572
DONDERDAG 7DECEMBER 1922.
»lnmiddels hebben wij aan de besturen verzocht, te willen
overwegen, of niet tot verhooging van de schoolgelden zou
kunnen worden overgegaan."
Mijnheer de Voorzitter. Nu zou ik een tweetal vragen
willen stellen:
In de eerste plaats, of het college van Burgemeester en
Wethouders dat verzoek heeft gericht tot alle nijverheids
scholen, die hier genoemd zijn en ot er ook al eenig uitzicht
bestaat op die verhooging van de schoolgelden.
In de tweede plaats of de subsidie voor de tweede school,
namelijk de vakavondschool voor volwassenen bijna
/!2U0U.misschien niet zou kunnen worden uitgeschakeld.
Ik vraag dat speciaal hierom, omdat het hier geldt een
school voor volwassenen, dus vermoedelijk een school voor
menschen, die reeds in de verdiensten zijn en derhalve zeiven
in staat om de kosten van dat onderwijs te dragen.
De heer Schoneveld. M. d. V. De heer Meijnen sprak van
het uitschakelen van het subsidie voor de vakschool voor
volwassenen. Ik ben van nabij met die vakschool bekend en
ik zou het betreuren, indien aan dien wenk van den heer
Meijnen werd gevolg gegeven.
De heer Meijnen. Het was slechts een vraag.
De heer Schoneveld. Nu, dan zou ik het betreuren, indien
die vraag van den heer Meijnen in bevestigenden zin werd
beantwoord.
Ik weet, dat het voor velen moeilijkheid zou opleveren,
indien het schoolgeld werd verhoogd. Op dit oogenblik kan
men betalen naar draagkracht, dat wil zeggen wat men kan
missen, en dat lijkt mij een zeer juiste regeling, omdat van
die onderwijs-instelling gebruik gemaakt wordt door ver
schillende categorieën van arbeiders, die in hun vrijen tijd
hun kennis trachten te vermeerderen. Het ligt alleszins op
den weg van de gemeente door het toekennen van subsidie
dat werk te steunen. De menschen krijgen het onderwijs niet
gratis; zij betalen een deel van de kosten zelf. Wij hebben
hier een geval van het steunen van het particulier initiatief
door de gemeente. Van een dergelijke instelling mag de
gemeente haar banden niet terugtrekken, integendeel, zij moet
die blijven steunen.
De heer van Stralen. M. d. V. Ik ben nu eenmaal zoo
gewoon om op te treden als advokaat voor de kleintjes, dat
ik niet wil nalaten ook bij dit volgnummer een poging te
doen om voor een paar kleintjes een verbetering te bereiken.
Ik weet niet of ik deze zaak bij dit volgnummer mag bespreken,
zoo niet, dan zal de Voorzitter mij wel corrigeeren. Ik zou
willen vragen of Burgemeester en Wethouders, in verband
met het subsidie, dat de gemeente aan de Ambachtsschool
geeft, niet zouden kunnen probeeren van het bestuur dier
school gedaan te krijgen, dat het uurloon voor de twee
werksters, welke aan die school werken het bedraagt
slechts 30 cent in overeenstemming werd gebracht met
dat van de werksters aan de andere schoolgebouwen. Ik
weet wel, dat aan dit schoolbestuur niet de verplichting kan
worden opgelegd om dat te doen, maar het kan wel bij de
subsidieverleening als voorwaarde worden gesteld.
De heer van der Lip. M. d. V. Zooals wij in ons antwoord
hebben medegedeeld, hebben wij aan de besturen van de
vakscholen verzocht te overwegen of niet tot verhooging van
de schoolgelden zou kunnen worden overgegaan. De antwoorden
van de schoolbesturen heb ik nog niet alle ontvangen, zoodat
ik daaromtrent nog geen mededeelingen aan den Raad
kan doen.
Wat betreft de vakavondschool, welke de heer Meijnen in
tegenstelling met den heer Schoneveld wil uitschakelen, ik
geloof, dat die zaak geen onderwerp van debat in den Raad
behoeft uit te maken, omdat die school onder de Nijverheids
onderwijswet valt en wij dus verplicht zijn het subsidie van
30% der kosten te verleenen. Of wij er iets voor gevoelen
of niet, dat komt er minder op aan, de wet legt ons de ver
plichting op om subsidie toe te kennen.
Van die werksters aan de Ambachtsschool weet ik niets
en bovendien is die opmerking niet in het sectieverslag
opgenomen. Werkvrouwen behooren niet tot mijn Departement,
maar tot dat van den heer Pera.
De Voorzitter. Ik geloof, dat de geachte Wethouder zich
in dit laatste vergist, want die werkvrouwen behooren wel
tot zijn ressort, maar aangezien wij niets te maken hebben
met de inrichting van de Ambachtsschool en ons alleen de
betaling van het wettelijk subsidie is opgelegd, kan de heer
van Stralen zich even goed zelf tot het bestuur der Ambachts
school wenden en vragen wat hij wenscht. Het is een kwestie
van het Rijk en dan moet de heer van Stralen zich maar
wenden tot een lid van de Tweede Kamer met verzoek te
bevorderen, dat de werksters op de Ambachtsscholen beter
betaald worden. Wij krijgen het dan wel op onze rekening.
