DONDERDAG 7 DECEMBER 1922. 573 Wat mejuffrouw Driesens aangaat, die is indertijd als assistente aangesteld in verband met de eigenaardige methode, welke mejuffrouw Pel bij het handwerkonderwijs volgt. Me juffrouw Pel gebruikt namelijk geen boeken, maar vervaar digt de modellen zelve, waarvoor zij een assistente noodig had. Nu hadden wij den laatsten tijd die assistente wei kunnen missen, indien mejuffrouw Pel niet voortdurend ongesteld was en niet daarom een vervangster noodig had. Dit jaar heeft mejuffrouw Driesens van April tot September mejuffrouw Pel vervangen en thans doet zij dat nog gedeel telijk. Mejuffrouw Pel heeft ontslag gevraagd en, als zij weg gaat, zal de betrekking van assistente verdwijnen. Mejuffrouw Driesens is door den Raad benoemd en wij zullen dus te zijner tijd met een voorstel bij den Raad komen om haar te ontslaan. Op de andere punten, door den heer Meijnen ter sprake gebracht, kan ik niet ingaan, omdat die opmerkingen niet in het sectieverslag zijn opgenomen. Het is ondoenlijk op al die vragen thans een antwoord te geven. Ik wil ze wel over wegen, maar ik kan er nu niet op ingaan. Wat het gymnastiekonderwijs betreft, wil ik alleen even opmerken, dat er weinig mannelijke leerlingen zijn, zoodat voor dezen combinatie gemakkelijker is dan voor de vrouwlijke. De beraadslaging wordt gesloten en volgnr 192 zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr 193, luidende: y>Toelagen en bij dragen tot opleiding van onderwijzers f 8450. De heer Meijnen. M. d. V. Dit volgnummer betreft de afdeeling B van de Kweekschool. Er zijn drie cursussen: een voor de handwerken, een voor de hoofdakte en een voor de moderne talen en de wiskunde. Over ieder van die cursussen zou ik gaarne een opmerking willen maken. In de eerste plaats over den cursus in de handwerken. Die wordt gegeven, als ik goed ben ingelicht, aan de onderwijzeressen De Voorzitter. Er staat niets van in het afdeelingsverslag. Waarvoor hebben wij nu een schriftelijke voorbereiding van de behandeling der begrooting? Bij geen enkel vertegenwoor digend lichaam, waar men een afdeelingsverslag heeft, komt het voor, dat men bij de openbare behandeling met allerlei nieuwe zaken voor den dag komt. De vragen, welke de heer Meijnen stelt, had hij in de afdeelingen kunnen doen en dan zouden Burgemeester en Wethouders er op hebben geant woord. Had dat antwoord hem dan niet bevredigd, dan had hij bij de openbare behandeling op de zaak kunnen terug komen, maar op deze manier zitten wij tot aan de volgende begrooting met de behandeling van deze. Als ik de heer van der Lip was, zou ik antwoorden, dat ik op die vragen on mogelijk kon ingaan. De heer Meijnen. M. d. V. Ik heb in de afdeelingsvergade- ring gevraagd, welke uitgaven wat afdeeling B betreft ik vond namelijk bij ontvangsten en uitgaven niet precies hetzelfde hoofd beantwoordden aan het nummer van de inkomsten. De onbekendheid daarmede maakte, dat ik niet precies ge oriënteerd kon zijn in deze dingen. Nadat ik het antwoord gelezen had, ben ik daarop nader ingegaan en wanneer ik nu geen verlof mag hebben om daarover te spreken, welnu, dan zal ik daarover zwijgen; ik zou het echter jammer vinden. De Voorzitter. Ik weet niet of de Wethouder bereid is te antwoorden. De heer van der Lip. Ik zou een opmerking willen maken, Mijnheer de Voorzitter. De Voorzitter. Dan is het woord aan den heer van der Lip. De heer van der Lip. M. d. V. Het gaat niet aan, van ons college te eischen, dat wij op al die bijzonderheden ingaan. Daarvoor dient het onderzoek in de sectie's; wanneer daar vragen gedaan worden en deze worden in het verslag opge nomen, dan krijgt men daarop een antwoord, dat misschien volkomen bevredigt. Ik kan hier niet ingaan op allerlei finesses van het onderwijs waarover in het sectieverslag niets te vin den is. De heer Meijnen. M. d. V. De quintessence van wat ik zou willen vragen is dit. Aan alle drie cursussen, voor handwerken, voor de hoofdacte en voor talen, is een schoolgeld verbonden, dat naar mijn meening bespottelijk laag is, dat de gemeente op betrekkelijk groote uitgaven komt te staan en dat betreft onderwijzers en onderwijzeressen, verbonden