486 MAANDAG 27 NOVEMBER 1922. persoon, juist omdat wij wilden gaan reorganiseeren. In zulk een geval is het moeilijk om sollicitanten te gaan oproepen. Ik heb aan den heer Kooistra te danken, dat ik nu begrijp wat er zit achter dien hevigen tegenstand tegen ons voorstel. Men wil dat, omdat aan de Lichtfabrieken misschien ontslag dreigt van jongeren, een hoogere ambtenaar van die fabrieken benoemd wordt in deze betrekking; dan komt er daar schot en kan een van de jongere ambtenaren in dienst blijven. Maar als er eens een ambtenaar aan de Lichtfabrieken was even geschikt als de heer van Resteren en hij zou voor deze functie in aanmerking komen, dan zou hij ook een vaste aanstelling moeten hebben; als hij benoemd werd, zooals ons voornemen is ten aanzien van den heer van Resteren, dan zou hij, indien hij later niet vast aangesteld zou worden, er mede zitten. Men ontkent dit, maar het is toch zoo, want in zijn oude functie zou die ambtenaar toch niet meer herplaatst kunnen worden. Hoe wil men iemand gaan benoemen in een betrek king van Markt- en Havenmeester en hem tevens handhaven in zijn oude betrekking? Dat gaat toch niet. De heer Groeneveld zegt: de heer van Resteren is een onbescheiden sollicitant geweest. Dat is niet zoo. Ik heb ver scheidene andere sollicitatie's gezien. Maar wij kunnen niet iemand tijdelijk benoemen om hem dan weder over eenigen tijd in zijn oude functie te herplaatsen, want die is natuurlijk intusschen weder vervuld. Ik heb verschillende personen hiervoor bij mij gehadgezag voerders van de koopvaardij, menschen, die zich aanboden wegens slechten gang van zaken, enz., misschien zeer geschikte personen, en ik heb gezegd: wij zouden u die functie tijdelijk kunnen opdragen, maar als de reorganisatie haar beslag krijgt, is het mogelijk dat ge weder ontslag krijgt. Met dit voor uitzicht kunnen we toch geene benoeming doen! De heer Wilbrink is er voor, dat wij iemand nemen uit een andere gemeentelijke betrekking en zeggenge kunt het tegelijk met uw andere werk doen; ge komt op proef er in. Nu meent hij, dat men voor deze functie noodig heeft iemand met administratieve bekwaamheden; maar daaruit blijkt, dat hij weinig kijk heeft op den aard van deze functie. De administratieve bezigheden kunnen .evengoed door den eersten klerk van den heer Romanesko gedaan worden. Dat is de hoofdzaak niet. Hoofdzaak is de markt. Als de functie van zoo weinig beteekenenden aard was, dan hadden wij geen directeur noodig; dan konden wij het wel met een klerk af. De zaak is volkomen onpartijdig opgevat, maar het is onmogelijk om een ambtenaar van een anderen tak van dienst in deze functie te plaatsen voor zekeren tijd, geheel los, want dan raakt zoo iemand zijn betrekking kwijt. Men kan niet iemand in zekere betrekking benoemen, terwijl hij dan tevens in een andere betrekking blijft. Ieder verstandig mensch kan begrijpen, dat zoo iets niet gaat. De sollicitatie heeft er niet mede te maken. Wij hebben ge zegd: op die en die voorwaarden komt die mijnheer in lossen dienst en wij zullen hem de functie geven zooals wij voorstellen. De gemeente kan er niets kwaad pmede. De bedoeling is, dat afgeschaft wordt de betrekking van adjunct-directeur en ernstig zal overwogen worden den titel terug te brengen tot Markt- en Havenmeester; verder zal één van de havenrecher cheurs best gemist kunnen worden. De gemeente staat ten opzichte van den heer van Resteren zoo los, dat, als de reorganisatieplannen bekend zijn, het zeer wel mogelijk is, dat een oproeping plaats heeft. De heer Romanesko dat ben ik met den heer Groeneveld eens zou veel moeilijker zelf die reorganisatieplannen heb ben kunnen ontwerpen. Hij heeft in een tijd, dat men niet zoo op het geld keek, de uitbreiding van den dienst in de hand gewerkt, te goeder trouw en de heer Romanesko ver dient alle lof voor de wijze, waarop hij zijn taak heeft ver vuld. Nu kan men wel zeggen, dat men tevoren hem om advies had kunnen vragen, maar het ontslag kwam betrek kelijk onverwacht en niet tijdig genoeg om de zaak nog objectief te kunnen bezien. Op den persoon van den heer van Resteren wil ik niet komen. Ik ga er niet van uit, dat wij niet een ander zouden kunnen krijgen, maar wij verkeeren met den heer van Resteren in de voordeelige positie, dat wij iemand kunnen krijgen, van wien wij los staan. Wat zijn leeftijd betreft, deze heeft geen gevolgen van financieelen aard, want hij is eerst in gemeentedienst geweest, daarna in Rijksdienst en nu komt hij weer in gemeentedienst; dat loopt over één pensioenfonds. Wat den adjunct-directeur betreft, is ons verweten, dat wij dien benoemd hebben in die functie. Neen, dien heeft de Raad benoemd, denkelijk op aanbeveling van Burgemeester en Wet houders, die dan weer de aanbeveling van den heer Romanesko hebben gevolgd. Ik laat dit punt echter verder rusten. De heer Sijtsma heeft eenigszins met een sneer gezegd: dat bezuinigen wordt een beetje een paskwil. Dat hebben de heeren van