466
MAANDAG 27 NOVEMBER 1922.
Wat betreft het voorstel van den heer van Stralen om
dit adres te stellen in handen van Burgemeester en Wet
houders om praeadvies, moet ik doen opmerken, dat het
praeadvies thans mondeling is gegeven. Ik zou den heer van
Stralen willen aanraden de Handelingen en Ingekomen Stuk
Nummer 230 van 1919 eens na te lezen en geeft dan hetgeen
de heer Mulder heeft medegedeeld hem aanleiding op de
zaak terug te komen, dan kan hij altijd nog een interpellatie
aanvragen, maar een praeadvies is niet meer noodig.
De werktijd is gebracht op de hoogte, welke is vastgesteld
geheel overeenkomstig onze rnededeeling in Ingekomen Stuk
Nummer 230 van 1919 aan den Raad, en wij hebben dat
zelfs nog maar op proef gedaan, omdat wij eerst willen zien
hoe de zaak loopt. Aan den Raad kan daaromtrent later wel
een rnededeeling worden gedaan, maar het opleggen van de
55-urige werkweek is volkomen in orde en wij hadden daar
den Raad volstrekt niet mede in kennis te stellen. De brand-
wachts hebben totdusverre een korteren diensttijd gehad dan
wij hun hadden kunnen opleggen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik heb uit de betoogen vernomen,
dat Burgemeester en Wethouders volkomen in hun recht
zijn, maar het heeft mij toch getroffen, dat slechts voor deze
ééne groep van werklieden in dienst van de gemeente de
verlenging van den werktijd is toegepast. Door u zijn ver
schillende groepen genoemd, voor welke de 55-urige werk
week kon worden toegepast.
De heer Heemskerk. De politie heeft die ook!
De heer Sijtsma. Die heeft altijd buiten de algemeene
regeling gestaan.
Indien ook voor de andere groepen van werklieden een
langere werktijd was ingevoerd, zou het den brandwachts
niet zooveel hebben kunnen schelen, maar nu zij de eenigen
zijn hebben zij er bezwaar tegen.
De Voorzitter. De brugwachters, die een 52J-urige werk
week hebben, hebben die reeds lang; ook de verpleegsters
van Endegeest werken langer dan 45 uren per week. Zoo
zijn er meerdere categorieën, ook bij het Rijk, voor wie een
uitzondering is gemaakt. Die categorieën, welke Burgemeester
en Wethouders wenschen uit te zonderen, hebben zij genoemd
en zij hebben daarvan aan den Raad rnededeeling gedaan.
De heer Sijtsma. De brandwachts zijn dus» in gunstiger
conditie geweest dan waarin Burgemeester en Wethouders
krachtens het Raadsbesluit hen hadden kunnen brengen.
De Voorzitter. Ja juist. Het eenige waarover geklaagd zou
kunnen worden ik wil dat eerlijkheidshalve zeggen is
dit, dat zij in de uren, gedurende welke de menschen zouden
kunnen zeggen, dat zij recht hebben om stil te zitten, eenige
lichte werkzaamheden moeten verrichten, hetgeen geschiedt
om te voorkomen, dat zij in de nachtelijke uren in slaap
vallen. Indien die uren tot den werktijd werden gerekend,
zou er van eenige overschrijding van de 55-urige werkweek
sprake kunnen zijn. Zooals ik reeds gezegd heb, de brandwachts
hebben totdusverre een voordeel genoten en daaraan komt nu,
omdat de omstandigheden er toe leiden, een einde.
De heer van Stralen. M. d. V. Hetgeen u daar het laatst
zeide zal ongetwijfeld juist zijn, maar ik mag aannemen, dat
ook de bepalingen der Arbeidswet bedoelen, dat de 45-urige
werkweek van toepassing is op hen, die wacht- of waak-
diensten verrichten.
Nu zijn de brandweerlieden in dat Raadsbesluit wel ge
noemd, maar het is toch de vraag, of hunne bezigheden
vallen onder de bepaling, volgens welke een 55-urige werk
week is toegestaan. U spreekt over lichte bezigheden, maar u
weet, dat er onder de brandweerlieden verschillende vaklieden
zijn, er zijn schilders onder, een timmerman en een smid, en
men heeft mij verzekerd, dat. die menschen ook tijdens de
nachtelijke uren hun gewone ambachtsbezigheden verrichten.
Als dit zoo is, dan is de betreffende bepaling der Arbeidswet
op hen toepasselijk.
Mijnheer de Voorzitter, u hebt het over een 55-urige
werkweek, welke de wet zou toelaten, maar ik doe opmerken,
dat die menschen een samengestelden dienst hebben en dat
in één van de 3 weken hun werktijd niet is 55 uren maar
595 uur. Ik heb den dienstrooster gezien en daarop staat,
dat in de eene week de diensttijd is 45 uren, in de tweede
week 48 en in de derde week 59.5 uur. Dat is in elk geval
in strijd daarmede.
