468
MAANDAG 27 NOVEMBER 1922.
brandstoffen in natura te verstrekken, waartegen door de
Regeering geen bezwaar zou kunnen worden gemaakt.
Mijn hoofdzakelijke bedoeling was iets voor de werkloozen
te bereiken.
Ik heb het gegoten in dezen vorm, den vorm van geldelijken
toeslag, omdat ik wilde voorkomen allerlei bezwaren, ook
bezwaren van administratieven aard, omdat vaststaat dat,
als de gemeente er toe overgaat een regeling te maken volgens
welke brandstoffen in natura verstrekt worden tegen ver
laagden prijs of gratis, daaraan administratieve bemoeiingen
zouden verbonden zijn. Die wilde ik gaarne voorkomen en
daarom leek het mij de eenvoudigste weg, dat de gemeente
voor dit doel een toeslag gaf op de wekeiijksche uitkeering.
Ik ben niet overtuigd, dat iets dergelijks in strijd met de
wet zou zijn, en ik zou gaarne van Burgemeester en Wet
houders de verzekering krijgen, dat zij het voorstel, zooals
het daar ligt, goed gezind zijn en dat zij, afgezien van die
wettische bezwaren, willen adviseeren tot aanneming ervan.
Wij zouden dan kunnen afwachten, of het dan genomen
besluit zou worden vernietigd. En werd het vernietigd, dan
zou er alles voor te zeggen zijn, dat wij in een anderen vorm
aan de werkloozen dergelijke tegemoetkoming gaven.
Ik zou gaarne de door mij bedoelde, toezegging van Burge
meester eri Wethouders krijgen. Zij hebben niet gezegd, dat
zij niet sympathiek tegenover deze zaak staan.
De heer Wilmer. M. d, V. In het voorstel van den heer
van Stralen is deze sympathieke gedachte gelegen, dat in
den winter een ondersteuning wat hooger moet zijn dan in
den zomer.
Wij kunnen over een ondersteuning in den zomer verschil
lend denken, maar wij zijn allen overtuigd, dat de ondersteu
ning, welke in den zomer aan de werkloozen gegeven wordt,
niet aan den hoogen kant is, niet te hoog is. Wanneer wij
nu in den zomer een ondersteuning geven, die niet te hoog
is, dan lijkt het mij toch min of meer rationeel, dat in den
winter die ondersteuning iets hooger is, omdat dan de be
hoeften van de menschen zooveel grooter zijn.
Juist nu omdat ik een sympathieken kant aan het voorstel
van den heer van Stralen vind, doet het mij onpleizierig aan,
dat Burgemeester en Wethouders niet hebben voorgesteld
het voorstel in hun handen om praeadvies te stellen. Misschien
kunnen zij, wanneer zij mij gedrukt een praeadvies onder de
oogen geven, mij overtuigen, dat er verschillende bezwaren
aan het voorstel verbonden zijn.
Juist omdat ik het een belangrijk voorstel acht, zou ik er
bij Burgemeester en Wethouders op willen aandringen daar
over praeadvies uit te brengen. Dan zouden wij in een vol
gende vergadering deze zaak kunnen afdoen.
Ik wil Burgemeester en Wethouders vragen: gevoelen zij
ook niet, dat in den winter de ondersteuning iets grooter
moet zijn? Elk Armbestuur geeft in den winter meer dan in
den zomer. Als men overtuigd is, dat de ondersteuning in
den zomer niet te hoog is, dan ligt het voor de hand om in
den winter iets meer te geven.
De heer Eerdmans. Ik begrijp deze geheele zaak niet erg
goed. Ik dacht, dat wij de vorige maal besloten hadden, dat
de regeling van de ondersteuning der werkloozen, die tot dus
ver bij het Burgerlijk Armbestuur was, toevertrouwd zou
worden aan een steuncommissie, en die commissie, die bestaat
uit menschen, die weten dat men in den winter behoefte heeft
aan brandstoffen, zal toch rekening houden met wat aan de
menschen toekomt.
Ik vind het tegen alle orde in, dat wij aan het Burgerlijk
Armbestuur of aan een commissie opdragen om ondersteuning
te verleenen doch daarbij tevens zeggen: iets zonderen wij
daarvan uit; ge denkt er natuurlijk niet om, dat het winter
is, wij zullen er een kleinigheid voor den winter bij doen.
Het spreekt vanzelf, dat de commissie, die ondersteunt,
rekening zal houden met de behoeften van de gezinnen en
met hetgeen een gezin in den winter noodig heeft.
Dat zijn eigenlijk allerlei middeltjes om langs een achter
deur allerlei dingen gedaan te krijgen, die door de voordeur
zouden moeten binnenkomen en daarom vind ik wat hier
geschiedt niet sympathiek.
De heer Knuttel. M. d. V. Ik wil beginnen met een woord
van protest te uiten tegen hetgeen de vorige spreker heeft
gezegd.
Ik begrijp niet, hoe men in een tijd dat er zulk een nood
heerscht, met zulke drogredenen kan komen.