De beraadslaging wordt gesloten en volgnr 190 zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
Volgnr 191 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr 192 luidende: vKosten der kweek
school voor onderwijzers en onderwijzeressen 44247.
De heer Meijnen. M. d. V. Ik wilde eerst even een opmerking
maken over het aantal leerlingen, dat op de Kweekschool gaat.
Uit het antwoord op het sectieverslag blijkt, dat dit aantal
intusschen 49 is geworden. Dat is echter een heel klein getal
voor een inrichting als deze Kweekschool en het zou mij heel
aangenaam wezen, als dat getal veel hooger kon zijn. Het is
wel jammer, dat toen verleden jaar de normaallessen van
Katwijk en Voorschoten zijn vereenigd en in Leiden gevestigd,
er toen niet aan gedacht schijnt te zijn om die normaallessen
op te heffen; dat zou in drieërlei opzicht een groot voordeel
gegeven hebben. Ten eerste hadden die 40 leerlingen, die er
zijn, in plaats van normaalonderwijs kunnen hebben kweek-
schoolonderwijs, dat toch in de schatting van deskundige
menschen wel wat hooger staat. In de tweede plaats zou
voor ieder leerling, die op de school zijn intrede deed, ƒ50.
aan contributie inkomen en ten derde zou een aanzienlijk
bedrag aan salarissen worden bespaard.
Mocht het college van Burgemeester en Wethouders kans
zien, den Minister op deze verstandige bezuiniging attent te
maken, dan zou dat geloof ik een goed ding zijn.
Intusschen kom ik op een paar andere punten, waaromtrent
het college zoo vriendelijk geweest is, op mijn vragen te
antwoorden. Zij betreffen het handwerkonderwijs aan afdee-
ling A op twee punten. Ten eerste wordt behalve aan de
meisjeskweekelingen van de Kweekschool ook nog handwerk
onderwijs gegeven aan particuliere leerlingen, zou ik haast
zeggen, ofschoon niet meer in groot aantal. Die krijgen apart
onderwijs. De kweekelingen krijgen 8 uur onderwijs, maar
voor de andere meisjes worden nog 4 aparte lesuren gegeven.
De tegenwoordige directrice moet die 4 lesuren geven, hetgeen
een heel bedrag aan salaris vertegenwoordigt; wat daar echter
tegenover staat aan inkomsten is uiterst gering, zoodat
De Voorzitter. Mag ik den heer Meijnen even opmerken,
dat die lessen al zijn opgeheven?
De heer Meijnen. Wanneer dat het geval is, Mijnheer de
Voorzitter, dan kan ik hierover verder zwijgen; ik zal dus
deze zaak verder laten rusten. Er kan dus uit voortvloeien
vermindering van het aantal lesuren en ook verlaging van
het salaris van de betrokken leerares.
Wat het tweede punt betreft, daarop heb ik voor de helft
reeds een antwoord gekregen. Ik heb gevraagd wat de taak
is van de assistente bij het handwerkonderwijs, mejuffrouw
Driesens, en of geacht kan worden, dat die voortaan nog
noodig is. Er is op geantwoord, dat overwogen wordt om die
betrekking van assistente bij het handwerkonderwijs op te
heffen.
En verder nu kom ik op een eenigszins gevaarlijk terrein,
omdat deze punten niet in de sectie's zijn besproken; als ik
er niet over mag spreken, zal ik er natuurlijk over zwijgen
wil ik een paar bescheiden vragen stellen. De eerste vraag
geldt het gymnastiekonderwijs op afdeeling A voor de meisjes.
De heer Metz geeft aan al de jongens uit al de vier klassen
samen 2 uren les en juffrouw Kok geeft 9 uren les aan al de
meisjes. Ik zou willen vragen of hetgeen voor de jongens
geschiedt ook niet mogelijk is voor de meisjes, dat wil zeggen
of de meisjes, wier aantal 36 bedraagt, niet tot twee groepen
zijn te combineeren, zoodat telkens met 2 uren les kan worden
volstaan. Dan hadden wij 4 uren in plaats van 9 uren, waar
voor thans het salaris moet worden betaald.
Het laatste punt betreffende afdeeling A is dit, dat aan
adspirant-kweekelingen, dat is dus aan kinderen, die nog op
de lagere school gaan en nog niet op de Kweekschool zijn,
het onderwijs in het zingen wordt gegeven door mejuffrouw
van Kaathoven; hieromtrent zou ik de vraag willen stellen
of het niet mogelijk is om dat onderwijs in zang, evenals
dat in andere vakken, te doen geven door de gewone leer
krachten van de school, waarop die leerlingen gaan.
De heer van der Lip. M. d. V. Zooals door u reeds is
medegedeeld, is die aparte cursus, waarover de heer Meijnen
sprak, reeds opgeheven. Die cursus had geen voldoende reden
van bestaan meer voor die enkele leerlingen, welke, als het
noodig is, in een andere afdeeling kunnen worden onder
gebracht. Die opheffing brengt natuurlijk een vermindering
van het aantal lesuren van de betrokken onderwijzeres mede.