De heer Mulder. Ik begrijp het niet. Die menschen moesten
erg dankbaar zijn, dat zij niet noodeloos door den comman
dant geplaagd zijn met een langere werkweek, want zij waren
eigenlijk verplicht langer dienst te doen; maar zij zijn daartoe
niet geprest, omdat het niet noodig was. Alleen toen de tijd
daartoe aanbrak heeft men van het verleend recht, waarvan
die menschen vooruit goed op de hoogte waren, gebruik
gemaakt en hun arbeidstijd verlengd.
Nu moest men niet zeggen: die brandwachts moeten daar
werken, smidswerk doen, en dergelijke. Dat is onzin. Zij
moeten eens een ladder afschrappen, een schut of afdeeling
wat schilderen, enz. Moeten die menschen dan daar als doode
pieren zitten? Wij zijn allen dankbaar als wij nachtdienst
hebben, op welke wijze ook, zelfs bij het verzorgen van zieken,
als wij althans iets kunnen doen.
De heer van Stralen. Daartegen maken ze geen bezwaar!
De heer Mulder. Ze zouden geen bezwaar maken, als er
overuren betaald werden. Dan lijdt de gezondheid niet, maar
anders wel!
Men moet afwachten, of de proef al dan niet gunstig uitvalt.
Het is best mogelijk, dat er alsnog eenige verandering in de
regeling zal komen, maar ik zou ook gaarne zien, dat een
man als de heer van Stralen dien menschen toch eens. aan
het verstand bracht, dat zij ook in hun eigen belang moeten
medewerken om verbetering aan te brengen en dat ze zich
niet als gedweeë knechtjes er bij moeten nederleggen als het
bestuur van de organisatie zegt: ik waarschuw u, dat ge
geen regeling ontwerpt. Er moet toch discipline in de
wereld zijn.
De beraadslaging wordt gesloten waarna zonder hoofde
lijke stemming overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter
wordt besloten.
5°. Bezwaarschriften tegen aanslagen in het schoolgeld
Middelbaar en Hooger onderwijs.
Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wethou
ders om praeadvies.
6°. Voorstel van den heer van Stralen, in zake het verleenen
van een toeslag voor brandstoffen ad ƒ1.per week aan
werklooze hooiden van gezinnen en kostwinners.
Dit voorstel luidt als volgt:
»Ondergeteekende stelt den Raad voor: gedurende den winter,
te beginnen 1 December, van gemeentewege een toeslag voor
brandstoffen te verstrekken van ƒ1.per week,
a. aan werklooze hoofden van gezinnen en kostwinners,
welke ondersteuning ontvangen van het Burgerlijk Armbestuur
of Steuncommissie.
b. aan werklooze hoofden van gezinnen en kostwinners,
welke uitkeering ontvangen uit de werkloozenkas en ten minste
6 weken in 1922 werkloos geweest zjjn, voor zoover aan dien
toeslag behoefte bestaat."
J. J. v. Stralen.
Leiden, 25 November 1922.
Het voorstel van den heer van Stralen wordt voldoende
ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraad
slaging uit.
De Voorzitter. Ik stel voor dit voorstel onmiddellijk te
behandelen.
De heer Heemskerk. M. d. V. Ik zou het beter achten,
dat wij omtrent dit voorstel praeadvies van Burgemeester en
Wethouders kregen. Het lijkt mij toe, dat wij niet van alle
onderdeelen voldoende op de hoogte zijn om ten aanzien van
een dergelijke zaak thans een beslissing te kunnen nemen.
De Voorzitter. De heer Bots wil dit voorstel liever dadelijk
in behandeling brengen. Indien de heer van Stralen het heeft
toegelicht en de heer Bots het heeft besproken, kunt u nog
zien of er termen aanwezig zijn om voor te stellen het in
handen van Burgemeester en Wethouders te stellen om
praeadvies.
De heer van Stralen. M. d. V. Ik wensch te beginnen
met op te merken, dat, zooals te begrijpen is, de oorzaak
van de indiening van dit voorstel is gelegen in het intreden
van den wintertoestand en ook verband houdt met het feit,
dat in den zomer de werkloozen met een hooger bedrag
werden ondersteund dan op dit oogenblik het geval is. In
den zomer ontvingen zij 15.J- 1.50 voor elk kind en
nu is dat door de Regeering teruggebracht tot 13 50 -|-
1.50 per kind. Wij staan vóór den winter en het is be
grijpelijk, dat daaraan onvermijdelijk nieuwe kosten, in ver
band met vuur en licht, verbonden zijn. Nu meende ik, dat
er alle aanleiding voor den Raad was om in dit verband de
nooden van de werklooze arbeiders en hun gezinnen, vooral