De heer Eerdmans weet even goed als iedereen, dat, als
die steuncommissie werkt, men met het geven van geldelijken
steun niet verder kan gaan dan de norm, die door de Regee
ring is gesteld, zoolang althans de Gemeenteraad niet besluit
de ministerieele bepaling op dit stuk niet na te komen, en,
wanneer iets daarbuiten wil gebeuren, dat alleen van den
Raad kan uitgaan. Het is dus een drogreden zich achter die
commissie te verschuilen. Het voorstel zal evenwel in den
vorm, waarin het is ingediend, niet worden goedgekeurd,
omdat het zou neerkomen op het toekennen van een gelde
lijken toeslag; maar er is niemand, die de gemeente kan
beletten haar cokes zoo goedkoop te verkoopen als zij zelve wil.
Eén van deze twee dingen moet gebeurenof wij moeten
voor de werkloozen de cokes beschikbaar stellen in een be
paalde hoeveelheid, bijvoorbeeld een mud per week, tegen een
aanmerkelijk verlaagden prijs, bf wij moeten, als het eerste
bezwaar mocht ontmoeten, besluiten, dat alle ingezetenen
recht hebben op een Hectoliter cokes tegen dien verminderden
prijs. Het wordt dan een zuiver commercieele kwestie voor
de gasfabriek en dan zijn de werkloozen toch geholpen.
Er moet werkelijk een weg gevonden worden om door een
of andere achterdeur aan de werkloozen iets toe te stoppen
boven hetgeen zij aan geldelijke uitkeeringen kunnen krijgen.
De heer Heemskerk. M. d. V. Ik heb wel gehoord uit de
woorden van den heer van Stralen, dat deze brandstoffen-
toeslag te Amsterdam wordt gegeven, maar voor mij is het
niet duidelijk op welke wijze dat daar geschiedt en welke
categorieën van werkloozen daarmede worden geholpen. Dat
alles maakt het voor mij zoo moeilijk om reeds hedenmiddag
bij een eventueele beslissing mijn stem uit te brengen, dat
ik voorstel om het voorstel van den heer van Stralen in handen
van Burgemeester en Wethouders te stellen om praeadvies.
De heer Bots. M. d. Y. Ik wensch even te doen opmerken,
dat, voor zoover mij bekend is, te Amsterdam alles wat men
daar meer wilde geven dan men hier gaf in het voorjaar, is
teruggenomen. Wat er de laatste dagen is geschied kan ik
niet beoordeelen, maar de zaak staat in elk geval zoo, dat
hier ter stede zoowel de steuncommissie als het Burgerlijk
Armbestuur het maximum geven, dat gegeven mag worden,
en indien er langs een zijweg iets bijgedaan wordt, dit van
de andere ondersteuning moet worden afgetrokken.
Den heer Wilmer wil ik doen opmerken, dat, waar er zoo
groot onderscheid is onder degenen, die ondersteuning krijgen,
het moeilijk gaat te zeggen, dat die of die categorie in den
winter het slechtst af is. Er zijn bouwvakarbeiders, die altijd
seizoen-slapte hebben, doch in den zomer zeer veel geld ver
diend hebben en toen voor brandstoffen hebben gezorgd.
Om in het algemeen te zeggen, dat in den winter de
ondersteuning moet worden verhoogd, is niet juist.
De heer van Stralen. M. d. V. Ik heb niet het minste
bezwaar tegen het voorstel van den heer Heemskerk om mijn
voorstel in handen van Burgemeester en Wethouders testel
len om praeadvies, maar ik zou toch nog een vraag willen
stellen aan Burgemeester en Wethouders, waar zij zich niet
hebben uitgesproken over de wensehelijkheid van een maat
regel in het belang der werkloozen en alleen bezwaren van
formeelen aard naarvoren hebben gebracht. Ik neem aan, dat
zij met ons van meening zijn, dat het gewenscht moet worden
geacht iets voor de werkloozen te doen. Mijn voorstel bedoelt
dan ook niet om juist in dezen vorm iets te bereiken voor
de werkloozen en, als Burgemeester en Wethouders meenen
mijn voorstel in den vorm, waarin het thans is gegoten, te
moeten ontraden, dan ben ik bereid met een voorstel van
anderen aard te komen, strekkende om de brandstoften in
natura te geven.
De heer Bots. M. d. V. De meening van Burgemeester
en Wethouders is, dat de uitkeeringen, welke thans gegeven
worden, alle omstandigheden in aanmerking genomen, de
maxima zijn, welke de gemeente kan geven, zoodat wij moeten
ontraden om voor de brandstoffen extra toeslagen te verleenen.
Het voorstel van den heer Heemskerk wordt voldoende
ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraad
slaging uit.
l)e beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van den heer Heemskerk wordt in stemming
gebracht en met 14 tegen 12 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren van Hamel, Meijnen, Splinter,
Oostdam, Wilbrink, Stijnman, Huurman, Sanders, Eerdmans,
Pera, Bots, Mulder, Sijtsma en van der Lip.
Vóór stemmen: de heeren Kooistra, Piekaar, Groeneveld,
van Eek, Bisschop, mevrouw DubbeldemanTrago, de heeren
Heemskerk, Wilmer, Eikerbout, van Stralen, Knuttel en
Kuivenhoven.
De Voorzitter. Ik zal thans het voorstel van den heer van
Stralen in stemming brengen.
De heer van Stralen. M. d, Y. Ik wil mijn voorstel