Burgemeester en Wethouders niet kunnen merken, want de bezuiniging is van Burgemeester en Wethouders uitgegaan. Het wordt feitelijk een persoonlijke kwestie. Men wil name lijk op de meest vreemdsoortige manier een ambtenaar benoe men, wien men een losse aanstelling wil geven en tevens het recht wil toekennen om later weer naar zijn vroegere betrekking terug te gaan, als het hem niet bevalt. Men zal echter toch iemand anders in zijn plaats moeten benoemen, tenzij men die betrekking niet meer zou willen vervullen, maar dat is toch in het algemeen ondenkbaar. Als die ambtenaar de benoeming te goeder trouw aannam en hij werd later niet definitief benoemd, zou men hem een leelijke kool hebben gestoofd. Zooals ik vanmiddag reeds zeide, dit plan is door Burge meester en Wethouders absoluut te goeder trouw opgemaakt met de bedoeling om te bezuinigen. De bezuiniging, welke de heeren verlangen, is geheel ons idee; ik heb dat duidelijk gezegd. Wat de kwestie van den titel van Markt- en Haven meester betreft, er bestaat, voorzoover ik thans kan beoor- deelen, denkelijk geen bezwaar tegen om aan den nieuwen functionaris dien titel te geven. Thans de verschillende voorstellen. Het meest verkeerd vind ik dat van den heer Eikerbout, dat luidt: »De Raad, van oordeel, dat als bezuinigingsmaatregel de functie van directeur van den Markt- en Havendienst dient te worden op geheven, noodigt Burgemeester en Wethouders uit bij de reorganisatieplannen daarmede rekening te houden." Ik vat de woorden «directeur van den Markt- en Haven dienst" op als: «chef van dienst", want anders is het voorstel van geen gewicht. Wij moeten in eik geval een chef van dienst hebben, die er wat van weet. Op het moment is het toch noodig, afgezien van de kwestie van de reorganisatie, dat de dienst loopende wordt gehouden. Daarvoor is toch iemand noodig. De heer van Resteren heeft dit boven anderen voor, dat hij, om het zoo uit te drukken, met de straat bekend is. Hij heeft vroeger, toen hij hier bij de politie werk zaam was, altijd straatdienst gehad. Hij is ook met de brug wachters bekend, kortom, hij kan beter dan iemand anders deze functie waarnemen. Zou er geen chef zijn, dan kunnen Burgemeester en Wet houders de verantwoordelijkheid niet meer dragen. Men zou evengoed kunnen zeggen schaf af de betrekking van directeur van het Slachthuis, de betrekking van directeur der Licht fabrieken, enz. Dat gaat natuurlijk niet en ik wil ook den heer Eikerbout in overweging geven zijn voorstel in te trekken. Het voorstel van den heer Wilbrink luidt: «Ondergeteekende stelt voor punt 20 van de agenda aan te houden; Burgemeester en Wethouders uit te noodigen om aan de Lichtfabrieken, een onderzoek in te stellen of daar niet iemand is te vinden die de betrekking van Directeur van den Markt- en Havendienst tijdelijk waar kan nemen.'' Ik heb reeds gezegd, het is niet de quaestie van tijdelijk waarnemen. Wanneer iemand in deze functie wil optreden, zooals wij voorstellen ten aanzien van den heer van Resteren, dan moet hij alleen daarvoor aangewezen zijn en zijn andere betrekking moet hij verlaten. Hij kan niet tegelijkertijd beide functies waarnemen. Het voorstel van den heer Groeneveld luidt: «De Raad verzoekt Burgemeester en Wethouders zoolang de reorganisatie van den Markt- en Havendienst nog niet tot stand is gekomen, dezen dienst gaande te houden met aan wezig Gemeentepersoneel", Ik weet niet, hoe dat gaande houden met «gemeente- personeel" zou moeten gaan. De heer Sijtsma stelt voor: «Ondergeteekende geeft in over weging het voorstel in zake de tijdelijke opdracht van de functie van Directeur van den Markt- en Havendienst, zooals dit is omschreven in No. 359 der Ingekomen Stukken niet aan te nemen, maar Burgemeester en Wethouders uit te noodigen met bekwamen spoed een reorganisatie van dezen dienst te ontwerpen en bij den Raad aanhangig te maken en intusschen den heer Romanesko te verzoeken tot zoolang zijn functie te blijven waarnemen of, zoo deze daartoe onverhoopt niet genegen mocht zijn, op andere wijze een tijdelijke rege ling te treffen." Dit is eigenlijk wat wij voorstellen, niets anders; wij gaan zelfs nog iets verder, want wij beoogen een volkomen losse regeling. Wij stellen niet voor om iemand te benoemen, maar om ons te machtigen de functie van Directeur van den Markt en Havendienst met ingang van 1 Januari a.s. voorloopig tijdelijk aan iemand op te dragen. Ran het losser? Er wordt niet voorgesteld iemand te benoemen tot directeur, maar wel hem tijdelijk de functie van Directeur op te dragen; dat is geheel iets anders. Vóórdat de reorganisatie tot stand gekomen is, moeten wij den naam bepaald noemen, omdat die in alle verordeningen staat. Wat mij persoonlijk betreft kan men desnoods tot chef van dienst maken den Ontvanger of den Inspecteur der gemeentebelastingen, maar ik moet daarnaast hebben een practisch man op de straat, die van den dienst

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 24