aan lagere scholen, van wie wij weten, dat hun salarissen tegenwoordig wel zoo hoog zijn, dat zij geen behoefte hebben aan een subsidie uit de gemeentekas. Ik zou aan den Wethouder willen vragen, of hij deze dingen nauwkeurig wil nagaan en overwegen, of in de verordening niet deze verandering moet worden gebracht, dat de cursussen wel gegeven worden, maar dat zij betaald worden door degenen, die er aan deelnemen. De heer van der Lip. M. d. V. Ik ben het met den heer Meijnen eens, dat dat schoolgeld wat aan den lagen kant is. Ik kan dan ook wel mededeelen, dat het mijn voornemen is, deze zaak in studie te nemen. Speciaal vind ik niet te motiveeren de reductie voor degenen, die de lagere acte hebben gehaald en bij het onderwijs werkzaam zijn. De heer Meijnen moet echter niet den indruk vestigen, alsof die verhooging voor de gemeente een groot buitenkansje zou zijn. De cursus voor de hoofdacte kost aan de gemeente 1800.— per jaar, terwijl de geheele afdeeling B aan de gemeente 5900.kost. Er is ten deze misschien wel eenige bezuiniging aan te brengen, maar de heer Meijnen moet er zich vooral geen gouden bergen van voorstellen, want de uitgaven zijn zooals men ziet inderdaad niet groot. De beraadslaging wordt gesloten en volgnr 193 zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De volgnrs 194 tot en met 498 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Bij volgnr 199 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten aan de vereeniging »Schoolkindervoeding" een subsidie te verleenen van 24.400.—, waarna volgnr 199 eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt aangenomen. Volgnrs 200 tot en met 202 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Volgnummer 203 wordt met 400.— verhoogd in verband met een verzoek van de vereeniging »Volksspeeltuinen" om het subsidie te verhoogen met het oog op de kosten van de noodige spelleiding, speelmateriaal en administratie en in verband met een vergoeding, welke de vereeniging geeft aan den Nederlandschen Bond voor Lichamelijke Opvoeding voor het gebruik van het terrein aan den Zoeterwoudschen Singel gedurende de eerste helft van 1923. Het aldus verhoogd volgnr 203 en de volgnrs 204, 205 en 20(3 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr 207, luidende: ^Uitgaven voor volksfeestenontvangst van congressen e.d. 7650. Mevrouw DubbeldemanTrago. M. d. V. Bij dezen post zou ik willen voorstellen 5000.uit te trekken om aan alle kinderen van het lager onderwijs een Sint-Nikolaasfeest te geven. Ik kan dat voorstel hiermede motiveeren, dat de paeda- gogen het er over eens zijn, dat zulk een feest een kleine aan moediging voor de kinderen is en aan het onderwijs ten goede komt, terwijl het Sint-Nikolaasfeest zoozeer in de harten van de kinderen leeft, dat het zich daartoe het meest leent. Bovendien zijn de tijdsomstandigheden zoo slecht, dat de ouders weinig kunnen doen voor hun kinderen, en de gemeente zou dan ook door het organiseeren van zulk een feestavond aan de ouders een grooten dienst bewijzen. De Voorzitter. Door mevrouw DubbeldemanTrago is het volgende amendement ingediend: »Ondergeteekende stelt voor 5000.uit te trekken ten einde voor alle schoolgaande kinderen bij het lager onderwijs een Sint-Nieolaasfeest te geven". Het amendement van mevrouw DubbeldemanTrago wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Elkerbout. Ik geloof niet, dat de bijzondere scholen daarvan eventueel gebruik zullen maken, en acht ik het niet goed mij voor dit voorstel van mevrouw Dubbeldeman te verklaren. De heer van der Lip. M. d. V. Ik moet den Raad in over weging geven niet met dit voorstel mede te gaan. Bij dit be- grootingsdebat is voortdurend gesproken over bezuiniging en nu doet het eigenaardig aan om een voorstel te hooren doen, dat strekt om 5000.— te besteden voor het geven van een St. Nicolaasfeest aan de schoolkinderen. De kinderen hebben op Koningin's verjaardag een feest en er is geen reden om het aantal feesten uit te breiden. Ik denk dan ook wel niet, dat de meerderheid van den Raad er voor te vinden zal zijn om dit voorstel aan te nemen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 23