en den Minister is vastgesteld. De gewone bedeelden krijgen echter als regel in den winter tijdelijk iets meer. Aan den heer Eikerbout wil ik doen opmerken, dat artikel 8 van de nieuwe steunregeling geheel gelijk is aan artikel 8 van de regeling van bet vorige jaar behoudens deze uitzondering, dat, waar in de vorige regeling gesproken werd van een 45-urige arbeidsweek, dit in de nieuwe is gewijzigd in 48-urige arbeidsweek. De heer Elkerbout. 65 van f 30.is 19.50. De heer Bots. Er zijn ondersteunden, die van het Burgerlijk Armbestuur 49.— krijgen. Verder wil ik opmerken, dat het in beginsel hetzelfde is. Boven de maxima, die vastgesteld zijn, kunnen wij niet gaan endatgeldt ook omtrentextra toeslagen,welke van gemeentewege zouden worden verstrekt. De heer Elkerbout. M. d. V. Ik herhaal, dat het mij absoluut onmogelijk lijkt in deze vergadering een beslissing omtrent dit onderwerp te nemen, om de eenvoudige reden, dat wij niet weten wat ons met 4 Januari te wachten staat. Zoodra bekend zal zijn hoe de regeling in elkander zit en de noodige besprekingen hebben plaats gehad, kan er wellicht reden zijn aan het verzoek van den heer van Stralen gevolg te geven, maar op dit oogenblik kunnen wij geen besluit nemen. De heer Bots. M. d. V. Ik zou een kleine opmerking willen maken. Nu de vijf vakcentrale's gevraagd zijn, een vertegenwoordiger in de nieuwe commissie aan te wijzen, komen in die commissie natuurlijk vertegenwoordigers van die vijf vakcentrale's, zoodat die dan ten allen tijde hun belangen naar voren kunnen brengen. De heer van Stralen. M. d. V. Ik kan mij begrijpen, dat de Wethouder van Financiën bezwaar maakt bij de groote toename van het aantal werkloozen. Daaruit zou omdat de gemeente ten slotte niet meer kan betalen deze conclusie voortvloeien, dat wij dan de uitkeeringen zouden moeten verminderen. De gemeente moet echter in de gelegenheid blijven om de uitkeeringen te kunnen doen. De heer Bots heeft gezegdmen stelt het als kwestie van gevoel, maar het is een kwestie van verstand. Zeker, zooals de heer Bots de kwestie stelt, zou men het gevoel moeten uitschakelen. Waar er echter op het oogenblik toestanden bestaan, die de nood zakelijkheid meebrengen, dat er iets moet gedaan worden en waar wij de beslissing daarover in handen hebben, daar moeten we ons eens de verantwoordelijkheid voor oogen stellen, als we het voorstel gaan afstemmen. Er zijn een groot aantal gezinnen, die niet het noodige geld beschikbaar hebben om dezen winter hun huis te verwarmen en ik zou er dankbaar voor zijn als het gevolg van deze discussie zou zijn, dat een dergelijke toestand alsnog aan die menschen kon worden bespaard. De Wethouder heeft er bij de bespreking van dit voorstel op eenigszins eigenaardige wijze op gewezen, dat ik niet altijd de volle waarheid zeg. Ik zal dat gezegde maar zoo opvatten, dat hij mij dat niet met opzet in de schoenen schuift, want hij zal toch niet willen beweren, dat ik opzettelijk onware feiten zal vertellen, wat natuurlijk niet wegneémt, dat ik ook wel eens verkeerd kan zijn ingelicht. De Wethouder heeft het gehad over de vergelijking met de grootere plaatsen. Er zijn echter ook andere voorbeelden te noemen. Zoo is er bijvoorbeeld in Schiedam aangenomen een voorstel om 50% reductie te geven op de brandstoffen. Ik stel mij voor, dat ook in kleinere plaatsen die kwestie steeds weer aan de orde zal komen en dat ook daar maat regelen moeten worden genomen. Ik wil er nog bijvoegen, dat het er mij absoluut niet om te doen is om persoonlijk succes te behalen. De bedoeling is alleen om voor de arme gezinnen iets te bereiken, in welken vorm kan mij niets schelenals er een voorstel in die richting komt, dan doet het voor mij niets ter zake, van welke zijde dat voorstel komt. Als de heer Wilbrink wil, dat ik mijn voorstel intrek ten gunste van het zijne, welnu Mijnheer de Voorzitter dan zal ik dat doen. Ik heb ook al een ander voorstel klaar, waarbij ik ook de Steuncommissie heb willen inschakelen en bij aanneming waarvan de Raad een bedrag van f 5000.ter beschikking zou stellen. Maar ik geloof, dat het voorstel van den heer Wilbrink toch vrijwel alles omvat, wat ik bedoel. Ik wil er dus thans mede volstaan, mijn voorstel in te trekken ten gunste van dat van den heer Wilbrink. Het voorstel van den heer Wilbrink wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad slaging uit. De heer Bots. M. d. V. Er wordt bij deze kwestie geheel geïgnoreerd het besluit van Gedeputeerde Staten om niet goed te keuren eenige regeling of eenig crediet, gaande boven de door de Regeering vastgestelde regeling, zooals wij dat in Augustus hebben ondervonden. De heer van Stralen. Afwachten! De heer Bots. Ja, maar als het geld is uitgegeven en Gedeputeerde Staten keuren het daarna niet goed, dan is dat speciaal voor den Wethouder van Financiën niet aangenaam, te meer als men tevoren is gewaarschuwd, dat Gedeputeerde Staten hun goedkeuring er niet aan zullen schenken. De Voorzitter. Ik wensch nog even de volgende explicatie te geven. Bij het voorstel van den heer Wilbrink wordt geen geld aangevraagd en dat vind ik eigenlijk het beste, want dat is ook niet noodig. Het voorstel strekt alleen om duidelijk te maken, dat de Raad, wanneer hij het voorstel aanneemt, verklaart, dat net Burgerlijk Armbestuur of de gemeentelijke Steuncommissie, als deze is ingesteld, wordt gemachtigd ook aan degenen, die het maximum van de uitkeering hebben, dien extra toeslag toe te kennen. I)e heer van der Lip. Dat mag toch niet. De Voorzitter. Ik zeg het alleen, opdat de heeren weten waarover zij stemmen. De heer Wilbrink. M. d. V. Ik geloof, dat gij mijn voorstel niet geheel juist interpreteert. Gij spreekt van »het Burgerlijk Armbestuur of de Steuncommissie", maar mijn bedoeling is, dat, als straks de Steuncommissie zal zijn ingesteld, het Burgerlijk Armbestuur eveneens aan de georganiseerde werk loozen, die door dat Armbestuur worden ondersteund, dien toeslag zal kunnen geven. De heer Elkerbout. M. d. V. Ik wensch even de stem te motiveeren, welke ik over het voorstel van den heer Wilbrink zal uitbrengen. Ik blijf er bij, dat wij op dit oogenblik over deze kwestie geen beslissing kunnen nemen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van den heer Wilbrink wordt in stemming gebracht en met 17 tegeri 10 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Bisschop, Dubbeldeman, Meijnen, Jan de Lange, Kuivenhoven, Wilmer, van Stralen, Kooistra, Wilbrink, Sijtsma, Heemskerk, mevr. DubbeldemanTrago, de heeren Piekaar, Knuttel, Schoneveld, Groeneveld en van Eek. Tegen stemmende heeren Sanders, Eerdmans, Pera, van der Lip, Bots, Elkerbout, Mulder, Splinter, Stijnman en Oostdam.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 29